Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 07/03/2006
Vraag om uitleg van mevrouw Marijke Dillen tot de heer Frank Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de resultaten van het onderzoek naar storend gedrag in de klas
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, de titels in vele Vlaamse kranten van 8 februari waren bijzonder onrustwekkend:?Eén leerling op vijf vindt pesten normaal´,?Pestgedrag laat te veel leerlingen onverschillig´,?Iemand uitlachen is heel gewoon!´. Deze titels waren het gevolg van de resultaten van een onderzoek, uitgevoerd door Caleidoscoop, het tijdschrift van de vrije Centra voor Leerlingenbegeleiding, naar moeilijke klassen. Gemakkelijke klassen zijn klassen waar zowel leerlingen als leraren weinig bronnen van ergernis hebben. In moeilijke klassen stoort iedereen zich.
Het onderzoek werd gevoerd in dertig klassen van het 3e jaar secundair onderwijs, zowel in ASO, TSO als BSO. De onderzoekers peilden naar de achtergronden van storend gedrag. Tien van die dertig klassen worden zowel door de leerlingen zelf als door de leerkrachten bestempeld als moeilijk. Tien andere worden door beide partijen als gemakkelijk ervaren. Vijf klassen noemen zichzelf gemakkelijk maar krijgen van de leerkrachten het etiket moeilijk. In vijf andere klassen is het net andersom.
De bevraging van deze leerkrachten en leerlingen leidt tot verrassende vaststellingen. Hoe leerkrachten een klas bestempelen, is van doorslaggevend belang voor het welbevinden van de leerlingen. Als de leerkrachten menen dat een groep moeilijk is, voelen de leerlingen zich duidelijk minder goed ongeacht hun gevoel over die klas. De kijk van de leerkrachten op de klas is duidelijk van fundamenteel belang voor het welbevinden van de leerlingen. Blijkbaar stralen de leerkrachten hun visie op de klas onbewust uit naar de leerlingen.
Leerkrachten die een klasklimaat als verzuurd aanvoelen, zien bovendien vaak tekorten in het schoolsysteem. Ze voelen zich weinig gesteund door directie, zien nauwelijks of te traag vernieuwingen, vinden dat de informatiedoorstroming niet vlot verloopt enzovoort. Opvallend is ook dat het gedrag dat door alle leerkrachten onveranderd als negatief wordt beschouwd, dat voor leerlingen niet noodzakelijk zo is. Dit heeft hoofdzakelijk betrekking op het pesten. Het is heel verontrustend dat een vierde van de leerlingen in moeilijke klassen vindt dat er met pesten niets aan de hand is. Zelfs in de zogenaamd gemakkelijke klassen vindt 17 percent dat pesten er gewoon bij hoort. Ook tussenbeide komen wanneer iemand gepest of uitgelachen wordt, wordt als negatief ervaren. Iemand uitlachen of iemand iets tegen zijn zin laten doen, is blijkbaar voor vele leerlingen gaan horen bij het leven van alledag.
Volgens de onderzoekers, die zelf verrast waren door deze cijfers, bereik je met antipestacties op school dus één op vier leerlingen niet omdat die het niet vanzelfsprekend vinden dat er iets aan wordt gedaan. Ze stellen dat er blijkbaar een soort van pestmoeheid bij de leerlingen is opgetreden. Zowel in moeilijke als in gemakkelijke klassen wordt pestgedrag niet zomaar afgekeurd. Leerkrachten gaan er dus best niet van uit dat iedereen het eens is met de stelling dat pesten niet kan. Deze bevindingen zouden de scholen ook best meenemen in hun pestactieplannen.
Mijnheer de minister, wat is uw reactie op de resultaten van dit onderzoek? Komen er initiatieven van u aangaande het vastgestelde gedrag van de leerkrachten naar gelang zijn voorkeur of afkeer tegenover de klas? Het is toch wel verontrustend dat wanneer leerlingen zichzelf goed voelen in een bepaalde klas maar het gevoel hebben dat de leerkracht hen als moeilijk aanziet, de houding van de leerlingen over hun eigen klas aanzienlijk kan wijzigen. Gaat u aandacht besteden aan deze problematiek bij uw aangekondigde hervormingen van de lerarenopleiding?
De vaststellingen betreffende de houding van de leerlingen rond pesten zijn verontrustend. Ik heb zonet gehoord dat daaromtrent bepaalde initiatieven zullen worden genomen. Hebt u al initiatieven genomen om meer aandacht te besteden aan deze problematiek? Komt deze ook aan bod bij de aangekondigde hervorming van de opleidingen, zeker gezien de duidelijke waarschuwingen van de onderzoekers zoals ze die geformuleerd hebben in hun besluiten?
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitter, geachte leden, het onderzoek waarvan sprake werd uitgevoerd door de onderzoeksgroep van Caleidoscoop, het tijdschrift van de vrije Centra voor Leerlingenbegeleiding die ressorteren onder de Vrije-CLB-Koepel vzw. De onderzoeksgroep werkte hiervoor nauw samen met het VVKSO. Het is een onderzoek op eigen initiatief, en Caleidoscoop is daarmee niet aan zijn proefstuk toe: eerder publiceerde het al verschillende onderzoeksrapporten over welbevinden van leerlingen in het secundair onderwijs en de problematische overgang van secundair naar hoger onderwijs. Ik benadruk dat dit onderzoek niet gebeurde in mijn opdracht. Ik heb, net als u, voorlopig enkel weet van de resultaten van dit onderzoek door wat ik in de pers heb kunnen lezen. Ik voel mij niet geplaatst om nu al op deze resultaten te reageren, en zeker niet om het onderzoek te evalueren.
Naar ik begrijp, is het de bedoeling van de onderzoekers geweest om door dit onderzoek de eigen werking te verbeteren en tools te verzamelen waarmee school en CLB moeilijk gedrag in de klas effectief kunnen aanpakken. Ik voel mij dan ook niet geroepen om, zonder gedegen kennis van dit onderzoek, allerlei acties aan te kondigen. De opzet van het onderzoek bewijst mijns inziens trouwens de bereidheid van de sector om op dit vlak aan zelfevaluatie en bijsturing te doen. De VCLB toont hiermee aan haar opdracht om schoolondersteunend te werken, ernstig te nemen. Ook het VVKSO bewijst in deze samenwerking de scholen te willen ondersteunen in het effectief reageren op maatschappelijke ontwikkelingen. Het congres van 8 februari 2006, eveneens op eigen initiatief, zie ik daarbij als een vorm van valoriseren en sensibiliseren. De ruime aandacht in de pers, en nu ook van het parlement, bewijst dat in dit opzet is gelukt.
Wat de specifieke competenties van leerkrachten betreft, bereid ik momenteel een actualisering voor van de basiscompetenties. Daarin zal zeker aandacht gaan naar de vaardigheden die een leerkracht moet hebben om storend gedrag in de klas te voorkomen of aan te pakken. Bovendien sluit mijn recente initiatief om elke beginnende leerkracht aanvangsbegeleiding te bieden door een mentor, hierbij aan. De meer ervaren leerkracht kan de nieuwe leerkracht laten kennismaken met de cultuur van de school en fungeren als aanspreekpunt bij problemen.
Ik deel absoluut uw mening dat de problematiek van pesten onze aandacht verdient. Als minister van Onderwijs en Vorming wil ik vooral ondersteunend werken en met allerlei initiatieven de problematiek in de aandacht houden. Ik som er enkele op. De ontwikkelingsdoelen en de eindtermen voor sociale vaardigheden, gezondheidseducatie en opvoeden tot burgerzin zetten scholen aan om jongeren kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes bij te brengen, die hen in staat moeten stellen om uit te groeien tot gezonde volwassenen die in staat zijn om op een efficiënte en constructieve manier in de maatschappij te participeren. Hoe en in welke mate scholen deze inhouden bij leerlingen aanbieden, is hun vrijheid en verantwoordelijkheid. Niettemin moeten ze aantoonbare inspanningen leveren. De onderwijsinspectie controleert dit.
In het verleden werd het Steunpunt Grensoverschrijdend Gedrag op School opgericht. Slachtoffers van pesten en mensen uit hun omgeving kunnen er terecht. Vaak worden ze doorverwezen naar een geschikte instantie of persoon, maar het steunpunt heeft ook de mogelijkheid om, indien dat door een partij gewenst is, informeel op het terrein te bemiddelen. Voorts organiseert het steunpunt vorming om de deskundigheid van directies, leerkrachten, vertrouwenspersonen en preventieadviseurs op scholen te verhogen.
Samen met het Steunpunt Grensoverschrijdend Gedrag, geleid door de vzw Limits, werd destijds het beleidsplan ter preventie en bestrijding van geweld, pesten en ongewenst seksueel gedrag op school ontwikkeld. De map werd gratis aan de scholen verspreid en is ook te downloaden via de website van Onderwijs. De map reikt een stappenplan aan voor verschillende probleemscenario´s.
Momenteel werkt het steunpunt samen met andere organisaties binnen het Vlaams OverlegPlatform Pesten aan de organisatie van de antipestweek die enkele weken geleden, namelijk van 20 tot 24 februari, plaatsvond. Elk jaar opnieuw belonen we bij de uitreiking van de?pesten-dat-kan-niet-prijs´ een aantal scholen met hun aanpak. In vele scholen in Vlaanderen krijgen immers heel wat projecten gestalte die de aandacht voor de problematiek van antisociaal gedrag creatief levendig houden. Om pesten op scholen bespreekbaar te maken en/of te houden tussen jongeren onderling en tussen jongeren en hun leerkrachten, werd in het najaar 2004 aan de scholen een dvd met de kortfilm?Jour de gloire´ ter beschikking gesteld.
Ten slotte zullen we de goedepraktijkvoorbeelden bij ons en internationaal opsporen, inventariseren, duidelijk communiceren en promoten. Met die doelstelling werd de Vlaamse Gemeenschap alvast partner in het internationale OESO-project International Network on School Bullying and Violence. Dit netwerk wil initiatieven die pesten en geweld op school aanpakken, bekend maken en stimuleren. Het eerste resultaat van deze samenwerking is de website die dienst doet als platform waarop de participerende landen informatie over hun beleid, wetenschappelijk onderzoek en voorbeelden van good practice kunnen uitwisselen.
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister.
Ik heb niet willen suggereren dat dat onderzoek in uw opdracht werd uitgevoerd. Ik weet op welke wijze het tot stand is gekomen. De resultaten van het onderzoek over de houding en uitstraling van leerkrachten zijn interessant voor de geplande hervorming van de lerarenopleiding. Het valt te betreuren dat de negatieve houding van leerkrachten gevolgen heeft voor de leerlingen, hun studiegedrag en hun gevoel van wel- of onbehagen. Dat moet absoluut worden vermeden.
De voorzitter: Het incident is gesloten.