Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 30/06/2005
Interpellatie van de heer Rudi Daems tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het onderzoek naar de relatie tussen milieu en gezondheid bij pasgeborenen in Vlaanderen
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de zorgwekkende resultaten van het biomonitoringonderzoek
De voorzitter: Aan de orde is de interpellatie van de heer Daems tot de heer Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het onderzoek naar de relatie tussen milieu en gezondheid bij pasgeborenen in Vlaanderen, met daaraan toegevoegd de vraag om uitleg van mevrouw Van den Eynde tot minister Peeters, over de zorgwekkende resultaten van het biomonitoringonderzoek.
De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil even stilstaan bij de zorgwekkende resultaten van de biomonitoring. Ik schets niet opnieuw de hele voorgeschiedenis van de totstandkoming van het project, de proefgebieden, de doelgroep en dergelijke.
Met de biomonitoring werd een vrij ruim en ambitieus onderzoeksproject opgezet door de vorige ministers van Leefmilieu en Gezondheid. De resultaten over de pasgeborenen vormen de eerste deelresultaten. Volgend jaar worden de resultaten over tieners en volwassenen bekendgemaakt. Ik ga voornamelijk in op de resultaten en ik wil peilen naar wat u politiek en beleidsmatig met die resultaten wenst te doen.
De resultaten bevestigen alleszins dat er verschillen zijn tussen de acht onderzochte gebieden voor wat de milieuvervuiling in het menselijke lichaam betreft. Ik som enkele markante bevindingen op.
Vergeleken met het buitenland hebben Vlaamse baby´s een hoger gehalte aan cadmium. Ook u noemde dat vrij zorgwekkend in uw reactie op de resultaten.
Positief is de afname van dioxineachtige stoffen en chloorhoudende verbindingen. Allicht is dat te danken aan het beleid tegenover verbrandingsovens, non-ferro en PCB-houdende apparaten.
Astma komt frequenter voor in de stedelijke gebieden Antwerpen en Gent en de ruime omgeving ervan.
In de Antwerpse agglomeratie vinden we, in tegenstelling tot de Gentse regio, verhoogde gemiddelde waarden voor dioxineachtige stoffen, PCB en HCB of hexachloorbenzeen. Gentenaren zitten echter voor cadmium boven het gemiddelde. Voor Antwerpen wordt er uiteraard een link gelegd met de aanwezige chemische industrie in de haven. Het patroon uit de meetresultaten van de meetposten van onder meer de VMM (Vlaamse Milieumaatschappij), wordt in de biomonitoring bevestigd.
Opvallend is de verlaagde waarde voor persistente pesticiden in de Limburgse fruitstreek, zoals DDE, een afgeleid product van DDT, en HCB in de Limburgse fruitstreek.
Enkele gekende, historische blackpoints duiken opnieuw op zoals Olen en Menen+. Ondanks een lagere deelname aan het onderzoek in deze zones, is er toch duidelijk sprake van verhoogde waarden. Dat is het geval voor cadmium in Olen en voor chloorhoudende verbindingen en lood in Menen+.
De zone Albertkanaal heeft een verhoogde waarde voor DDE.
Het landelijke referentiegebied kent relatief verhoogde waarden voor bijna alle onderzochte parameters. Merkwaardig is de ruime en algemene aanwezigheid van bijvoorbeeld persistente pesticiden als DDE en HCB, die nochtans al lang bij wet verboden zijn.
Zeer markant in de resultaten is dat vrouwen met hogere gehalten aan hormoonverstorende stoffen zoals dioxines, PCB en HCB, meer gebruik moeten maken van vruchtbaarheidsbehandelingen om zwanger te worden.
Er bestaat een samenhang - ik zeg niet?een causaal verband´ - tussen hogere gehalten aan lood en de melding van astma en hooikoorts.
Mijnheer de minister, deze greep uit de resultaten is zorgwekkend en moet aanzetten tot onmiddellijke actie. Ik heb wat zitten grasduinen in de persteksten en in de beleidsaankondigingen. U kondigt een zogenaamd stappenplan aan. Ik stel echter vast dat het vooral gaat om het voortzetten van dingen waarmee u al bezig bent. Op zich is dat geen probleem, maar er is ook nood aan een hogere versnelling. Wat meer ambitie is nodig, zeker op het vlak van een meer gebiedsgerichte aanpak, zoals voor de zone Antwerpen - haven en agglomeratie -, als op het vlak van het algemene milieubeleid.
Gebiedsgericht willen we in de eerste plaats focussen op de stedelijke gebieden. Verhoogde astma wijst op de noodzaak aan acties inzake luchtverontreiniging. Ik verwijs nogmaals naar de noodzaak aan een actieplan?fijn stof´. Fijn stof is immers de drager van onder meer dioxines en PCB´s. Het dringt door tot in het diepst van onze longen. In Roeselare en Haren bij Brussel werd de wettelijke grenswaarde van 35 dagen ondertussen overschreden. Deze ochtend heb ik gekeken op de website van Ircel (Intergewestelijke Cel voor het Leefmilieu). Antwerpen bevindt zich heel dicht bij de grenswaarde van 35 dagen, Ruisbroek zit aan 34 dagen, Hoboken aan 32 en Borgerhout aan 33. Gent en Zelzate zitten respectievelijk aan 31 en 30 dagen waarin de grenswaarden voor fijn stof werden overschreden.
We vragen bijzondere aandacht voor Antwerpen. De hogere waarden voor chloorhoudende verbindingen wijzen op een relatie met de aanwezige chemische industrie. HCB wordt bijvoorbeeld uitgestoten bij de productie van solventen en mogelijk is het ook een restproduct van de kunststofproductie. Het is nuttig om de aanwezige producten en productieprocessen te screenen op basis van mogelijke gezondheidseffecten. We moeten ook durven kijken naar de effecten van nieuwe stoffen op onze gezondheid, zoals het gebruik van vlamvertragers in bijvoorbeeld computers en textiel. Duurzame chemie mag geen holle slogan zijn.
Natuurlijk stoten we met deze biomonitoring ook op de zogenaamde blackpoints, zoals Olen en Menen+. Daar bevestigen de resultaten wat we eigenlijk al wisten en vreesden. Daar is het geen kwestie meer van verder onderzoek, maar van onmiddellijke sanering op het terrein.
Ook inzake algemeen milieu- en gezondheidsbeleid is er werk aan de winkel. Er moeten vervolgonderzoeken zijn en u kondigt die ook aan. Die moeten gebeuren naar zowel nieuwe stoffen als naar andere mogelijke gezondheidseffecten. Het is bijvoorbeeld zeer merkwaardig dat persistente chloorhoudende pesticiden zoals DDT en hexachloorbenzeen, die nota bene al tientallen jaren bij wet verboden zijn, nog zo manifest aanwezig zijn in het menselijk lichaam. Dit bevestigt de noodzaak van vervolgonderzoek naar bijvoorbeeld pesticiden die vandaag nog frequent worden gebruikt en hopelijk minder persistent zijn. We stellen voor dat de budgetten voor Milieu en Gezondheid in de volgende begroting minstens verdubbelen.
Mijnheer de minister, binnenkort komt u voor België op de voorzittersstoel terecht inzake het EU leefmilieubeleid. Dit is belangrijk omdat u het debat rond REACH kunt aantrekken. Ik heb begrepen dat premier Blair in het najaar op dit vlak een doorbraak wil forceren. Het is belangrijk dat u een ambitieuze houding aanneemt om dat REACH-programma overeind te houden, ondanks alle lobbying.
Mijnheer de minister, het is belangrijk dat er ten gronde over dit dossier wordt gedebatteerd. Welke vervolgonderzoeken zult u gelasten, buiten de lopende biomonitoring naar tieners en volwassenen? Zal er bijvoorbeeld onderzoek gebeuren naar de herkomst van DDE en naar nieuwe chemische stoffen zoals vlamvertragers? Een logische vervolgvraag is of er meer financiële middelen komen voor milieu en gezondheid.
Inzake cadmium zijn er enkele gekende regio´s. Gaat u de saneringsacties daar versnellen? Nu blijkt dat er in heel Vlaanderen te veel cadmium wordt opgestapeld met de klassieke problemen op de gezondheid tot gevolg, zoals nierinsufficiëntie. Wat zult u doen om deze opstapeling te beperken naar de totale bevolkingsgroep? Inzake lood is er een mogelijk verband met astma, en bijgevolg ook fijn stof. Meer dan 2 percent van de Vlaamse kinderen heeft te veel lood in het bloed volgens de WHO-richtwaarden. Wat zult u doen om de loodbelasting te doen dalen? Wanneer mogen we het actieplan fijn stof verwachten?
Welke houding zult u aannemen in de discussie over REACH? In hoeverre kan deze unieke biomonitoring worden gebruikt in de discussie, bijvoorbeeld in de bewijslast pro of contra bepaalde chemische stoffen? Welk beleid zult u voeren om hormoonverstorende stoffen terug te dringen, gezien de regionale verschillen bij vrouwen om zwanger te worden?
Gaat u in overleg treden met de havenindustrie om te bespreken welke bron- of outputgerichte maatregelen mogelijk zijn? Overweegt u de invoering van gebiedsgerichte verstrenging van bijvoorbeeld luchtkwaliteitsdoelstellingen? Kunt u een inschatting geven van de toename van de luchtvervuiling eens de afvoer van de containers van het Deurganckdok - naar schatting 5000 extra vrachtwagens per dag - op volle capaciteit draait?
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, vanaf de opstart van het Steunpunt Milieu en Gezondheid ben ik bijzonder ge?nteresseerd naar de relatie tussen milieu en gezondheid. Dit steunpunt werd tijdens de vorige legislatuur opgericht onder impuls van het Vlaams Parlement via een resolutie. Het werd belast met een aantal onderzoeken die het beleid moeten ondersteunen. Op die manier kunnen maatregelen worden genomen om oorzakelijke verbanden tussen milieu en gezondheid te vermijden.
Recent werden de resultaten bekendgemaakt van een deel van het biomonitoringonderzoek, namelijk het onderzoek bij pasgeborenen waarbij navelstrengbloed werd onderzocht op schadelijke stoffen veroorzaakt door het milieu. In dit onderzoek werden een aantal aandachtsgebieden onderzocht, zoals de omgeving van verbrandingsovens, de havens, Olen, de fruitstreek en enkele landelijke gebieden. Het is me niet duidelijk of dat nulgebieden zijn.
De resultaten zijn zorgwekkend. Bij Vlaamse baby´s zouden hogere cadmiumwaarden zijn aangetroffen dan in het buitenland en in het navelstrengbloed van de Antwerpse pasgeborenen zitten meer PCB´s, dioxines en een stof gebruikt voor pesticiden. Overigens zouden de Antwerpse mama´s vooral klagen over astma.
Ik heb minister Vervotte ook ondervraagd over dit onderzoek. Zoals ze zei, is het geen vijf voor twaalf, maar wel vijf na twaalf. De tijd van handelen is aangebroken.
De resultaten van dit onderzoek moeten leiden tot concrete initiatieven, tot het leggen van oorzakelijke verbanden en een concrete aanpak. De aanpak inzake normering van bijvoorbeeld de verbrandingsovens hebben duidelijk aangetoond dat er in het verleden wel degelijk een verband kon worden gelegd tussen de uitstoot van de verbrandingsovens en de aanwezigheid van dioxines in het lichaam van de omwonenden. Sinds de normering strenger is en er minder dioxine-uitstoot is, is ook de hoeveelheid dioxine in het bloed van de omwonenden gedaald.
Mijnheer de minister, ik hoop te vernemen dat u bereid bent om initiatieven te nemen. Een krant stelde dat u probeerde om de cijfers te minimaliseren en te nuanceren. Ik geloof echter niet altijd wat in kranten staat. Ik vernam van minister Vervotte dat u samen een brongericht beleid zult voeren. Op welke manier wilt u dat invullen? Bent u van mening dat deze onderzoeksresultaten een nieuwe verontreinigingsbron hebben aangetoond of waren alle bronnen al gekend? Bent u van mening dat er enkel een doelgericht beleid moet worden gevoerd om de gekende verontreinigingen aan te pakken? Meent u dat de huidig geldende milieunormen door de gecontesteerde sectoren nageleefd worden of meent u dat het toezicht hierop versterkt zou moeten worden? Bent u van mening dat voor een aantal van deze sectoren die mogelijk verantwoordelijk zijn voor de vervuiling, de normering strenger moet worden? Zo ja, voor welke sectoren?
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil me aansluiten bij de vorige sprekers, althans in die zin dat de resultaten van het biomonitoringonderzoek nu gekend zijn en dat er beleidsopties aan moeten worden gekoppeld. Als ik het goed heb, werd dit opgestart ten tijde van minister Demeester, wat aantoont dat dit voor ons een heel belangrijke problematiek is.
Uit het onderzoek blijkt dat er heel wat vervuilende stoffen zijn aangetroffen in het bloed van moeders en pasgeborenen. Dikwijls gaan de hoeveelheden zelfs boven de grens van de Wereldgezondheidsorganisatie. Het gaat om dioxines, cadmium en lood. Milieugerelateerde gezondheid is een van de prioriteiten van het regeerakkoord. Ik heb er alle vertrouwen in dat er concrete beleidsmaatregelen zullen volgen. Deze week is minister Vervotte ook over deze problematiek ge?nterpelleerd. Het is nodig dat u samen met haar een beleid uitstippelt.
Ik wil nog een opmerking maken aan de heer Daems. Ik heb de voorzitster van Groen! gehoord op de regionale televisie AVS over deze aangelegenheid. Het verwondert me enigszins dat u haar bekommernissen hier niet vertolkt. Het verwondert me trouwens ook dat ze hier vandaag niet aanwezig is om rechtstreeks de minister daarover vragen te stellen. Ze verklaarde dat volgens haar de slechte resultaten in de Gentse Kanaalzone samenhangen met het feit dat er een historische bodemverontreiniging is. Ik heb dat niet gehoord in uw betoog, mijnheer Daems. De voorzitster van Groen! viel ook uit naar de huidige minister van Leefmilieu omdat de budgetten voor de sanering van de historische bodemverontreiniging drastisch zouden zijn verlaagd. Ik begrijp niet goed waarom u nu die link niet legt. Daarom wil ik vragen aan de minister of er volgens hem een verband is met de historische bodemverontreiniging, of zijn er andere nieuwe bronnen voor de vervuiling in het bloed van de moeders en de pasgeborenen?
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit me aan bij de vorige sprekers. Ik zal het niet meer hebben over de budgetten van de bodemsanering, want dat onderwerp komt hier elke commissievergadering aan bod. De resultaten van het onderzoek van het Steunpunt Milieu en Gezondheid zouden tot ongerustheid moeten aanzetten en met een zekere voortvarendheid de bronnen moeten doen aanpakken die deze milieuvervuiling hebben veroorzaakt. Het zijn resultaten die slaan op de blootstelling, namelijk wat we in het lichaam van mensen aan milieuvervuilende stoffen meten.
Om een goede aanpak van de bronnen mogelijk te maken, moeten we die resultaten leggen naast die van milieu-emissies en de milieukwaliteit, en moeten we nagaan in hoeverre er een overlapping is met de milieudruk, meer bepaald de emissie-inventaris van wat er bij de VMM bekend is aan lozingen in lucht, water en bodem. Er moet een?overlay´ worden gemaakt van al die resultaten: waar meten we welke verhoogde concentraties in het menselijk lichaam, waar vinden we verhoogde concentraties van bepaalde polluenten in de verschillende compartimenten lucht, water en bodem en waar meten we een hoge druk van verontreiniging? Die?overlay´ moet kunnen aantonen welke bronnen verantwoordelijk zijn voor welke effecten en zouden ons moeten aanzetten om die bronnen effectief te saneren.
Ik ben het er met de vorige sprekers mee eens dat dat onderzoek van het Steunpunt Milieu en Gezondheid voortgezet en uitgebreid zou moeten worden, niet alleen op het vlak van te meten stoffen, waarbij prioriteit moet worden gegeven aan stoffen die toxisch persistent en bioaccumuleerbaar zijn. Zoals gezegd, worden er immers nog stoffen teruggevonden die al lang verboden zijn, zoals DDT. Vele van die stoffen breken zeer traag af. Dioxines hebben een halfwaardetijd van 50 jaar. Dat betekent dat dioxines die in ons milieu zitten, er 50 jaar over doen om gehalveerd te raken. Daarom is precies de preventieve aanpak in het REACH- programma over de Europese strategie ten aanzien van stoffen, van cruciaal belang, waarbij men wil voorkomen in plaats van genezen.
De biomonitoring moeten we niet alleen uitbreiden naar stoffen maar ook naar regionale clusters van activiteiten waarrond biomonitoring wordt opgezet. Nu gebeurt dat rond verbrandingsovens, non-ferrobedrijven en industriegebieden zoals de Gentse kanaalzone en het havengebied. We moeten ook kijken naar de gezondheidseffecten in de buurt van stortplaatsen, omdat onderzoek wijst op verhoogde geboorteafwijkingen. Dat moet verder worden onderzocht, alsook de omgeving van spaanderplatenindustrieën en schrijnwerkerijen, waar vaak illegaal spaanderplaatafval wordt gebruikt. Daar zijn vaak gezondheidsklachten over. Die platen worden met formaldehyde geproduceerd. De solventen verbranden niet altijd volledig en komen dan vrij. Daarom verdient het aanbeveling om ook die plaatsen in het onderzoek over de biomonitoring te betrekken.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: De eerste resultaten van het onderzoek bij pasgeborenen zijn ernstig. We moeten daar accuraat op reageren. We moeten die cijfers doortastend, maar zonder te overdrijven, beoordelen.
De biomonitoring is heel belangrijk. Het oorzakelijk verband moet snel duidelijk worden, zodat we dat kunnen aanpakken. De stuurgroep zal na het zomerreces het faseplan verder uitwerken. In de eerste fase zullen de gemeten waarden worden geëvalueerd. In de tweede fase, die snel daarna moet volgen, moeten we bepalen welke de oorzaken zijn van de afwijking van de gemeten waarde. Als het gaat over lokale bronnen, moet de werkgroep die identificeren.
Die fasen worden doorlopen in samenwerking met een panel van deskundigen en - waar nodig en nuttig - met een jury, om zo snel mogelijk beleidsvoorstellen te doen en actie te ondernemen om de oorzaken weg te nemen.
Het probleem van DDT, eigenlijk van het metaboliet DDE, is de vraag of het historisch is of van recente herkomst. Het product DDT is inderdaad al jaren verboden in Vlaanderen. Het onderzoek daarnaar zal in de eerste fase gebeuren. We zullen zo snel mogelijk een plan opmaken om dit aan te pakken.
Onderzoek wijst uit dat het probleem van vlamvertragers heel ingewikkeld is. Dat maakt het uitwerken van een beleid hierover heel complex. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat we dit niet moeten doen. We moeten dan ook doortastend optreden en een langetermijnvisie ontwikkelen.
Het onderzoek zal worden voortgezet. Het is niet mijn verdienste maar die van mijn voorgangers dat Vlaanderen een voortrekkersrol speelt in de biomonitoring. We moeten die rol blijven spelen en zelfs nog versterken met de steun van de Europese Commissie. We zijn daar volop mee bezig. Door die steun kunnen we de middelen hiervoor verdubbelen.
Ik zal erover waken dat de nodige financiële en personele middelen voor milieu en gezondheid ook in de komende jaren zullen worden vastgesteld. We moeten dit probleem hoogdringend aanpakken, de cijfers goed duiden en de oorzaken aanpakken. De eerste vergadering van de stuurgroep is gepland na het zomerreces.
In het kader van de cadmiumproblematiek werd in Olen een convenant afgesloten met Umicore. Voor Menen werd een actieplan opgesteld door de vorige regering, dat grotendeels werd uitgevoerd. Op basis van een reeks onderzoeken werden raadgevingen geformuleerd in verband met de voedingsgewoonten voor de bewoners van de verontreinigde zones. Mijnheer Daems, ik zal u een volledig overzicht bezorgen van de ondernomen acties in het kader van de cadmiumproblematiek op die twee plaatsen.
Het faseplan is belangrijk, omdat we met een overlegd plan de cadmiumproblematiek en de gemeten opstapeling van cadmium moeten aanpakken. Het opleggen van normen en de handhaving ervan voor de huidige gekende bronnen van cadmiumverontreiniging, en de mogelijke bodemsaneringsacties bij gelokaliseerde historische sterke verontreinigingen, dragen ertoe bij dat de hoeveelheid cadmium in het milieu - die door mensen kan worden opgenomen - niet toeneemt. Hopelijk zal de hoeveelheid verminderen.
Mijnheer Daems, u legt een verband tussen de aanwezigheid van lood en astma. U weet dat er een nieuwe grenswaarde voor lood is opgenomen in de eerste dochterrichtlijn luchtkwaliteit 1999/30/EG. De nieuwe grenswaarde trad in werking op 1 januari 2005. Hoge waarden, in de buurt van de grenswaarden, worden vastgesteld in Hoboken en Beerse. Dat is te wijten aan de aanwezigheid van non-ferro-industrie. Ondertussen loopt een specifiek bodemsaneringsplan voor de Antwerpse regio rond Hoboken. Op dit moment wordt uitgezocht hoe de sanering precies kan worden uitgevoerd met zo weinig mogelijk hinder voor alle bewoners. Voor de vermindering van de opname van lood zal ik met minister Vervotte een preventief gezondheidsplan verder uitwerken.
Voor de overschrijding van de norm voor fijn stof in het meetjaar 2002 werd een saneringsplan opgemaakt. Daarin werden een aantal generieke maatregelen opgenomen. Omdat de hoge concentraties fijn stof in heel Vlaanderen voorkomen, vormt de ontwikkeling van een algemeen Vlaams fijn stof plan een belangrijke prioriteit. Ik ben volop bezig met de afronding van dat plan. Door de ernst van de situatie, namelijk het doordringen van fijn stof in de longblaasjes, met alle negatieve effecten, zal ik dat zo snel mogelijk afwerken.
Mijnheer Daems, als ik me niet vergis is 70 percent van het fijn stof in Vlaanderen afkomstig van buiten Vlaanderen, maar dat wil niet zeggen dat we niet doortastend moeten handelen. Met het actieplan fijn stof zullen we dat ook doen.
U hebt terecht opgemerkt dat ik het genoegen heb in de tweede helft van dit jaar het REACH-dossier te mogen opvolgen. REACH behandelt een belangrijke problematiek. We moeten ijveren voor een ambitieuze invulling, vooral van het substitutiebeginsel. Als er andere, minder schadelijke producten zijn met dezelfde eigenschappen of effecten, moeten ze worden gebruikt. We gaan er wel van uit dat hierbij rekening wordt gehouden met het kostenelement.
Er wordt terecht de nadruk op gelegd dat het REACH-dossier een belangrijke stap voorwaarts moet zijn, ook voor Vlaanderen. We zullen er op Europees niveau alles aan doen om de REACH-verordening ambitieus in te vullen. In de biomonitoringscampagne werd bij een eerste inschatting vastgesteld dat moeders van baby´s met hogere gehalten aan endocrien verstorende stoffen, in dit geval PCB´s, dioxineachtige stoffen en HCB, meer problemen met vruchtbaarheid vermelden.
Het eindrapport van de studie?Identificatie van indicatorsoorten voor impact van endocrien verstorende stoffen/hormonale stoorstoffen´, uitgevoerd in opdracht van de cel Milieu en Gezondheid, is goedgekeurd en vrijgegeven.
Op basis van de resultaten van deze studie en de resultaten van de biomonitoringscampagne zal begin juli 2005, in een overlegvergadering met alle betrokkenen van de overheid en de wetenschappelijke experts, het vervolgtraject van beleidsinitiatieven omtrent endocriene verstoring uitgestippeld worden. Ook hiervoor wordt dus een heel concrete actie op touw gezet om een en ander in te kleuren en op te stellen.
Cijfers tonen aan dat de door de havenindustrie gerealiseerde reducties van luchtemissies aanzienlijk zijn. In de plan-MER van de langetermijnvisie?havens´, werd berekend dat de door havens gegenereerde transporttrafiek slechts een beperkt deel van de totale mobiliteit in Vlaanderen betekent. Er bestaan vandaag weinig argumenten om te pleiten voor een gebiedsgerichte verstrenging van de luchtkwaliteitsdoelstellingen. Een dergelijk beleid moet op Europees niveau bepaald worden omdat de luchtproblematiek natuurlijk niet ophoudt aan de grenzen van de lidstaten. Er moet voldoende aandacht worden besteed aan het behalen van de algemene luchtkwaliteitsnormen over het hele Vlaamse grondgebied.
Eenmaal het Deurganckdok op volle capaciteit draait, zal het een toename van het vrachtwagenverkeer met zich meebrengen. Door de overheid werden de voorbije jaren al serieuze inspanningen geleverd om de containers van het Deurganckdok via het spoor en de binnenvaart af te voeren. Deze mogelijke nieuwe bron van verontreiniging beperkt zich tot de problematiek van de mobiliteit en luchtverontreiniging. We zullen de zaak zeker verder opvolgen.
Mevrouw Van den Eynde, de vragen over de aanpak heb ik al beantwoord. Ik heb het gehad over de eerste en tweede fase van het stappenplan. Het is van erg groot belang om de oorzaak van de verontreiniging duidelijk te lokaliseren en er de juiste beleidsvoorstellen bij te formuleren.
Het gebruik van DDT en HCB is sinds de jaren zeventig verboden in ons land. Het is heel eigenaardig, maar toch vinden we restanten van deze stoffen terug in het navelstrengbloed. Er moet worden nagegaan hoe dat in hemelsnaam mogelijk is.
De emissies van de zware metalen cadmium en lood zijn vooral afkomstig van de non-ferro-industrie in Vlaanderen. Het is positief dat de emissies dankzij de aangehouden inspanningen momenteel zeer laag zijn. De naleving van de normen wordt verder opgevolgd.
De milieukwaliteitsnorm voor lood in zwevend fijn stof, of PM10, die geldt vanaf 2005, werd voor het kalenderjaar 2004 op één meetpunt overschreden: in Beerse. De belangrijkste bijdrage tot de concentraties daar zijn de emissies van een non-ferrobedrijf. De afdeling Milieu-inspectie maande de exploitant van dit bedrijf aan om dringend een saneringsplan te starten voor de beperking van de diffuse emissies. Ook dat wordt verder opgevolgd.
Op gebied van dioxines werden er het voorbije decennium zware inspanningen geleverd om te komen tot een doorgedreven emissiebeperking. Die inspanningen hebben reeds effect. We merken verlaagde gehaltes in hoevemelk en dergelijke.
Voor de beperking van de PCB-vervuiling verwijs ik naar het verwijderingsplan voor PCBhoudende apparaten. Naar aanleiding van de eerste vaststellingen te Menen voerde de afdeling Milieu-inspectie in 2004 een sectoraal onderzoek uit, waarbij onder meer bij een reeks shredderinstallaties een beduidende emissie van PCB´s werd vastgesteld, zowel via de schouwen als via diffuse verspreiding. De exploitanten van die installaties werden aangemaand om de nodige aanpassingen te doen.
Op al die domeinen zijn er al acties geweest. De afdeling Milieu-inspectie heeft de nodige actieplannen gevraagd aan bepaalde bedrijven en volgt alles op.
De resultaten van de biomonitoring bij pasgeborenen zijn heel belangrijk. We zullen met de nodige doortastendheid handelen. We zullen werken aan de hand van een goede kennis en van goed materiaal. We zullen overleg plegen met deskundigen. Eventueel zullen we ook werken met een jury om er absoluut zeker van te zijn dat we de juiste maatregelen nemen tegen de juiste sector of het juiste bedrijf. We zijn ook volop bezig met REACH en met het fijnstofactieplan met het oog op een verbetering van de bekendgemaakte resultaten.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u hebt gelijk dat we niet aan overacting mogen doen. In uw antwoord voel ik echter ook weinig bereidheid tot doortastendheid. U stelt voornamelijk dat u met een aantal dingen bezig bent. Het zijn zaken die ofwel door uw voorgangers ofwel door u werden opgestart. Ik heb de indruk dat het?business as usual´ is.
Voor fijn stof en voor REACH geef ik u het voordeel van de twijfel. Daarover moeten we verder praten na het zomerreces. Ik hoop dat er tegen die tijd een actieplan is. Ondertussen zal het aantal meetpunten voor fijn stof waar de waarden worden overschreden, zeker stijgen - zeker met een warme zomer in het verschiet.
Hetzelfde geldt voor lokale bronnen. U stelt dat er een en ander aan de gang is in Olen, Hoboken en Menen. Het is natuurlijk goed dat u de lopende acties verder uitwerkt, maar toch is er behoefte aan een versnelling, aan een hoger tempo. Bijvoorbeeld voor cadmium volstaat het niet om alleen de lokale bronnen aan te pakken. Het is gebleken dat cadmium een Vlaams probleem is. We moeten onderzoeken wat de oorzaak is. Voor een stuk zal die kunnen worden gerelateerd aan voeding. We moeten nu aan de slag gaan en iedereen in Vlaanderen, niet alleen de mensen in de buurt van de?hotspots´, duidelijk maken dat er iets moet worden gedaan in verband met de opname van cadmium in voedsel.
Voorlopig stuurt u een en ander door naar de stuurgroep die in september 2005 van start zou gaan. In uw beleidsnota schrijft u dat er een moeilijke ruimtelijke en economische context is. Dat klopt en noopt ons volgens mij tot een hogere versnelling. Ik heb de indruk dat een aantal zaken worden verdronken in stuurgroepen. Uw antwoord is voor mij enigszins teleurstellend.
Het verschil tussen de havengebieden van Antwerpen en Gent is duidelijk. Antwerpen is trouwens een van de grootste clusters van chemische industrie ter wereld. Het zou interessant zijn om extra nadruk te leggen op dat gebied, zowel inzake de chloorhoudende verbindingen, als op het vlak van de mobiliteit, want er zal de komende maanden en jaren heel wat veranderen door het Deurganckdok. Een aantal conclusies van de biomonitoring in de Antwerpse agglomeratie worden ook bevestigd door milieumetingen.
Mevrouw Schauvliege, ik kan thuis de regionale televisiezender AVS niet ontvangen en ik volg het doen en laten van mijn voorzitter niet elke dag. Ik weet dus niet wat ze heeft gezegd, maar als ze een pleidooi heeft gehouden voor extra middelen voor bodemsanering, dan kan ik haar woorden alleen maar ondersteunen. De heer Martens merkte op dat herhaling misschien werkt. We hebben in deze commissie al 27 keer gezegd dat er in Nederland 200 miljoen euro is voor bodemsanering en hier 10 miljoen euro. Ik hoop dat er meer geld komt.
Ik kondig alvast een motie aan.
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik bedank u voor uw antwoord. In tegenstelling tot de heer Daems ben ik er wel tevreden mee. Ik vind het goed dat u niet onbezonnen te werk gaat. U moet heel doortastend optreden, maar dat moet zeker gebeuren in overleg met een stuurgroep die de juiste gegevens naast elkaar kan leggen en bekijkt hoe we een brongericht en doelgericht beleid kunnen voeren. Het is niet nodig dat u vandaag al vertelt hoe u de individuele bedrijven wilt aanpakken. We moeten eerst kijken wat mogelijk is en hoe we een oplossing kunnen bieden.
Ik heb begrepen dat VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek) in samenwerking met uw administratie en met de administratie Gezondheid werk zal maken van een stappenplan. U had het over:?een zeer snel oorzakelijk verband´. Hoe snel denkt u dat het oorzakelijke verband kan worden aangetoond?
Tijdens de vorige legislatuur werd het Steunpunt Milieu en Gezondheid opgericht door het Vlaams Parlement. Ik zou het heel graag, in samenwerking met de commissie voor Welzijn, mee kunnen sturen en een aantal beleidsinitiatieven mee kunnen ontwikkelen. We zijn immers allemaal bekommerd over de relatie tussen milieu en gezondheid. Die relatie moet ons uitgangspunt vormen. Ik wil er echt op aandringen om de commissie nog een keer bijeen te roepen.
Ook ik kondig een motie aan.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, ook ik kondig een motie aan vanuit de meerderheid.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, de heer Daems heeft me niet goed begrepen. Ik ben geen kieken zonder kop. Wie maatregelen neemt, moet eerst de oorzaken heel goed kennen. Er zijn twee niveaus. Er is het algemene niveau waaronder het beleid en REACH vallen. Het andere niveau bestaat eruit om de oorzaken aan te pakken die hebben geleid tot het cijfermateriaal. Ik heb het volste vertrouwen in de academici en deskundigen die ons vertellen hoe we de zaken moeten aanpakken. Ik zal doortastend werken en er zeker op aandringen dat de oorzakelijke verbanden zo snel als mogelijk worden gelegd, zodat de nodige initiatieven en beleidsmaatregelen kunnen worden genomen.
Mijnheer Daems, als u het hebt over?business as usual´, dan hebt u niet goed naar mijn antwoord geluisterd. Ik heb een aantal bijkomende elementen en acties opgesomd. Ik wil eerst?facts and figures´ en heel duidelijk weten hoe de deskundigen een en ander interpreteren. Dat vraagt nog even tijd maar de resultaten die daarna dankzij de goede beleidsmaatregelen zullen worden geboekt, zullen meer efficiënt en doortastend zijn dan maatregelen die nu plots zouden worden gelanceerd, waarvan het oorzakelijke verband niet is aangetoond en waarmee dus mogelijk op de verkeerde wordt geschoten.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, als we ons verdrinken in de causaliteitsdiscussie, dan zullen er allerlei afwegingen in wetenschappelijke studies komen die elkaar tegenspreken. Er is nog zoiets als het voorzichtigheidsbeginsel en er is ook nog zoiets als het voorzorgsbeginsel. Een aantal van de bekendgemaakte cijfers bevestigen wat we al weten, zeker voor bepaalde gebieden in Vlaanderen.
Zo is het al lang geweten dat heel Limburg, maar zeker het noorden van die provincie, de helft van de Kempen en een heel stuk van Nederland gewoon te zwaar belast zijn met een diffuse verontreiniging met zware metalen zoals cadmium. Het is dan toch niet meer nodig om te zoeken naar de causaliteit? Studies uit het begin van de jaren tachtig toonden de vervuiling al aan. Na een toch wel vrij grondig onderzoek tussen de relatie van vervuilende stoffen en gezondheid bij pasgeborenen, zijn er nu toch extra argumenten om een tandje bij te steken.
Minister Kris Peeters: We willen geen bijkomende studie. We zullen de resultaten samen met deskundigen bekijken om te zien wat de oorzaken ervan zijn. Het is niet aan het kabinet om uit het cijfermateriaal een oorzaak te halen. Ik moet me daartoe baseren op de mening van de deskundigen. Ik herhaal dat het dus niet om een bijkomende studie gaat.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door de heer Daems, door mevrouw Van den Eynde en door de meerderheid werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.