Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 28/06/2005
Interpellatie van mevrouw Mieke Vogels tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de resultaten van de biomonitoring bij pasgeboren baby's
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de zorgwekkende resultaten van het biomonitoringonderzoek
De voorzitter: Aan de orde is de interpellatie van mevrouw Vogels tot mevrouw Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de resultaten van de biomonitoring bij pasgeboren baby's, met daaraan toegevoegd de vraag om uitleg van mevrouw Van den Eynde tot minister Vervotte, over de zorgwekkende resultaten van het biomonitoringonderzoek.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels: Mevrouw de minister, Vlaanderen is bevoegd voor de preventieve gezondheidszorg. Dat wil zeggen dat we aan primaire en secundaire preventie moeten doen. De primaire preventie is altijd het beste, namelijk voorkomen dat iemand ziek wordt. Secundaire preventie is het zo snel mogelijk opsporen. Het absolute doel van iedereen is ervoor zorgen dat we niet ziek worden.
Tot de vorige legislatuur beperkte het voorkomingsbeleid, het beleid om niet ziek te worden, zich in hoofdzaak tot een aantal campagnes en maatregelen die wezen op het leefpatroon, op het eetpatroon van mensen en die mensen duidelijk maakten dat wanneer ze rookten, te vet aten of te weinig bewogen, ze meer kans hadden op een aantal ziektes.
In de voorbije decennia wordt het steeds duidelijker dat het niet alleen de individuele patronen zijn die ziekteverwekkend zijn, maar ook een aantal omgevingsfactoren. Het meest bekend van de laatste decennia is de relatie tussen asbest en kanker, waar duidelijk werd aangetoond dat mensen die in een omgeving werken met veel asbestvezels, een significant verhoogd risico hebben om longkanker te krijgen. Ook het gevaar van dioxines en PCB's is duidelijk bewezen.
De vorige regering startte daarom met een grootscheeps programma 'milieu en gezondheid'. Wat dat betreft staan we aan de top in Europa, eigenlijk normaal omdat we in een zeer drukke regio wonen, die last heeft van zeer veel milieuvervuilende elementen.
Mevrouw de minister, daarom hebben we een onderzoek biomonitoring opgestart, wat betekent dat we de milieuvervuiling binnen in de mens gaan meten. Tot nu toe wisten we wel hoe groot de milieuvervuiling in de lucht, in het water en in de bodem was, maar wisten we niet hoe vervuilende stoffen, bijvoorbeeld zware metalen, zoals cadmium en PCB's, zich opgeslagen hadden in het menselijk lichaam. Vandaar een eerste reeks onderzoeken in 8 gebieden, waar telkens 200 pasgeborenen, jonge tieners en volwassenen onderzocht worden in een aantal agglomeraties waarvan we denken, of waar onderzoek duidelijk gemaakt heeft dat er een verhoogde aanwezigheid is van een aantal milieuvervuilende componenten die een invloed kunnen hebben op de volksgezondheid.
Op 16 juni werden de eerste resultaten van deze biomonitoring bekendgemaakt. Ze waren een bevestiging van wat we al vreesden, namelijk dat bijvoorbeeld het gebied waar de moeder de laatste 5 jaar voor ze zwanger werd, gewoond heeft, invloed heeft op de stoffen die aanwezig zijn in de navelstreng. Er zijn binnen in de mens overal verhoogde waarden waargenomen, soms tegen een norm waarvan de Wereldgezondheidsorganisatie gewag maakt dat er nu wel een gezondheidsrisico optreedt.
De resultaten zijn op zijn minst zorgwekkend te noemen. Vergeleken met het buitenland hebben Vlaamse kinderen een hoger cadmiumgehalte in het bloed. Het onderzoek bevestigt ook de stelling dat astma veel vaker voorkomt in stedelijke gebieden zoals Antwerpen en Gent. Dat heeft uiteraard te maken met de densiteit van het verkeer. Vlaanderen is voor een groot stuk een transportschakel.
Ik weet niet of u uitgenodigd bent voor de plechtige opening van het Deurganckdok, mevrouw de minister, maar andere collega's van u zijn blijkbaar vergeten. Ik heb zelf ook geen uitnodiging gekregen.
Mevrouw Marijke Dillen: Die moeten nog verstuurd worden.
Mevrouw Mieke Vogels: Het Deurganckdok betekent dat het vrachtwagenverkeer in Antwerpen met 25 percent zal toenemen. U kent de situatie in Antwerpen. U weet wat een muur van vrachtwagens, die permanent vuil stof de lucht in blazen, er nu al op de Antwerpse ring staat. In de toekomst zal de vervuiling als gevolg van toenemend verkeer in de Antwerpse regio nog toenemen. U moet zich daar als minister van Volksgezondheid zorgen over maken, omdat daardoor ook het aantal kinderen dat astma krijgt, zal toenemen.
Ook zorgwekkend zijn de verhoogde waarden voor PCB's en HCB's. Dat komt overeen met metingen die de Vlaamse Milieumaatschappij in de rest van de omgeving gedaan had. We zien die nu ook binnen in de mens. Opvallend is ook de verlaagde waarde voor persistente pesticiden, vooral in de Limburgse fruitstreek. Er zijn enkele gekende zwarte punten zoals Olen en Menen, waar cadmium- en chloorhoudende verbindingen en lood significant hoger zijn. Ik zou zo nog een tijdje kunnen doorgaan.
Ik weet wel dat het moeilijk is om op basis van deze metingen onmiddellijk een verband te leggen tussen de aanwezigheid van die stoffen in het bloed en de directe aanleiding om een bepaald ziektepatroon te ontwikkelen. In elk geval bevestigen deze resultaten dat we verder onderzoek nodig hebben om te zien hoe stoffen zich opstapelen in het menselijk lichaam, in welke mate die een hoger gezondheidsrisico veroorzaken en wat we in de toekomst kunnen doen om de schadelijke stoffen in de omgeving te laten afnemen.
Mevrouw de minister, tot nu toe hebben we wat dit onderzoek betreft, weinig van u gehoord.
Het was vooral uw collega van Milieu, minister Peeters, die het woord voerde in de pers. Het enige wat er over de minister van Volksgezondheid is gezegd, is dat zij de LOGO's zou versterken door ze uit te rusten met medische milieukundigen.
Mevrouw de minister, wat bedoelt u met de versteviging van de LOGO's voor hun taak milieu en gezondheid? Betekent dit dat er extra middelen komen boven op wat de vorige legislatuur beslist is en in uitvoering is? Wat zult u doen om de bevolking in het algemeen en zwangere vrouwen in het bijzonder op een correcte manier in te lichten over de resultaten van het onderzoek? Dat is erg belangrijk omdat het een zeer gevoelig onderzoek is: mensen die zwanger zijn, zijn uiteraard zeer gevoelig voor de gezondheidstoestand van hun toekomstige kind. Aan de andere kant heeft het ook geen zin om uw hoofd in de grond te steken en erover te zwijgen. Ik denk dat een goed afgewogen communicatie hier ongelooflijk belangrijk is. Wat zult u op korte termijn ondernemen om ervoor te zorgen dat de aanwezigheid van PCB's en cadmium in het bloed van pasgeborenen vermindert? Zoals gezegd, zijn dit in Vlaanderen nogal ernstige waarden vergeleken met het buitenland.
Dit onderzoek toont ook het belang aan van het onderzoek naar milieueffecten in de mens. Hoe ziet u de verdere evolutie van het Steunpunt Milieu en gezondheid? Staat u achter de vraag om in de toekomst verder te blijven investeren in dat onderzoek naar milieu en gezondheid?
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, het was reeds in 1998 dat er zware discussies ontstonden omtrent de mogelijke relatie tussen milieu en gezondheid. Vooral de milieuverontreiniging door de Isvag-oven in Wilrijk en de mogelijke schadelijke effecten op de gezondheid van de buurtbewoners waren de aanzet om verder onderzoek te voeren.
Na talloze vergaderingen van de in het leven geroepen parlementaire commissie Milieu en Gezondheid werd door het Vlaams Parlement, door middel van een resolutie, het Steunpunt Milieu en Gezondheid in het leven geroepen. Dit steunpunt, dat onder voogdij staat van de Vlaamse minister van Welzijn, zou een aantal grootschalige gezondheidsonderzoeken opstarten om mogelijke relaties tussen milieu en gezondheid aan te tonen.
Zopas werden de resultaten bekendgemaakt van een specifiek gedeelte van het biomonitoringonderzoek. Het betreft een biomonitoring bij pasgeborenen, waarbij bij ongeveer 1200 baby's navelstrengbloed werd onderzocht. In een latere fase zouden de resultaten van het biomonitoringonderzoek op tieners en jonge adolescenten worden verwacht.
Mevrouw de minister, ik meen dat we kunnen stellen dat de resultaten van de studie zorgwekkend zijn, zoals professor Van Larebeke stelde. Toch meen ik dat de resultaten bevestigen wat al lang werd vermoed. Bij pasgeborenen wonende in één van de risicogebieden, zoals Antwerpen, Gent, de fruitstreek, enkele landelijke gemeenten, de havens, Olen, de regio aan het Albertkanaal en de wijken rond de verbrandingsovens, worden verhoogde waarden vastgesteld van onder meer cadmium, PCB's, dioxines, lood en nog andere schadelijke stoffen.
Deze resultaten bevestigen de reeds eerdere vermoedens dat er wel degelijk een aantal oorzakelijke verbanden kunnen worden aangetoond. Ik wil hierbij één voorbeeld aanhalen. Door de strengere milieunormen inzake de afvalverbrandingsovens is de dioxine-uitstoot teruggedrongen, wat ook merkbaar is in het lichaam van de buurtbewoners. Daarmee bevestigt het onderzoek inderdaad dat er reeds oorzakelijke verbanden konden worden aangetoond tussen een bepaalde verontreinigingsbron en de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in het lichaam van de omwonenden.
We kunnen ons de vraag stellen of in een aantal gevallen het voorzorgsprincipe niet meer moet worden aangewend. In ieder geval geven deze resultaten mijns inziens een zeer belangrijk signaal naar de beleidsvoerder dat er nog inspanningen moeten worden geleverd om verdere aantasting van onze gezondheid te voorkomen, door bijvoorbeeld een aantal normen te verstrengen, maar eveneens een degelijk ruimtelijk beleid te voeren.
Het is echter niet duidelijk of dit onderzoek nieuwe verontreinigingsbronnen heeft aangetoond en op welke manier een aantal onderzoeken zullen worden opgevolgd. Het lijkt me dan ook nuttig om het volledige rapport van het Steunpunt Milieu en Gezondheid eens te bespreken in deze commissie, wanneer alle resultaten bekend zullen zijn. Het steunpunt werd immers opgericht op initiatief van dit Vlaams Parlement en het lijkt me dan ook logisch dat wij als Vlaamse parlementsleden dit zeer belangrijk en nuttig initiatief zouden opvolgen in het belang van de gezondheid van ons allen.
Ik zou dan ook graag een aantal vragen stellen ter verduidelijking. Heeft het onderzoek volgens u een nieuwe verontreinigingsbron aangetoond die verantwoordelijk kan zijn voor de verhoogde waarden die werden vastgesteld in het lichaam van de onderzochte baby's? Op welke manier zult u de bevindingen van het Steunpunt Milieu en Gezondheid aangaande het biomonitoringonderzoek in uw beleidsinitiatieven opnemen, want na al het onderzoek meen ik dat het tijd is om te handelen? Zult u in overleg met de minister van Ruimtelijke Ordening maatregelen nemen om het wonen in de omgeving van mogelijke verontreinigingsbronnen te ontmoedigen?
De voorzitter: Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans: Ik zou kort willen aansluiten met een bijkomende vraag waarbij ik verwijs naar mijn vraag om uitleg die ik in april in deze commissie stelde over de gezondheidsrisico's van afvalstorten. U deelde toen mee dat u uw administratie opdracht had gegeven om op basis van het advies van de Vlaamse Gezondheidsraad beleidsvoorstellen uit te werken. Ik besef dat de hier aangekaarte problematiek heel wat breder is, maar mogelijk zijn ook de aanbevelingen van uw administratie breder.
Mijn vraag is of dat eerste rapport met aanbevelingen reeds door de administratie werd opgesteld en of u melding kunt maken van de voornaamste aanbevelingen daaromtrent?
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Ik denk dat er in ieder geval een duidelijke link is tussen gezondheid en welzijn. Ik denk dat dit iets is dat zeker onze aandacht moet wegdragen, in het verleden, het heden en de toekomst.
We vinden dit vast en zeker een belangrijk thema. Er is werk op heel veel gebieden, want wanneer we te maken hebben met dit thema, hebben we te maken met meten, met weten, met voorkomen, met informeren en met alles wat daarbij komt kijken. Je hebt, zoals in de vraag aan bod kwam, verschillende verantwoordelijkheden in dit domein. Uiteraard met minister Peeters wat betreft leefmilieu, en met anderen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, waar duidelijk ook linken zijn met milieueffecten en waar een breed milieubeleid nodig is. Het is evident dat er een link is tussen milieu en gezondheid en dat die steeds meer aangetoond en bewezen wordt, waardoor er duidelijke maatregelen moeten worden genomen.
De LOGO's zijn reeds versterkt geweest en de medisch milieukundigen zijn momenteel meer dan een jaar op het terrein actief. Zij hebben daar een belangrijke taak als het gaat om de vragen en de noden van burgers en intermediairen: vooral informeren, sensibiliseren, alles wat daarmee te maken heeft, met andere woorden het preventieve dat onder het luik volksgezondheid valt. Zij hebben ook een heel belangrijke taak in de vertaling en verspreiding van de resultaten van deze studie van de biomonitoring, naar zowel de lokale gezondheidsintermediairen als naar de lokale bevolking.
Om te antwoorden op uw vraag of we dit verder moeten uitbreiden: ze zijn nog maar een jaar actief. Ik denk dat we moeten evalueren hoe ze kunnen worden ingeschakeld in preventieve netwerken om te kijken of het noodzakelijk is om verder uit te breiden. We denken dat het vandaag te vroeg is om daarover een beslissing te nemen.
Er werd gevraagd of de mensen op de hoogte worden gebracht. Sowieso zijn alle deelnemers aan de campagne op de hoogte gebracht, maar ook de lokale beleidsverantwoordelijken en de groepen van gezondheids- en milieu-intermediairen hebben een rapport ontvangen. De documenten zijn ook te raadplegen op de website. De best geplaatste personen om de burgers in te lichten over de resultaten zijn de huisartsen. We hebben gisteren nog een goed gesprek gehad met de vertegenwoordigers van de huisartsen om te kijken hoe zij een structurele rol kunnen spelen in ons preventiebeleid. We hebben in het verleden ook afspraken gemaakt dat via artsenkranten een oproep is verschenen waardoor individuele artsen, indien zij het wensen, een rapport over de resultaten konden bekomen. Naast deze initiatieven is er ook een persconferentie geweest, evenals 3 toelichtingsvoormiddagen voor de burgers en intermediairen in Antwerpen, Leuven en Gent. Indien er vraag naar is, kunnen altijd bijkomende infosessies worden georganiseerd. De huisartsenkringen of de wetenschappelijke verenigingen kunnen dat bijvoorbeeld vragen. Er zijn daarom trouwens ook een aantal bijkomende bijeenkomsten gepland. Ten slotte kan men ook rechtstreeks terecht bij de milieukundigen, want het is hun rol om dit rapport verder te verspreiden. Wat betreft de informatie hebben we verschillende mogelijkheden benut via lokale overheden, via onze milieukundigen, via onze preventienetwerken, via de website, via persconferenties, via infosessies, alsook via oproepen zodat mensen de oproepen konden opvragen.
De schadelijke stoffen van PCB's en cadmium staan buiten kijf en zijn zeer duidelijk aangetoond. Ik denk dat het niet 5 voor 12 is, maar 5 na 12. Er moet daadwerkelijk iets worden gedaan aan de belasting van de Vlaming met deze polluenten. In deze studie zijn er geen nieuwe verontreinigingsbronnen aangetoond.
De nieuwe vaststellingen door deze studie moeten we, zoals mevrouw Vogels zegt, verder analyseren. Deze metingen zeggen op zich niets over de oorzaken of de mogelijke bron van bijvoorbeeld PCB's of cadmium. Om klaarheid te krijgen over deze oorzaken ontwikkelde VITO, samen met de leefmilieuadministratie en ook mijn een faseplan. Minister Peeters en ikzelf anticipeerden zo op de resultaten van de meetcampagne en wij hebben via een studie die werd uitbesteed, de opdracht gegeven voor een faseplan om de milieubronnen te kunnen aanduiden. Als we de milieubronnen kennen, kunnen we ze ook wegnemen. Dat is volgens ons de meest adequate aanpak. We moeten natuurlijk preventief werken, maar preventief werken betekent ook zorgen dat de vervuilingsbronnen aangepakt worden. Voor ons is het eerste belangrijke punt een degelijk brongericht beleid voeren. Dit behoort tot de bevoegdheid van minister Peeters, die daarover al verschillende keren werd ondervraagd in de commissie Leefmilieu en die daar ook werk van maakt en met concrete acties naar voren gekomen is en naar voren zal komen.
Vanuit mijn departement is het vooral belangrijk dat er informatie verspreid wordt naar groepen die zich in hogerrisicogebieden begeven. Die informatie kan gaan van allerlei tips om te vermijden dat er blootstelling is en om blootstelling te verminderen. We hebben het over artikels in gemeentebladen, folders van de Vlaamse Gezondheidsinspectie, maar ook over persoonlijke counseling door onze medische milieukundigen.
Voor de gekende probleemzones werden specifieke acties uitgewerkt. Dat was bijvoorbeeld het geval voor Menen. De metingen van het steunpunt bij de Meense moeders bevestigde de aanwezigheid van een lokale PCB-bron. De bron is waarschijnlijk een shredderbedrijf met een Vlaamse vestiging en een site net over de grens in Frankrijk. Het zal dus iets moeilijker worden om daar de bron aan te pakken.
Voor cadmium waren er al een aantal preventiecampagnes en initiatieven in de vervuilde gemeenten in Limburg en Antwerpen. We denken dan aan Hemiksem, Lommel, Balen, Mol, Overpelt en Kruibeke. Momenteel loopt een opdracht om een gelijkaardige campagne op het getouw te zetten voor enkele bijkomende gemeenten, namelijk Wilrijk, Zwijndrecht, Aartselaar, Hoboken en Melsele.
Met betrekking tot preventie is er nog een ander belangrijk element: ook roken is mee verantwoordelijk voor de cadmiumbelasting van onze bevolking. Onze preventiecampagnes rond roken moeten niet alleen werken aan sensibilisering. Het is mijn bedoeling in de toekomst mensen ook te helpen om te stoppen met roken. Ook in het licht van deze studie willen we daar werk van maken.
Onderzoek blijft een constant aandachtspunt. Vlaanderen heeft een voortrekkersrol in Europa inzake biomonitoring. Het is voor mij een belangrijk beleidsinitiatief om het Vlaams Humaan Biomonitoringsprogramma ook na 2006 voort te zetten. Het preventiedecreet verplicht me daaromtrent initiatieven te ontwikkelen, die ik beschouw als een beleidsprioriteit.
In de toekomst zal er een belangrijke nood blijven aan een degelijke en permanente wetenschappelijke beleidsondersteuning, als derde trap van het Vlaams Medisch Milieukundig Netwerk. Na 2006 is verdere ondersteuning nodig. We zullen de werking en evaluatie van het Steunpunt Milieu en Gezondheid op ons nemen. We zullen thematische en andere prioriteiten leggen. We willen ook overleggen met de minister die bevoegd is voor wetenschapsontwikkeling, want ook voor onze sectoren kan heel wat gebeuren inzake wetenschapsondersteuning, en niet altijd met budgetten van Welzijn en Gezondheid.
Alles wat te maken heeft met ruimtelijke ordening is mee opgenomen in de milieu uitvoeringsreglementering van Vlarem, onder andere een aantal verbodsregels voor schadelijke activiteiten in de nabijheid van woongebieden.
Mevrouw Van den Eynde, ik begrijp dat u zegt dat er zeker overleg moet zijn met Ruimtelijke Ordening. Dat gebeurt via Vlarem, maar het is niet onze eerste intentie dat de bewoner moet worden weggenomen van de vervuilingsbron. Eerst moet de vervuilingsbron worden aangepakt. Beleidsmatig willen we vooral daarop focussen, om te weten wat de oorzaken zijn, en om de vervuilingsbronnen zo veel mogelijk aan te pakken en te doen verdwijnen.
Mevrouw Jans, het rapport waarnaar u verwees, is nog niet binnen.
De voorzitter: Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels: Mevrouw de minister, ik ben gelukkig met uw antwoord.
In de pers bleef het een beetje stil, maar uit uw antwoord hoor ik dat u - evenzeer als wij - bekommerd bent over de effecten van het milieu op de gezondheid. U gaat zelfs zeer ver. Met uw antwoord zou de metallurgie in Hoboken al dicht zijn. U zegt dat we de vervuilingsbron moeten wegnemen, maar dat is niet altijd zo simpel.
Ik ben geïnteresseerd in de evaluatie van de werking van een jaar medisch milieukundigen. Het is een experiment, waarvan we de evaluatie misschien best ook hier bespreken.
Mevrouw de minister, ik kondig een met redenen omklede motie aan, maar alleen om u te steunen. Het Steunpunt Milieu en Gezondheid is een initiatief van het parlement. Het zou goed zijn als het parlement dat nog eens kan bevestigen, en u kan steunen om ook na 2006 geld vrij te maken voor milieu en gezondheid.
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mevrouw de minister, uit uw antwoord blijkt dat de tijd van handelen nu wel echt moet komen. Een brongericht beleid moet een oplossing kunnen bieden voor alle problemen die vandaag ter sprake kwamen.
De aangetoonde oorzakelijke verbanden moeten nu eens degelijk worden aangepakt. Het kan niet blijven duren dat we weten waar de oorzaak ligt, maar blijven onderzoeken uitvoeren zonder echt te handelen.
Mevrouw de minister, ik ben geïnteresseerd in de manier waarop u het faseplan zult uitwerken, want dat is nog niet echt duidelijk. U zult met alle ministers overleggen, maar het is nog onduidelijk hoe het faseplan zal worden uitgewerkt.
Ik stel vast dat bijvoorbeeld in Hoboken, op de grens van de bufferzone met Umicore, nog altijd wordt gebouwd. Bouwgronden worden verkocht en sociale woningen worden verhuurd aan gezinnen met kinderen. Zulke zaken kunnen niet. Het ruimtelijke ordeningsbeleid moet rekening houden met de aanwezige industrie. De industrie mag niet vervuilend zijn, maar als men weet dat men naast industriële bedrijven gaat wonen, zijn er altijd wel problemen.
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Mevrouw Van den Eynde, voor het faseplan is het niet de bedoeling dat ik overleg met alle ministers. Samen met minister Peeters heb ik - voor het resultaat van de biomonitoring bekend werd - een opdracht gegeven aan VITO om de oorzaken te onderzoeken en een faseplan op te stellen.
Mevrouw Vogels, u hebt volledig gelijk: brongerichtheid moet onze doelstelling zijn. Het grote probleem is de vraag hoe we die bron weghalen. We hebben natuurlijk ook liefst alternatieven, om ervoor te zorgen dat het debat kan worden gevoerd op basis van een maatschappelijk draagvlak. Daarom mijn pleidooi, onder andere naar het wetenschapsbeleid, om zwaar te investeren in het zoeken naar alternatieven. Dan pas kunnen we brongericht te werk gaan.
Als het rapport van de evaluatie ter beschikking is, zal ik het melden. Alle verbonden aspecten kunnen dan tijdens het debat aan bod komen.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door mevrouw Jans, door mevrouw Van den Eynde en door mevrouw Vogels werden tot besluit van deze interpellaties met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.