Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 30/03/2004
Interpellatie van mevrouw Sonja Becq tot mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het voorkomen van faillissementen en het uitzetten van bewoners van rusthuizen
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van mevrouw Becq tot mevrouw Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het voorkomen van faillissementen en het uitzetten van bewoners van rusthuizen.
Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw de minister, ik heb over dit onderwerp al een actuele vraag gesteld. Ik had toen een interpellatieverzoek ingediend, maar dat is niet doorgegaan. Ik ben blij dat ik alsnog deze interpellatie kan houden in de commissie. Het is een té belangrijk probleem om enkel in het vragenuurtje te behandelen.
Het is niet de eerste keer dat we te maken krijgen met een faillissement van een rusthuis. We hadden het al meegemaakt in Overijse en Herent en ik dacht dat daaruit lessen waren getrokken. Er zijn toen maatregelen beloofd en een aantal ervan zijn ook uitgevoerd. Die blijken echter niet te werken, of er zijn nog leemtes zijn die ervoor zorgen dat de problemen blijven bestaan. Ik stel vast dat het bij een faillissement vaak gaat om kleinere rusthuizen met een commerciële vennootschapsstructuur.
In het rusthuis in Oostende was er recent een inspectie gebeurd in het kader van een normale inspectieronde en ik heb dat dossier opgevraagd. Er is gesignaleerd dat het rusthuis een financieel probleem had. De inspectie heeft gevraagd om verwittigd te worden als de aanvraag tot faillissement effectief zou gebeuren. De inspectie is echter niet verwittigd. De knipperlichtprocedure, met name het melden van niet-betaling van Riziv- of RSZ-gelden, heeft blijkbaar ook niet gewerkt. Het is ook zo dat Vlaanderen vroeger zelf een lijst van rusthuizen aan de RSZ moest bezorgen om gegevens te kunnen controleren. Ik weet niet of dat ondertussen is aangepast.
Ik heb onlangs op een bijeenkomst van vrijwilligers van een of andere organisatie vernomen dat rusthuizen al het mogelijke doen om de RSZ-gelden te blijven betalen, terwijl andere facturen blijven liggen. Op die manier merkt de overheid natuurlijk niet dat er een probleem is. Kunt u dat bevestigen?
Er werden in het verleden een aantal kleinere voorzieningen gescreend. Worden die nog altijd gevolgd? Zo ja, op welke manier? Zitten er rusthuizen bij die een risico vormen?
In Oostende gaat het ook over een rusthuis met een commerciële vennootschapsvorm. Dat betekent dat het zich moet houden aan de faillissementswetgeving. We kunnen wel zeggen dat het niet kan dat de curatoren zo handelen en dat de rechter respijt moet geven. Ik stel me ook vragen bij dergelijke werkwijze, maar er speelt natuurlijk een commerciële logica. De curatoren gaan over tot onmiddellijke sluiting omdat er geen geld meer is. Ze willen de bijkomende kosten en negatieve uitgaven zo minimaal mogelijk houden. Ofwel komt er een sluitende regeling voor de rusthuizen met een commerciële vennootschapsvorm, ofwel kan het niet dat rusthuizen een commercieel doel hebben. Dat is de keuze die moet worden gemaakt. In de Kamer is een wetsvoorstel ingediend om in de faillissementswetgeving in te schrijven dat dergelijke praktijken niet kunnen.
Naar aanleiding van de andere faillissementen waren een heleboel maatregelen beloofd. Ik heb ooit een inventaris opgemaakt van maatregelen die kritische situaties zouden kunnen duiden. Daaraan is gedeeltelijk tegemoetgekomen, maar blijkbaar volstaat de signaalfunctie inzake niet-betaling van RSZ- en Riziv-gelden niet. Zijn er nog andere manieren? Wat gebeurt er met signalen die worden opgevangen? In Oostende wist de inspectie dat er een probleem was en dat dit vroeg of laat tot een faillissement zou leiden. Wat is daarmee gebeurd? Er moet ook voorzichtig met dergelijke informatie worden omgesprongen. Zo niet, worden de leveranciers ook gealarmeerd. Ze vragen dan meteen hun geld, wat zeker tot het faillissement leidt. Mijn vraag is of er scenario's zijn uitgewerkt voor dergelijke situaties? In de Waalse regelgeving is wel opgenomen dat er op voorhand moet worden verwittigd en dat rusthuizen respijt krijgen bij een faillissement.
Voormalig minister Vogels heeft destijds gezegd dat er iets zou worden gedaan aan het feit dat de enige optie momenteel sluiten of openblijven is. Er is dan een groot ontwerp van decreet aangekondigd, maar dat is er nooit gekomen. Ik heb begrepen dat u er ook niet mee zal doorgaan omdat de sector er te fel tegen gekant is.
Er zou een gediversifieerd sanctiebeleid worden gevoerd. Ik heb daarvan nog niets gezien. Dat is er dus nog niet.
Het management van rusthuizen laat soms ook te wensen over. Er wordt wel een kwalificatie geëist van iemand die begint of met een overname start, maar naar vaardigheden om zo'n rusthuis te leiden wordt niet gevraagd. Om daar iets aan te doen, zijn er heel weinig inspanningen geleverd.
Er was ook de belofte om het waarborgfonds te onderzoeken. Dat fonds zou dienen om een overbrugging te maken en desgevallend het rusthuis mee te financieren. Over dat onderzoek hebben we nog niets gehoord.
De versterking van de inspectiediensten is wel gebeurd. Mevrouw de minister, op welke manier wordt de inspectie betrokken, worden er verwachtingen gecreëerd en worden de financiële verslagen opgevolgd? De breedte van de deuren wordt nagegaan, de netheid en de maaltijden worden gecontroleerd, maar de financiële situatie zou toch ook moeten worden onderzocht. Desgevallend kan ook een begeleidingsplan of een afvloeiingsplan worden opgesteld. In elk geval moet dat worden opgevolgd.
Als het gaat over de financieel precaire situatie, dan hoor ik twee klokken luiden. Ze krijgen onvoldoende middelen van de Vlaamse en de federale overheid. Ze krijgen te weinig ondersteuning en ze kunnen het niet altijd runnen, tenzij ze astronomisch hoge prijzen vragen. De kostprijs is hoog en er is kritiek. Er is nu voor de eerste keer een Vlaamse financiering voor de animatiefunctie. Het gaat nog altijd over een bijkomende financiering bovenop de Vlaamse financiering via de DAC. Die was er dus ook al vroeger.
Mevrouw de minister, bestaan er richtlijnen en een draaiboek, ook voor de concrete situatie in Oostende? Inzake de uitwisseling met het Riziv zou een 20-tal voorzieningen in moeilijkheden zijn. Klopt dat of klopt dat niet? Gaat het om structurele moeilijkheden? Zijn er bepaalde randvoorwaarden waaraan rusthuizen moeten voldoen om financieel leefbaar te zijn? Er is een vergelijking gemaakt tussen OCMW- en privé-rusthuizen inzake kostprijs en werking. Ik heb daarvan geen resultaten en aanbevelingen gezien. Is er een breakeven om te bepalen wat financieel wel of niet haalbaar is? Eigenlijk is er te weinig knowhow om een goed beleid te kunnen voeren op lange termijn. Welke is uw visie op voorzieningen met een commerciële structuur, die worden geconfronteerd met faillissementen? Hebt u plannen om situaties zoals deze te voorkomen?
De heer Carlo Daelman : Mevrouw de minister, welke maatregelen overweegt u om een snelle ontruiming zoals in Oostende, te voorkomen? Naar aanleiding van de sluitingen van 2 jaar geleden heeft de sp.a-fractie aangedrongen op concrete maatregelen. We doen dat nu opnieuw.
Minister Adelheid Byttebier : Dat is ook onze bekommernis. We hebben 2 jaar geleden maatregelen genomen. Rusthuizen die in de problemen kwamen, stopten met het betalen van de RSZ-bijdrage. De RSZ was dus het knipperlicht. Het komt erop aan om hen daarbij te begeleiden. Vandaag gebeurt dat niet. Ze besparen op de lonen of de huur, waardoor de schuldeisers naar de handelsrechtbank stappen. Die wijziging zorgt ervoor dat de maatregelen van 2 jaar geleden vandaag nog van kracht zijn, maar ze moeten worden aangevuld met nieuwe maatregelen.
Op maandag 13 maart werd onze administratie geïnformeerd door derden over de situatie in Oostende. De inspectie is onmiddellijk ter plaatse gegaan. Mijn administratie heeft me op maandagmiddag op de hoogte gebracht van dat acuut probleem. Er was toen al een crisisvergadering aan de gang, waarbij 2 medewerkers van het OCMW van Oostende aanwezig waren.
Op dit ogenblik worden we systematisch op de hoogte gebracht van de lijst van de rusthuizen die 25.000 euro of meer in het rood staan. Het gaat om 23 van de 758 erkende rusthuizen. Daarvan zijn er 2 met minder dan 30 erkende woongelegenheden, 11 met tussen 31 en 60 woongelegenheden. De helft van die 23 rusthuizen telt meer dan 60 bedden. Niet de schaalgrootte is de eerste reden van de ontstane moeilijkheden. De redenen zijn vaak divers, een verrassende overname van een bestaande uitbating met een bedenkelijke reputatie bijvoorbeeld, of een kwaliteitsvolle zorg aan zwaar hulpbehoevende ouderen die niet allemaal onder het RVT-statuut vallen.
We blijven voor 11.000 mensen wachten op een RVT-erkenning. Die mensen worden nu wel verzorgd, maar zonder dat we daar van de federale overheid middelen voor krijgen. Een andere reden kan zijn dat er aan nieuwe wettelijke verplichtingen moet worden voldaan. Bepaalde rusthuizen komen in de problemen omdat ze niet beantwoorden aan kwaliteitscriteria die worden ingevoerd.
Er is te weinig wetenschappelijk onderzoek over de manier waarop een rusthuis eigenlijk het best kan functioneren, overleven en vernieuwen. Er is ook geen wetenschappelijk onderzoek over de relatie tussen de schaalgrootte van een voorziening en de leefbaarheid. We kunnen alleen maar kijken of de RSZ-bijdragen al dan niet worden betaald.
In kleinschalige initiatieven, vaak in familieverband georganiseerd, merken we dat er vrijwillige inzet is. Daardoor kan op personeelskosten worden bespaard.
Wanneer we rusthuizen in problemen ondersteunen en werken aan het stimuleren van samenwerkingsverbanden, merken we dat rusthuizen in problemen vaak geïsoleerd zijn. Ik heb daar echter geen onderzoeksmateriaal over. Rusthuizen met voldoende schaalgrootte of met goede samenwerkingsverbanden kunnen bepaalde problemen veel gemakkelijker ondervangen. Ze staan veel sterker op het terrein. Ik ben niet van plan om een minimumgrootte in te voeren voor rusthuizen. Ik wil de samenwerkingsverbanden stimuleren.
U hebt gevraagd wat mijn standpunt in verband met die vennootschappen is. Ik ben een voorstander van variatie in het aanbod. Openbare besturen, vennootschappen, VZW's en dergelijke mogen allemaal initiatieven nemen. De nood is immers groot genoeg. Het is belangrijk dat er diversiteit is.
Uit het faillissement van rusthuis Harwich te Oostende hebben we een aantal lessen getrokken. Ik heb vorige week woensdag reeds gezegd dat ik een brief heb geschreven naar de federale ministers Onkelinx en Moerman. Minister Onkelinx zal nagaan of ze de faillissementsregeling kan aanpassen. Bij de federale overheid circuleert daarover een wetsvoorstel.
Naar aanleiding van het geval van Herent en Overijse hebben de handelsrechters ook afgesproken om bij de uitvoering van de persoonsgebonden aspecten van het vonnis omzichtig te werk te gaan. De sluiting van een rusthuis is niet hetzelfde als de sluiting van een snoepwinkel. Sommige handelsrechters houden daar rekening mee, terwijl andere handelsrechters het vonnis zonder meer laten uitvoeren.
De jongste 2 jaar hebben we een aantal problematische gevallen gekend. In een bepaald geval hadden we met de OCMW-voorzitter en de burgemeester afgesproken dat het OCMW warme maaltijden zou leveren aan een failliet rusthuis. We hebben ook al eens verzorgenden laten inspringen in een failliet rusthuis voor zolang dat nodig was. Er bestaan dus een aantal formules, maar er wordt niet altijd gebruik van gemaakt.
We hopen dat de faillissementsregeling wordt aangepast. We willen echter ook op Vlaams niveau een nieuwe regeling uitwerken. Het Waalse decreet dat u hebt vermeld, biedt inspiratie.
Na een gerechtelijke beslissing wordt het beheer van het rusthuis aan een curator overgedragen. Ik vind dat die persoon zich onmiddellijk bij de administratie zou moeten melden. Er zou ook geen evacuatie van de bewoners mogen gebeuren zonder voorafgaand overleg tussen curator, lokaal bestuur en administratie. Op 4 uur tijd kan dat uiteraard niet.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw de minister, is het OCMW van Oostende misschien in gebreke gebleven omdat het geen warme maaltijden heeft geleverd? Ik lees in het verslag dat er onmiddellijk na het faillissement overleg is gepleegd met het bestuur van Oostende, maar niet met u.
U zegt dat u een brief hebt geschreven naar minister Onkelinx en minister Moerman. Die brief had al heel lang op de tafel van de administratie moeten liggen, antwoord en afspraken incluis. Dat is geen verwijt aan uw adres, maar wel aan het adres van de regering. Die wordt na 2 jaar immers nog eens met ongeveer hetzelfde probleem geconfronteerd. Bepaalde rekeningen werden niet betaald en een faillissement werd uitgesproken. Indien er duidelijk op papier had gestaan wat de handelsrechter en de curator moeten doen, dan was er geen probleem geweest.
De regering heeft gebrek aan verantwoordelijkheid. Ze legt grote verklaringen af, maar als puntje bij paaltje komt, zijn er geen afspraken gemaakt en is er geen duidelijkheid. Dat is erg jammer, want het gaat hier om weerloze mensen die vaak niet weten wat hen overkomt. Ik vind dat er een regeling op papier moet staan voor het geval de sluiting van een rusthuis problemen oplevert.
De voorzitter : Minister Byttebier heeft het woord.
Minister Adelheid Byttebier : We hebben 2 jaar geleden een systeem uitgewerkt. We stellen vast dat de oorzaken van faillissementen nu anders zijn dan 2 jaar geleden. Faillissementen worden nu eerder voorafgegaan door het niet betalen van huur en lonen, in plaats van door RSZ-schulden. Er is dus verandering en we moeten daar inderdaad via regelgeving op inspelen.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door mevrouw Becq en door de heer Daelman werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.