Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 30/03/2004
Interpellatie van mevrouw Riet Van Cleuvenbergen tot mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het operationaliseren van het inburgeringsdecreet en de uitvoering van de motie van het Vlaams Parlement van 2 juli 2003
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van mevrouw Van Cleuvenbergen tot mevrouw Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het operationaliseren van het inburgeringsdecreet en de uitvoering van de motie van het Vlaams Parlement van 2 juli 2003.
Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Mevrouw de minister, het is niet de eerste keer dat ik het over dit thema heb. Het zal wel voor mij de laatste keer zijn, want het opvolgen van de loze beloften van de huidige Vlaamse regering laat ik aan mijn opvolgers over. Deze interpellatie had ook de laatste moeten zijn, vermits dit decreet overmorgen, op 1 april zijn volledige uitwerking zou moeten kunnen hebben, ruim één jaar na het goedkeuren van dit decreet door het parlement. Nu dit decreet door de uitvoeringsbesluiten op 1 april effectief van kracht wordt moeten voortaan alle nieuwkomers al dan niet verplicht binnen het jaar een inburgeringstraject krijgen. Voor de afbakening van de doelgroepen wil ik trouwens verwijzen naar de uitstekende analyse en de suggesties voor beleidspraktijken die Stativaria in het document "Volwassen anderstalige nieuwkomers in het Vlaams Gewest" ons pas bezorgde. Wij zullen dus vanaf overmorgen klaar moeten staan om 12.000 tot 15.000 nieuwkomers in Vlaanderen een aanbod op maat te garanderen. Dat was het engagement van het decreet. De regering gaat nu uit van een afgebakende groep van 4000 tot 5000 nieuwkomers die onder het aanbod van dit decreet ressorteren : in realiteit trouwens het nu bestaande aanbod aan onthaaltrajecten. De regering negeert hierbij én de studie van Stativaria, én het inburgeringsdecreet zoals het door het parlement bedoeld en goedgekeurd werd. De regering fluit hiermee vroegere regeringsuitspraken terug. "Het inburgeringsdecreet zal voor het einde van de legislatuur een inburgeringstraject garanderen aan alle nieuwkomers", aldus minister-president Dewael in 2002. CD&V dient daarom jaarlijks een amendement in op de begroting zodat de middelen voor NT2 zouden kunnen verhogen : een basisvoorwaarde om het decreet uit te voeren. En we compenseerden dat, mevrouw de minister, door de middelen voor de vele campagnes van de minister van Welzijn voor alles en nog wat te verminderen.
- De heer Koen Helsen treedt als voorzitter op.
Na de stemming van het inburgeringsdecreet op 12 februari 2003 engageerde minister Vogels zich ertoe om mij driemaandelijks van antwoord te dienen zolang het decreet geen volledige uitwerking had. In juli 2003 - mijn eerste opvolgingsinterpellatie hierover - werd zelfs een motie van CD&V goedgekeurd door de ongeruste meerderheid, die bevestigde dat een snelle en duidelijkere operationalisering van de aangegane engagementen nodig was. In oktober 2003 ondervroeg ik de minister opnieuw, omdat het aanvankelijk de bedoeling was het decreet op 1 november 2003 operationeel te maken. Alles werd echter uitgesteld : eerst tot 1 januari, en nu, tot 1 april 2004.
En vandaag zijn we meer dan ongerust, mevrouw de minister. En wij niet alleen. Er zijn reeds vragen gesteld naar aanleiding van het decreet Huizen van het Nederlands, regelmatig werd het aanbod NT2 aangekaart, vooral omdat men vreest dat bij basiseducatie de zogenaamde oudkomers geen aanbod meer zouden hebben. Minister Vanderpoorten stuurde het signaal de wereld in dat ze hiervoor nog dringend 3,5 miljoen euro zocht. Hans Bonte, van sp·a, verklaarde in een krantenartikel dat dit een slecht decreet was. De Standaard kopte dit weekend dat er grote paniek was in de inburgeringssector én door een gebrek aan middelen, én door een gebrek aan duidelijkheid. De andere kranten brachten deze dagen verhalen uit het werkveld om te zeggen dat het zo niet verder kan. Basiseducatie Brussel verklaarde geen middelen te krijgen. En in Antwerpen verklaarde de verantwoordelijke schepen van Groen! - uw partijgenote - dat de wachtlijsten zo lang zijn dat het decreet niet kan uitgevoerd worden, en dat er met het beetje extra-middelen hoogstens een driehonderdtal van de 150 vrijwillig ingeschrevenen een aanbod konden krijgen.
U kunt dit niet loochenen, mevrouw de minister, ik heb hier immers een kopie van een brief van de schepen aan mijn collega en Antwerps gemeenteraadslid Nahima Lanjri. Blijkbaar schort er ook heel wat aan informatie en duidelijkheid ten aanzien van de betrokkenen op het werkveld. Zo zou de regering er blijkbaar van overtuigd zijn dat slechts één op drie, dus 5000 van de 15.000 nieuwkomers op jaarbasis, een volledig inburgeringstraject nodig heeft. Ongelooflijk! Nochtans staat in het decreet wat een inburgeringstraject moet zijn. En bij deze omschrijving is elk woord van belang. Ik citeer de omschrijving : 'Een inburgeringstraject is een traject op maat, met een primair deel met aanbod maatschappelijke oriëntering - nu 60 u, NT2 - nu 120 of 180u - en levensloopbaanbegeleiding -nu 20u, gevolgd door een secundair trajectgedeelte waarin een vervolg van taalonderwijs en werkopleiding, maar ook een sociale en een educatieve component aangeboden worden door reguliere aanbieders'. Dit alles wordt dan begeleid door een individuele trajectbegeleider van de onthaaldienst.
Ik hoor nu verklaren dat maatschappelijke oriëntering voor alle hogergeschoolden in het pakket NT2 zal zitten, zonder dat het veel te kleine urenpakket vergroot wordt. Ik hoor ook dat heel wat nieuwkomers onmiddellijk naar het secundaire traject doorgeschoven zullen worden. Dus naar VDAB, want andere secundaire trajecten zijn er nog niet. Hoe zal de VDAB maatschappelijke oriëntering aanbieden, iets wat men toch nodig heeft als nieuwkomer? Onmiddellijk doorschuiven naar het secundaire traject is inderdaad voorzien in het decreet, maar wel op basis van individuele beoordeling, niet op grond van automatismen, en zeker niet om het tekort aan middelen voor een primair traject te maskeren. Trouwens, al deze personen zouden dus automatisch een inburgeringsbewijs krijgen, want dat wordt gegeven vóór de start van het secundaire traject. Is dit dan een bewijs van integratie?
Er is evenmin duidelijkheid over de rol van de lokale overheden en hun concrete betrokkenheid bij de onthaalbureaus. De lokale overheden spelen nochtans een cruciale rol, want zij moeten instaan voor de doorverwijzing van nieuwkomers. Volgens het decreet zijn zij betrokken bij de onthaalbureaus. Ik ken geen enkele gemeenteraad waar dit tot nu toe reeds besproken, bevestigd en geoperationaliseerd werd. U rekent gewoon op de goodwill van de gemeenten, die trouwens vandaag nog steeds ruim een derde van de trajecten betalen.
Minister Vogels verklaarde herhaaldelijk dat Vlaanderen al deze trajecten zou overnemen, zodat de gemeenten aan andere groepen dan nieuwkomers een aanbod zouden kunnen doen. Niets van dit alles wordt uitgevoerd. Ik hoorde ook dat men bij de gemeenten geen ondersteuning krijgt om de verplichte doelgroep af te bakenen. De samenwerking met Vreemdelingenzaken zou blijkbaar nog pure fictie zijn. Er zou voorlopig met nog meer categorieën worden gewerkt, namelijk de vermoedelijk verplichten, de verplichten, de vermoedelijk rechthebbenden en de rechthebbenden, enzovoort. Van complexiteit gesproken, en dit vanwege een regering die alles zou vereenvoudigen!
Het is trouwens voortaan niet meer de taak van de onthaalbureaus de gemeenten te ondersteunen, maar alles laat vermoeden dat, als zij hun knowhow en goede wil niet zouden ter beschikking stellen van gemeenten, alles in het honderd zou lopen. En dat terwijl alle medewerkers van de onthaalbureaus zelf tot over hun oren in het werk zitten met hun eigen nieuwe opdrachten en niet eens weten hoe hun eigen normering er zal uitzien.
Zo doen de wildste geruchten de ronde over het te kleine en te weinig gedifferentieerde NT2-aanbod, dat voortaan binnen het beperkte urenaanbod voor nieuwkomers ook maatschappelijke oriëntering en levensloopbaanbegeleiding zal moeten inhouden, en over de wachtlijsten voor laaggeschoolden voor NT2 en de aanpassingen in Basiseducatie, waardoor de groepen groter zouden moeten worden en de lesurenopdrachten van de leerkrachten verhogen. Een maand geleden werd in dit kader trouwens nog gesproken over een zoektocht naar ongeveer 3,5 miljoen euro voor het uitbreiden van de lessen NT2 in het kader van basiseducatie vanaf 1 april 2004, teneinde een beperking van de nieuwkomers tot de verplichte groep te vermijden. Dan komt het aanbod voor de huidige doelgroepen nog meer onder druk te staan. En de huizen Nederlands die de draaischijf zijn van dit alles starten…op 1 septemer 2004, vijf maanden na de start van het inburgeringsdecreet.
Ook bij de andere betrokkenen zijn er problemen. Voor de VDAB haal ik alleen maar aan dat er nog steeds geen richtlijnen zijn in verband met de screening en de loopbaanoriëntering. Trouwens, zullen de hogergeschoolden, vermits ze meer kans hebben om vrijgesteld te worden van hun primair traject, bij de VDAB niet steeds in te lage opleidingen moeten starten? Immers, hun diplomagelijkschakeling zal dan nog niet gebeurd zijn. En hoe zit het met de minderjarigen? In de begroting werden geen extra-middelen ingeschreven : alleen de twee lopende projecten zouden worden voortgezet. En wat met de doorverwijzing naar het regulier aanbod voor cultuur en sport, welzijn, vervolgcursussen taal en dit ook voor de groep die nieuwkomer is en niet op tewerkstelling gericht?
Wij houden niet van een goednieuwshow over dit thema als het louter illusie is. We zijn hier bezig met mensen. Maatschappelijk is het enorm belangrijk dat nieuwkomers kansen krijgen om onze taal te kennen, hier te leven met respect voor de bestaande gewoonten. Al even belangrijk is het de eigen bevolking geen rad voor de ogen te draaien : nieuwkomers, migranten kunnen onze taal niet kennen, niet leren, kunnen onze gewoonten niet kennen. Het aanbod is er niet, er is louter een onvolwaardig beginnend kader. Daarom kunnen de antwoorden op mijn vragen van deze interpellatie verduidelijking brengen. Ze zijn gedetailleerd, maar het zijn opnieuw dezelfde vragen als bij de bespreking van het decreet. Toen kon daarop geen antwoord gegeven worden omdat het decreet nog niet uitvoerbaar was bij de stemming.
Ik zal mijn vragen dus stellen zoals ze ingediend zijn. Ik wil de minister ondervragen over de prognose en het profiel van het aantal nieuwkomers, al dan niet behorend tot de verplichte groep. Het zijn deze gegevens waardoor de verdere uitbouw van de trajecten zal worden bepaald. Deze vraag koppel ik aan de beweringen dat de Vlaamse regering inschat dat slechts een op drie van alle nieuwkomers een volledig traject nodig zal hebben, zodat men slechts een aanbod van 4000 plaatsen moet uitwerken, de middelen niet moet verhogen en toch iedereen een aanbod kan geven. Ik wil dit wel plaatsen tegenover de engagementen van de inburgeringstrajecten in het decreet.
Ik wil weten hoe het zit met de informatieverstrekking over het concrete inburgeringsbeleid vanaf 1 april aan de lokale overheden, aan de onthaalbureaus, de andere betrokken partners én de nieuwkomers die op 1 april minder dan een jaar in een gemeente ingeschreven zijn en degenen die na 1 april aankomen. Hoe zit het met de afspraken met de lokale overheden over de overgang van de huidige samenwerkingsverbanden naar de nieuwe regelingen, hun betrokkenheid bij de verder organisatie van de onthaalbureaus en vooral de feitelijke overname door de Vlaamse regering van de rechtstreekse en onrechtstreekse financiering die de lokale overheden nu geven voor inburgering? Hoe worden de gemeenten op de hoogte gebracht van de groep waartoe de nieuwkomers die zich in hun gemeente vestigen, behoren?
Hoe zit het met de onthaalbureaus, hun reorganisatie, samenstelling, erkenning, financiering en materiële omkadering? En hoe is het gesteld met het aanbod aan maatschappelijke oriëntering, NT2 en levensloopbaanbegeleiding en dit zowel voor lagerals hogergeschoolden, zowel voor wie via het primaire traject aan dit alles begint, als zij die met vrijstelling onmiddellijk naar het secundaire traject kunnen en degenen met totale vrijstelling om specifieke andere redenen?
Welke aanpassingen overweegt men in het NT2- aanbod, met name om de leerkrachten/docenten voortaan in te schakelen om maatschappelijke oriëntering en levensloopbaanbegeleiding binnen de 120 of 180 uren te geven, meer instapmomenten te creëren, extra personeel aan te werven tijdens de vakantieperiodes, de lesgroepen te vergroten, de lesopdrachten van leerkrachten/docenten uit te breiden, enzovoort, en dit alles tegenover het engagement bij de bespreking van het decreet om leerkrachten/ docenten beter te ondersteunen en hen aangepaste programma's en didactische ondersteuning aan te bieden? En hoe zit het met de financiering van NT2, het al dan niet overdragen van de huidige middelen van de begroting Welzijn, gebruikt voor het inkopen van cursussen NT2, naar NT2-onderwijs en met het omzetten van de huidige projectmiddelen in reguliere financiering? Hoe zit het met bewaken van de kansen van de verschillende andere doelgroepen voor basiseducatie?
Hoe zal VDAB, die voortaan naast het secundaire traject ook de eerste opvang zal moeten organiseren voor vrijgestelden van het primaire traject, inspelen op maatschappelijke oriëntering, NT2 en loopbaanoriëntering voor lager- en hogergeschoolden? Wanneer en hoe worden de hogergeschoolden geïnformeerd en begeleid over en bij gelijkschakeling van hun diploma's - en lagergeschoolden bij de certificatie van hun opleidingen en beroepservaring? Hoe zit het met de omkaderende voorwaarden voor nieuwkomers die het hen mogelijk kan maken op het inburgeringaanbod in te gaan, in het bijzonder de regeling betreffende vervoer en kinderopvang, nu door onthaalbureaus en lokale overheden uitgewerkt en opgevolgd?
Wat is de waarde van en welke zijn de positieve sancties van het inburgeringsattest in het algemeen, en de certificaten NT2 in het bijzonder? Geldt dit als 'voldoende geacht' voor 'kennis van het Nederlands' bij bepaalde (overheids)jobs? Wie is verantwoordelijk voor het aanbieden van individuele levensloopbaanvorming van lager- en hogergeschoolden, ouderen, ouders, enzovoort, die tewerkstelling niet - langer - als hun levensdoel zien en hoe en met welke reguliere partners worden voor deze groepen sociale- en educatieve vervolgtrajecten uitgewerkt?
Waarom ontbreken er concrete voorstellen voor een inburgeringaanbod gericht op minderjarigen, met doorverwijzing naar sport, jeugd, cultuur, enzovoort, en welke extra stimuli zullen worden gegeven aan de niet verplichte doelgroep om toch in te gaan op het bestaande aanbod?
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, zoals mevrouw Van Cleuvenbergen reeds vermeldde, wordt overmorgen, op 1 april, het decreet op de inburgering van kracht. Wij weten allemaal hoe in het verleden de inburgering van nieuwkomers moeizaam verliep. Er was nauwelijks een beleid terzake. De allochtonen werden aan hun lot overgelaten en de prijs van dit falen betalen wij nu. Op vele plaatsen zijn er spanningen ontstaan tussen allochtonen en autochtonen met alle gevolgen van dien voor de 'samenleving'.
De meeste fracties in dit Vlaams Parlement waren er dan ook van overtuigd dat Vlaanderen in deze zijn verantwoordelijkheid moest opnemen. Quasi alle fracties legden dan ook voorstellen van decreet neer. De rode draad in de meeste van die voorstellen was eveneens te komen tot een verplichting, opgelegd aan de nieuwkomer, en derhalve ook een verplichting voor de overheid om te voorzien in het noodzakelijke aanbod. Het ging zelfs zo ver dat, toen op federaal niveau het debat gevoerd werd over het stemrecht voor vreemdelingen, het gegeven van de op komst zijnde inburgering in Vlaanderen mee een rol ging spelen. Finaal werd het inburgeringdecreet zowat het paradepaardje van de paarsgroene meerderheid.
Hoe staan de zaken er nu evenwel voor, twee dagen voor de invoering van het decreet? Gelet op de signalen die ik krijg, de kritieken die ik hoor, vrees ik dat wij overmorgen met een aprilvis opgescheept zullen zitten. Normaliter hebben de mensen tegen 12 uur wel door wat de aprilvis is, alleen vrees ik hier dat de grap om 12 uur niet zal ophouden te bestaan!
Dat verdienen de nieuwkomers niet, integendeel. De vraag is dan ook of er voldoende plaatsen zijn, of er voldoende middelen zijn. Ik durf deze vraag te stellen omdat onze fractie meermaals bij begrotingsbesprekingen meer middelen eiste voor onder meer NT2, zelfs al in de vorige legislatuur.
Mevrouw de minister, ik kijk in elk geval met belangstelling uit naar uw antwoorden op de pertinente vragen die mevrouw Van Cleuvenbergen u stelde.
De voorzitter : De heer Lauwers heeft het woord.
De heer Herman Lauwers : Mevrouw de minister, mevrouw van Cleuvenbergen heeft zowat 16 vragen gesteld over de invoering van een systematisch inburgeringsbeleid voor nieuwkomers. Ook uit het werkveld zelf komen vele klachten over de gebrekkige reorganisatie, de beperkte middelen en de korte overgangsperiode.
Ik wil echter mild zijn, mevrouw de minister. U hebt dit dossier geërfd als coördinerend minister, maar bent tegelijk ook afhankelijk van andere ministers. Het is ook niet uitsluitend een kwestie van geld. Om de nodige leerkrachten een speciale vorming te geven, om de nodige infrastructuur te vinden, om aangepaste didactische middelen te ontwikkelen is ook tijd nodig. Het zou geen schande zijn om te erkennen dat de Vlaamse overheid deze operatie niet tijdig rond krijgt, maar dan moeten we ook het verplichtende karakter van de inburgering durven uitstellen met enkele maanden.
Wordt toch vastgehouden aan de verplichte invoeringsdatum? Voor mij is dat geen fetisj. Ik ben vragende partij om een verplichting in te schrijven, wat trouwens in het decreet is gebeurd. Het moet echter haalbaar zijn. Ik zou er geen enkel probleem mee hebben als de Vlaamse regering de verplichting enkele maanden wil uitstellen. Ik ben ervan overtuigd dat ook de volgende coalitie - wie er dan ook in zetelt - hiermee door zal gaan en dit zal uitvoeren. Zijn de gemeenten hierover al ingelicht? Bij mijn weten hebben die nog geen omzendbrief gekregen.
De voorzitter : In onze gemeente hebben we zo'n twee weken geleden een omzendbrief gekregen.
De heer Herman Lauwers : Mensen uit de praktijk vertellen dat dit ten koste gaat van niet-nieuwkomers die vrijwillig op wachtlijsten staan. Doordat de wachtlijsten nog langer zullen worden, zullen ook de wachttijden toenemen. Dat lijkt me een verkeerd signaal aan hen die vrijwillig willen integreren. In welke mate kunt u ervoor zorgen dat de wachtlijsten niet langer worden?
De voorzitter : Minister Byttebier heeft het woord.
Minister Adelheid Byttebier : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik heb veel gehoord en ik wil de situatie verduidelijken. Ik hoor hier spreken over nieuwe uitvoeringsbesluiten 'inburgering' en over een nieuwe categorie van 'rechthebbenden en vermoedelijke rechthebbenden'. Daar is me niets over bekend.
Ik heb ook gehoord dat de commissieleden mild willen zijn voor wat betreft het in werking treden van het inburgeringsdecreet. Het zou geen schande zijn dat we niet klaar zijn. U moet echter niet mild zijn. Ik volg een andere minister op, maar ik grijp dat nooit aan als reden om iets niet te doen of te weten. Het is niet omdat ik nog maar een jaar minister ben, dat ik de verantwoordelijkheid niet draag van wat tijdens deze legislatuur is beslist. De Vlaamse regering heeft zich geëngageerd om het inburgeringsdecreet in werking te laten treden op 1 april 2004. Het decreet zelf dateert van 28 februari 2003. Op 30 januari 2004 heeft de Vlaamse regering in een uitvoeringsbesluit de inwerkingtreding op 1 april 2004 gezet.
Het gaat over inburgering. Waar de verplichting kan, geldt die ook. Dat is geen taboe. Er is ook schoolplicht. Iedereen weet dat het goed is om een inburgeringstraject te volgen. We hebben laten onderzoeken wie wel of niet kan worden verplicht.
Iedereen die naar Vlaanderen komt en langer wil blijven, moet kunnen genieten van zo'n traject. We dachten dat slechts 1 op 3 nieuwkomers een traject kon volgen, zo'n 3.000 tot 4.000 mensen, terwijl dat wordt geschat op 12.500 mensen. Ik vind het frustrerend dat we met ons mooi afgewerkte inburgeringspakket slechts 1 op 3 mensen die er recht op hebben, kunnen bereiken.
In september hebben we de politieke keuze gemaakt om dit niet alleen meer bij de minister van Welzijn onder te brengen. Ik was zelf vragende partij om de verantwoordelijkheid te delen met de minister van Onderwijs en de minister van Werkgelegenheid. Die drie departementen hebben een samenwerking opgezet om de operatie mogelijk te maken. We hebben afgesproken dat ieder aan het aantal trajecten geraakt binnen zijn of haar eigen budget, en dat er een monitoring gebeurt.
Op 1 april staan we klaar om elke nieuwkomer die zich inschrijft in een gemeente, een traject te laten volgen. De gemeenten hebben allemaal die informatie gekregen. Ze zullen vanaf dan elke nieuwe inschrijver een folder aanbieden. Die folder geeft aan de ene kant in het Nederlands, en aan de andere kant in 1 van de 14 talen, informatie over de formule van inburgering. Degenen die onder de verplichting vallen, krijgen thuis ook een schrijven, en als ze daarop niet reageren, een tweede schrijven. Iedereen zal dus geïnformeerd zijn.
Het is niet realistisch dat we tussen 30 maart en 2 april een verdrievoudiging van het aantal cursisten krijgen. Voor iedereen die zich aanmeldt en die dus werd geïnformeerd door de gemeente, hebben we een antwoord. We weten dat we van heel dichtbij moeten volgen wat de effecten daarvan zullen zijn. In de voorbereiding van die operatie hebben alle onthaalbureaus, het kabinet en de cel Inburgering van onze administratie overlegd. We blijven dat doen om te kunnen bijsturen.
Tussen september en nu hebben de 3 ministers gekozen voor een geïntegreerde samenwerking tussen de Huizen van het Nederlands en de onthaalbureaus. We zijn bezig met fusieoperaties. Van de 26 onthaalbureaus maken we onthaalantennes, en per provincie, samen met Antwerpen, Gent en Brussel, maken we 1 onthaalbureau. Dat maakt samen 8 onthaalbureaus. De Huizen van het Nederlands organiseren zich nu ook per provincie. Dat is nog niet helemaal afgerond. In Brussel is dat wel gebeurd. De fusie is helemaal rond, met een eigen raad van beheer.
De ongedurigheid heeft te maken met de zware opdracht waar de onthaalbureaus voor staan om de transitie mogelijk te maken. We kunnen niet zeggen dat het niet zal lukken. Op dit moment is het niet gemakkelijk om de koppeling te maken tussen intakegesprekken, dossierbeheer en de afspraken tussen de 3 departementen.
We hebben een subsidiëring toegekend tot 1 november. Op dit moment is dat een aanbodgestuurde subsidiëring. Later wordt dat een vraaggestuurde aanpak. Een onthaalbureau kan tussen 1 april en 1 november op basis van de vraag georganiseerd zijn, terwijl de vraaggestuurde subsidiëring pas op 1 november ingaat. Ik heb daarom alle begrip voor de onrust, voor de vraag of het wel zal lukken.
In Brussel worden de drie onthaalbureaus één BON. Ze hebben dan een raad van beheer met een voorzitter. Het personeel moet dan ook onder één dak komen. Dat zijn moeilijke operaties. Nu doen ze alleen de intensieve projecten. Vanaf 1 april doen ze het dossierbeheer voor alle trajecten, ook van degenen die onmiddellijk naar NT2 gaan, en van degenen die naar de VDAB gaan. Dat is een nieuwe manier van werken. We werken meer modulair, met meer maatschappelijke oriëntatie.
'Tracé' in Brussel bijvoorbeeld heeft een modulair pakket voor degenen die een intensief traject volgen. NT2 kan uit die modules stukken halen en die gebruiken voor de taallessen Nederlands waar maatschappelijke oriëntatie aan bod komt. Dat is geen gemakkelijke opdracht vanwege de transitiebeweging die in de steigers staat.
Alle problemen worden op een hoop gegooid. Het is niet 1 april die voor die bijkomende problemen zorgt. Op 1 april zullen de gemeenten iedereen informeren. Het zal belangrijk zijn om op de voet te volgen wie instroomt, en wie wel en niet verplicht is.
Wie behoort tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid? Dat zijn degenen die in de bevolkingsregisters zijn geregistreerd, maar niet de onontvankelijken : geen asielzoekers, geen studenten, geen au pairs, en geen nieuwkomers die hier tijdelijk verblijven, zoals professoren, kaderpersoneel van bedrijven, enzovoort.
Wel ontvankelijk zijn verklaarde asielzoekers, erkende vluchtelingen, de meeste arbeidsmigranten, gezinsvormers en -herenigers. Dat is onze doelgroep. Wie kunnen we verplichten en wie niet? Al deze nieuwkomers zijn in principe ook verplicht, tenzij ze zich in Brussel vestigen, ze 65 jaar of ouder zijn, ze ernstig ziek of gehandicapt zijn, ze onderdaan zijn van de Europese Economische Ruimte of ze gehuwd zijn met een Belg of onderdaan van een ander EER-land. Ook wie niet verplicht is, behoort tot de doelgroep. De onthaalbureaus zullen ook na 1 april deze nieuwkomers trachten te bereiken. De gemeenten zullen geen onderscheid maken tussen verplicht en niet-verplicht. Ze zullen iedereen informeren.
Hoeveel nieuwkomers op het inburgeringsbeleid een beroep zullen doen, is nog niet nauwkeurig te bepalen. De instroom van nieuwkomers is niet precies te voorspellen. Het aantal huwelijken van niet-Belgen met nieuwkomers staat evenmin vast. We kunnen slechts een schatting maken en die ligt op 12.500 nieuwkomers. Na 1 april zullen we over lijsten beschikken en zullen we maand na maand nagaan hoeveel nieuwkomers er een beroep doen op het inburgeringsbeleid.
Ik heb u de politieke context en keuzes rond het samenspel tussen de onthaalbureaus, de VDAB en de Huizen van het Nederlands geschetst. Het inburgeringstraject voor de nieuwkomers is een traject op maat. Het traject zal in de eerste fase, het primair traject, naargelang de persoon bestaan uit een basispakket Nederlandse taallessen, maatschappelijke oriëntatie en loopbaanoriëntatie. Het kan worden ondersteund door trajectbegeleiding. Niet alle nieuwkomers zullen evenwel nood hebben aan deze vormingspakketten. Er zal dan ook gedeeltelijk of geheel vrijstelling verleend kunnen worden door het onthaalbureau.
- De heer Carlo Daelman treedt als voorzitter op.
Om zo'n traject op maat van de nieuwkomers aan te bieden zullen het onthaalbureau, het Huis van het Nederlands en de VDAB een geïntegreerd samenwerkingsverband aangaan, en hun diensten aanbieden via één loket. Ik omschrijf de taken van elk van deze partners. Het onthaalbureau zal de nieuwkomer informeren over het inburgeringsprogramma, nagaan of hij tot de doelgroep behoort, eventueel een vrijstellingsattest afleveren, een intake doen met oog voor de gezinssituatie, nagaan of de nieuwkomer perspectief richting arbeidsmarkt heeft, onderzoeken wat de behoefte is aan trajectbegeleiding, het inburgeringstraject bepalen en het vormingsprogramma in een inburgeringscontract opnemen. De Huizen van het Nederlands doen de taalintake en een test leervaardigheid. De VDAB bepaalt de afstand tot de arbeidsmarkt en de behoefte aan loopbaanoriëntatie. Het inwerkingsdecreet is voor de VDAB een belangrijk instrument.
Als informatie krijgen de nieuwkomers de folder waarnaar ik al verwees. Deze is vertaald naar 14 talen en werd opgesteld door de cel Inburgering. Dit is standaardinformatie voor alle gemeenten. Ze kunnen aanvullend zelf andere informatie geven over eigen initiatieven. De onthaalbureaus zullen hun wervingsinitiatieven naar de nieuwkomers, die niet verplicht zijn, voortzetten. Ze leggen hiertoe huisbezoeken af of werven via het verenigingsleven van de etnisch-culturele minderheden. De gemeenten zelf worden geïnformeerd via het tijdschrift 'Binnenband' en krijgen tegen eind april een informatiebrochure met daarin een handige gids waarin de doelgroepafbakening is opgenomen. Tussen midden april en midden mei zal de cel Inburgering samen met de vijf provinciale hogescholen vormingen aanbieden voor gemeenteambtenaren. Vele gemeenten zijn ook betrokken bij het nieuwe bestuur van de gefusioneerde onthaalbureaus. In alle regio's worden bovendien door het onthaalbureau periodieke informatiemomenten georganiseerd voor de gemeenten. Een vijfde weg van informatie aan de gemeenten is de folder. Het moment van inschrijving is natuurlijk cruciaal. Ik ben blij dat we dat in overleg met de gemeenten hebben kunnen uitbouwen. De cel Inburgering ondersteunt de gemeenten.
Sinds oktober heeft een maandelijks en sinds februari een driewekelijks overleg plaats tussen de onthaalbureaus, de cel Inburgering en het kabinet. We spelen nu korter op de bal. Op die manier worden de onthaalbureaus uit eerste hand geïnformeerd. We kunnen zo tijdig bijsturen.
Acht onthaalbureaus zullen na de inwerkingtreding van het inburgeringsdecreet erkend worden. In Oost-Vlaanderen en Brussel werden nieuwe VZW's opgericht, in de andere provincies wordt het onthaalbureau georganiseerd door de - al dan niet particuliere - integratiecentra. De financiering van de onthaalbureaus is momenteel geregeld tot het najaar, namelijk tot 1 november. Zodra de onthaalbureaus erkend zijn, zal de subsidie-enveloppe worden vastgelegd. Deze subsidies worden bepaald door het aantal gerealiseerde trajecten en door de instroom in het werkingsgebied. Die vraaggestuurde financiering wordt uitgewerkt.
Het inburgeringsprogramma wordt aangepast aan de noden van de nieuwkomer. Het bestaat maximaal uit Nederlandse taallessen, een cursus maatschappelijke oriëntatie, loopbaanoriëntatie, individuele trajectbegeleiding en toeleiding naar de arbeidsmarkt. Nieuwkomers kunnen vrijstelling krijgen voor één of meerdere onderdelen. Op advies van de VDAB en het Huis van het Nederlands en na overleg met de nieuwkomer zal het onthaalbureau het inburgeringsprogramma van de nieuwkomer vastleggen.
Het onthaalbureau zal de minderjarige nieuwkomers trajectbegeleiding in gezinscontext aanbieden.
De omschakeling naar het nieuwe inburgeringsbeleid is geen evidentie. Het aanbod van zowel onthaalbureaus, onderwijsvoorzieningen als VDAB moet worden aangepast en uitgebreid. De gemeenten zullen vanaf 1 april hun taken opnemen en de nieuwkomers informeren.
Er zal veelvuldig overleg zijn tussen de drie departementen, de onthaalbureaus, mijn kabinet en de administratie. Er komen dagelijks contacten tussen het werkveld, mijn kabinet en de administratie. We volgen alles van nabij.
De voorzitter : Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Ik heb niet op alle vragen antwoord gekregen, mevrouw de minister. U bent de coördinerende minister, dus ik richt me tot u. U wilt in het aanbod NT2 meer instapmomenten creëren. Er zal meer personeel nodig zijn om ook in de vakantieperiodes door te gaan. Wat kunt u mij daarover zeggen?
Ik heb ook geen antwoord gekregen op de vraag inzake het overdragen van de huidige middelen. Bij NT2 werden tot nu toe middelen van de onthaalbureaus ingekocht. Zij konden maximaal 1,5 miljoen euro uit eigen middelen halen en rekenden erop dat ook u hun middelen zou toekennen.
U hebt evenmin geantwoord op mijn vraag over wat er gaat gebeuren met de projectmiddelen.
Aangezien heel wat mensen rechtstreeks zullen worden doorgeschoven naar de VDAB, vraag ik me af hoe de VDAB zal inspelen op het geven van maatschappelijke oriëntering.
Wat gebeurt er met de gelijkschakeling van diploma's en certificatie, meer bepaald van de hooggeschoolden die u bijna onmiddellijk naar de VDAB zult doorsturen aangezien het eerste traject wegvalt, maar die enkel in een beroepsopleiding terecht kunnen naargelang hun diploma? Hun diploma wordt echter niet erkend. Het is een verwijt van de sector dat heel wat mensen met hoge capaciteiten als arbeider opleidingen moeten gaan volgen omdat de diploma-erkenning en -certificering niet in orde is.
U hebt ook niet gezegd hoe we mensen zullen opvangen die niet onder de verplichte doelgroep vallen waarvoor er nu geen aanbod is. Het aanbod bestaat nu immers alleen uit NT2. Die mensen kunnen niet terecht bij de VDAB. Er zouden afspraken worden gemaakt met reguliere partners op het vlak van sociale en educatieve vervolgtrajecten, maar daar hebt u niets over gezegd.
Uit de praktijk blijkt dat de omkaderende voorwaarden voor nieuwkomers enorm belangrijk zijn. Wordt daarbij voorzien in kinderopvang? Wie gaat de verplaatsingskosten betalen van mensen die een cursus NT2 moeten volgen? Tot nu toe waren dat de gemeenten.
Wat gebeurt er tot slot met de middelen die de gemeenten nu investeren? U hebt zich ertoe geëngageerd om bij de inwerkingtreding van het decreet de financiering van de trajecten van de gemeenten over te nemen. De gemeenten hebben daar nog geen nieuws over ontvangen. Het is best mogelijk dat u een brief hebt gestuurd naar het schepencollege, maar dit probleem is in elk geval niet geagendeerd geweest op de gemeenteraad. Als gemeenten in samenwerkingsakkoorden moeten stappen, dan moet dit aan de gemeenteraad worden voorgelegd.
Dan is er nog de vraag over de minderjarigen. U doet alsof dit project al bezig is. Tot nu toe was dat het geval op twee plaatsen waar er een experimenteel aanbod voor minderjarigen was. U doet alsof dit overal bestaat.
Minister Adelheid Byttebier : Dat is de nieuwe afspraak vanaf 1 april. Minderjarige nieuwkomers krijgen trajectbegeleiding in gezinscontext.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Wie staat daar dan voor in?
Minister Adelheid Byttebier : Dat hangt af van de trajecten die worden uitgestippeld.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Tot nu toe bestond dit project slechts op twee plaatsen. Vorig jaar hebben we tijdens de begrotingsbesprekingen een amendement ingediend om de middelen, zeker voor die doelgroep, te verhogen. Dat amendement is weggestemd. Ik begrijp dan ook niet vanwaar die middelen kunnen komen.
Wij vinden dit decreet heel belangrijk omdat we die mensen een soort van maatschappelijke zekerheid willen geven. Mensen worden heel vaak op het verkeerde been gezet. U zegt dat alles in orde is, maar we weten dat heel wat van deze mensen wel kunnen en willen instappen maar dat het aanbod gewoonweg ontbreekt. Ook de minister van Onderwijs bevestigt dit. U hebt het over één Huis van het Nederlands per provincie maar er zijn er nog maar drie opgericht in Vlaanderen. Daar waar ze wel al bestaan, treden ze in werking op 1 september 2004. Dit decreet gaat echter nu in.
Mevrouw de minister, u antwoordt heel positief en schetst ons hier een mooi theoretisch kader, waar ik niets tegen heb, integendeel. Ik zou willen dat het de werkelijkheid was, maar ik luisterde ook naar de sector, en die vertelt een heel ander verhaal. Daar zit hem het verschil tussen de theorie - goed bedoeld en opgesteld vanuit Brussel - en de praktijk, ervaren op het werkveld. We geven de indruk aan alle Vlamingen dat alles in orde is. Iedereen die het Nederlands niet machtig is of onze gewoontes niet kent, gaat daar vrijwillig niet op in terwijl het probleem bij het aanbod ligt. In theorie is dit decreet in orde maar het is niet operationeel op het terrein.
De sector zegt dat dit chaotisch verloopt : daar kunt u ook niet naast kijken. Een dergelijke organisatieverandering zonder dat onthaalbureaus, lokale overheden, huizen van het Nederlands, ondersteuning NT2, VDAB, reguliere sectoren er klaar voor zijn : dat vraagt om problemen. De kern van het probleem zijn de middelen. In zijn Septemberverklaring van dit parlementair jaar, in oktober 2003, verklaarde minister-president Somers : 'De Vlaamse regering heeft daarom beslist elke nieuwkomer in Vlaanderen de garantie te geven op een inburgeringstraject'. Alleen wilde men dit proberen te doen zonder bijkomende middelen. Iedereen, elke minister, zoekt en verwacht nu iets van de andere. Het budget Inburgering voor 2004 is even groot gebleven als dat van 2003, en dit terwijl de verplichting was ingeschreven, en de bestaande vrijwillige groep voortaan aangevuld zou worden met de verplichte nieuwkomers die nog niet bereikt werden. En daarbij zou men nog de trajecten van de lokale besturen moeten overnemen… zonder budgetverhoging. Het lijkt inderdaad wel een aprilgrap.
Er is dus onrust en onduidelijkheid bij alle betrokkenen in de sector, er zijn de algemeen erkende langere wachtlijsten dan ooit voor NT2, zodat oudkomers er dreigen de dupe van te worden. Er is de wetenschap dat de 'light-versie' voor hogergeschoolden van 120 uren Nederlands zonder maatschappelijke oriëntatie te kort is om zich te kunnen inburgeren. Er is vooral de wetenschap dat de huidige concretisering van het inburgeringsdecreet een theoretisch antwoord is, dat u in de praktijk probeert om te zetten door slechts een derde van de doelgroep de mogelijkheid te geven een volwaardig programma te volgen. De regering bedriegt zichzelf. Het parlement heeft dit decreet gestuurd om via maatwerk alle nieuwkomers ook in praktijk een serieus aanbod én kansen te geven.
CD&V dient opnieuw een met redenen omklede motie in, omdat we het belang beseffen voor zowel de nieuwkomers als de Vlaamse samenleving van een degelijk onthaal- en inburgeringsaanbod. We vinden bovendien dat het parlement hiervan ook in de toekomst regelmatig op de hoogte moet worden gehouden.
De voorzitter : De heer Lauwers heeft het woord.
De heer Herman Lauwers : Mevrouw de minister, ik denk dat u niet hebt geantwoord op mijn vraag wat het effect is van de inwerkingtreding van het decreet op de vrijwillige wachtlijsten zoals die vandaag bestaan. Ik heb het dan over het verdringingseffect op mensen die geen nieuwkomer zijn en hier al veel langer zijn, maar die op wachtlijsten staan voor NT2.
Minister Adelheid Byttebier : Niet alleen theoretisch maar ook operationeel is alles klaar opdat het decreet op 1 april in werking kan treden. Ik zeg echter niet dat alles op wieltjes loopt. Het probleem van basiseducatie bij NT2 is ook mij bekend. Dat probleem bestaat al langer. De vraag is hoe we al die mensen die een cursus NT2 willen volgen, heel snel kunnen bedienen. Daarvoor zijn in eerste instantie meer middelen nodig.
Ik wil er ook op wijzen dat bij de begroting de bevoegdheidsdomeinen Welzijn, Onderwijs en Tewerkstelling hun deel hebben opgenomen om ervoor te zorgen dat de inburgeringstrajecten vanaf 1 april goed kunnen verlopen.
Wat de 3,4 miljoen euro betreft die ik zogezegd niet zou willen afstaan, wil ik erop wijzen dat de begroting voor 2004 is goedgekeurd door dit Vlaams Parlement. Daarbij wordt bepaald welke minister voor welke opdracht over welke middelen kan beschikken. Tijdens de begrotingscontrole is geen sprake geweest van een transfer van 3,4 miljoen euro van Welzijn naar Onderwijs.
Wat de gemeenten betreft, hebben we berekend dat hun inbreng kan worden geschat op 1,6 miljoen euro. Wanneer het decreet van kracht wordt, kunnen we de gemeenten niet verplichten om dit engagement verder op te nemen. Ik stel met vreugde vast dat de gemeenten zich daar wel voor blijven engageren.
Ik was vanmorgen nog in Hasselt waar ik de verantwoordelijke van het onthaal heb ontmoet. Ik heb naar de situatie in Limburg gevraagd, waarop die vrouw me antwoordde dat de provincie daar zelf heel hard aan heeft gewerkt en de investering dan ook zal blijven doen. De gemeenten en provincies hebben de ruimte om zich al dan niet verder te engageren. Ik was er ook niet gerust in, maar ik hoor dat ze het als een stuk van zichzelf beschouwen en zich dan ook blijven inzetten.
Er was ook een vraag over de VDAB en de maatschappelijke oriëntatie. Dat is opgenomen in het inwerkingsdecreet. Voor de gelijkschakeling van diploma's moet ik terugkoppelen in welk stadium de erkenningen nu zitten.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door mevrouw Van Cleuvenbergen werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.