Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 16/03/2004
Interpellatie van de heer Kris Van Dijck tot de heer Renaat Landuyt, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, en tot mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het akkoord binnen de Vlaamse regering betreffende de dienstencheques in de kinderopvang
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Van Dijck tot de heer Landuyt, minister vice president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, en tot mevrouw Adelheid Byttebier, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het akkoord binnen de Vlaamse regering betreffende de dienstencheques in de kinderopvang.
Minister Byttebier zal namens beide ministers antwoorden.
De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, het is duidelijk waarom ik deze vraag tot beide ministers richt. In het verleden heb ik reeds twee actuele vragen over dit onderwerp gesteld. Dit dossier gaat over en weer, en beide ministers hebben daarover publieke verklaringen afgelegd. Toch zou ik over dit dossier enkele verduidelijkingen willen vragen.
In de perscommuniqués van de Vlaamse regering van 3 en 5 maart wordt gesteld dat er een oplossing is gevonden met betrekking tot de dienstencheques in de kinderopvang. Mevrouw Becq en ikzelf hebben daarover al vragen gesteld. In het verlengde van de Tewerkstellingsconferentie is geopperd dat een bijkomende budgettaire ruimte van 13,8 miljoen euro zou worden geïnvesteerd in de kinderopvang. Hoeveel de dienstencheques daadwerkelijk zullen kosten, is niet duidelijk. Ik wil daarover meer weten.
Ten eerste, onlangs is duidelijk geworden dat er een extra investering van 4 miljoen euro in de reguliere kinderopvang komt. Dat geld zou ten goede komen van de buurt- en nabijheidsdiensten. We weten niet of dat betekent dat 9,8 miljoen euro zal worden geïnvesteerd in de dienstencheques. Hoe verklaart de minister het verschil tussen 13,8 miljoen euro waarvan toen sprake was en de 4 miljoen euro waarover men het nu heeft? Het is ook niet duidelijk of dit voorstel de vorm zal aannemen van een ontwerp van decreet. Is dat zo? Zal in een ontwerp rekening worden gehouden met de kritiek van de Raad van State, die stelde dat de formulering concreter moet worden gemaakt?
Er moet, ten tweede, een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de reguliere kinderopvang en de opvang waarop het systeem van dienstencheques van toepassing is. In de loop van de totstandkoming van het stelsel heeft de minister daarover ook bedenkingen geformuleerd. Lost dit compromis het probleem op?
Ten derde, welke stappen worden ondernomen om tot een volwaardig statuut van de onthaalouders te komen?
Ten vierde, op welke decretale basis en met welke gevolgen zal het systeem van de dienstencheques voor kinderopvang worden ingevoerd? In welk budget werd hiervoor voorzien?
Het vijfde punt betreft het beperkte experiment met de uitzendsector. Dit zou plaatsvinden binnen een bepaald tijdsbestek en onder toezicht van Kind en Gezin. Hoe concreet denkt de minister dit experiment te maken? Als bijvoorbeeld een tijdsduur van 2 jaar wordt vooropgesteld, vindt men dan de nodige partners om daarin mee te gaan? Dat vergt immers een zekere organisatie en bepaalde onkosten. Wordt er een garantie aan vastgekoppeld? Of komt er een daadwerkelijke evaluatie na twee jaar?
Ten slotte, wanneer denkt de Vlaamse regering dit in voege te laten treden?
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik wens mij volledig bij deze interpellatie aan te sluiten en heb nog bijkomende opmerkingen. Is het juist dat de dienstencheques alleen maar mogen worden gebruikt voor kinderopvang aan huis? Is dat een definitieve beslissing? Minister Landuyt koesterde immers andere plannen. Gaat het om een voorlopige of een definitieve beslissing om hier alleen kinderopvang aan huis mee te financieren en niet de buurtkinderopvang? Valt deze laatste dan uit de boot?
De minister hamerde terecht op het belang van kwaliteit. Volgens de pers is de minister erin geslaagd om strengere voorwaarden in te schrijven. Zo zou ook het gezin zelf worden gecontroleerd. Klopt die informatie? Wie gaat dat doen? Zal Kind en Gezin de gebruiker controleren en nakijken of er voldoende hygiëne en veiligheid zijn? Wie is daarvoor verantwoordelijk?
Er is in de pers ook gewezen op mogelijke problemen als de kinderen ziek zouden zijn. Klopt het dat daarover nog geen afgeronde regeling bestaat? Welke grenzen worden gesteld aan de kinderopvang als het gaat om een combinatie met huishoudelijke werkzaamheden? Het is belangrijk dat de kinderopvang niet verglijdt tot een goedkope huishoudhulp. Werden daarover duidelijke afspraken gemaakt?
Er blijkt een beperking te bestaan voor het aantal kinderen. Ik begrijp dat, als het om meerdere gezinnen gaat. Worden er uitzonderingen gemaakt voor kroostrijke gezinnen? De grens wordt nu op 5 kinderen gelegd. Worden gezinnen met meer dan 5 kinderen dan verplicht om verscheidene oppassers in te huren? Ik heb het zowel over autochtone als allochtone gezinnen.
Een bedrijf mag maar in één groot stedelijk gebied activiteiten opzetten. Hoe verloopt de controle daarop? Het is niet zeer moeilijk om afzonderlijke vennootschappen op te richten en zo het experiment te omzeilen. Wordt er voldoende aandacht besteed aan de regionale spreiding?
Mijn laatste opmerking betreft het statuut. Wij worden geconfronteerd met steeds meer verschillende statuten voor kinderopvang. Blijft de minister nadenken over een volwaardig werknemersstatuut voor de hele kinderopvangsector?
De voorzitter : Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de dienstencheques zijn oorspronkelijk in het leven geroepen om de huishoudelijke taken van tweeverdieners wat te verlichten. Pas later is dat uitgebreid tot de kinderopvang. Mevrouw Dillen stelde het wat karikaturaal voor, maar het is uiteraard niet de bedoeling dat die mensen van 's morgens tot 's avonds ramen lappen en ander huishoudelijk werk doen, terwijl de kinderen in een babybox zitten.
Daarom is de precieze omschrijving van kinderopvang en licht huishoudelijk werk van belang. Het is eigenlijk onvermijdelijk dat die dingen enigszins door elkaar lopen, en we kunnen dan ook niet het tegenovergestelde verwachten, namelijk dat de babysit op een stoel zit te wachten als de kinderen in bed liggen. Wat is de precieze omschrijving van de taken?
De voorzitter : Minister Byttebier heeft het woord.
Minister Adelheid Byttebier : Mijnheer de voorzitter, collega's, dit is inderdaad een boeiend debat. Het ontwerp van decreet op de dienstencheques is op 5 maart door de regering goedgekeurd, en zou nog in maart in de commissie worden besproken.
Vooreerst wil ik duidelijkheid scheppen over de financiële inbreng. Reeds bij het opstellen van de begroting is 13,8 miljoen euro ingeschreven op de begroting van minister Landuyt. Het ging om een overdracht van federale gelden naar de Vlaamse begroting. Tijdens de ondernemingsconferentie ging het echter om andere gelden, meer bepaald om een bedrag van 4 miljoen euro.
Tijdens de ondernemingsconferentie bleek iedereen ervan overtuigd dat we voor het creëren van jobs en een heropleving van de economie de omgevingsfactoren goed moeten ontwikkelen. Het gaat dan bijvoorbeeld om kinderopvang, mobiliteit, en andere randvoorwaarden om mensen aan het werk te krijgen. In die optiek is besloten te investeren in kinderopvang. Er stonden toen nog allerlei mogelijkheden open. De dienstencheques waren er daar één van, maar het kon bijvoorbeeld ook opvang aan huis zijn. In het document werd een opsomming gegeven.
Als concreet gevolg van de ondernemingsconferentie doet de Vlaamse regering een investering van 4 miljoen euro netto boven op de 13,8 miljoen euro. Dat geld is zowel voor de buurt- en nabijheidsdiensten als voor de onthaalouders en de kinderdagverblijven. Ik verwacht tegen Pasen te kunnen aangeven waar die investering concreet naartoe gaat.
We willen dat bedrag zo snel mogelijk aanwenden op plaatsen waar de inzet van kinderverzorgsters helpt om kinderopvang te garanderen. Daartoe gaan we op zoek naar blinde vlekken, waar de vraag het grootst is. In de persmededeling gaf ik het voorbeeld van Leuven, waar een kinderdagverblijf, met de nodige infrastructuur, ongebruikt blijft omdat er geen kinderverzorgsters zijn. Op zulke plaatsen kunnen we met die 4 miljoen euro onmiddellijk kinderopvang creëren, alleen door de inzet van kinderverzorgsters.
De 13,8 miljoen euro voor de dienstencheques is beschikbaar, maar er is een eigen wetgeving voor nodig. Dat is het ontwerp van decreet dat hier hopelijk nog voor Pasen kan worden besproken. Veel van de hier gestelde vragen kunnen aan de hand van het ontwerp van decreet zelf al worden beantwoord. Zo staat er duidelijk in dat het gaat om opvang aan huis.
Ook wat mevrouw Dillen opmerkte over de 5 kinderen, staat er in. Haar opmerking is dan ook terecht. We zullen moeten uitmaken hoe we daar mee omgaan. Het is namelijk niet de bedoeling dat de kinderverzorgster die aan huis komt, plots de opvang verzorgt van 10 of 15 kinderen uit de buurt die komen toegestroomd. Het aantal staat er dus in om veiligheid en kwaliteit te kunnen garanderen, maar we kunnen nog bespreken hoe we op zulke concrete problemen ingaan, hetzij in het decreet zelf, hetzij in de uitvoeringsbesluiten. In de uitvoeringsbesluiten zullen we met de praktische aspecten rekening moeten houden. Gezien het belang ervan, zitten de kwaliteitsgaranties echter al in het decreet zelf vervat.
In een krant konden we lezen dat in het decreet de controle van de netheid van het huis is opgenomen. Dat is juist, maar het is niet de bedoeling om van kinderverzorgsters controleurs te maken die de netheid en de hygiëne van de ouders nagaan.
Wat het statuut van de onthaalouders betreft, wil ik benadrukken dat die 4 miljoen euro ten dele ook de onthaalouders ten goede zal komen. Samen met Kind en Gezin voeren we een campagne om onthaalouders te rekruteren. Vandaag beschikken ze over een statuut met socialezekerheidsrechten. In de federale wet is bepaald dat die formule voor 3 jaar geldt. Nadien zullen we een en ander evalueren.
Het budget voor de dienstencheques bedraagt dus 13,8 miljoen euro. Het bedrag van 4 miljoen euro kan ik onmiddellijk besteden. De besteding van de 13,8 miljoen euro zal gebeuren in de mate dat de mensen een beroep doen op de dienstencheques.
We vinden het belangrijk om te werken met de vierhonderd uitzendpunten van de crèches en de buitenschoolse kinderopvang. Het zal dus niet gaan om huishoudsters die de kinderen er nog eens bijnemen, maar om voorzieningen die al ervaring hebben met kinderverzorging. Er wordt ruimte gelaten voor andere ondernemingen om met dit systeem te experimenteren. Uitzendkantoren hebben grote interesse voor het systeem. De kwaliteit zal wel worden bewaakt. Het gaat om een experiment van 2 jaar, en bedrijven moeten hun activiteiten beperken tot een grootstad in een provincie. Dat zal nadien worden geëvalueerd.
Tijdens de bespreking van de tekst zullen we dieper ingaan op de concrete mogelijkheden en situaties die zich kunnen voordoen.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Ik dank de minister voor haar antwoord. We staan aan de vooravond van het inhoudelijk debat. Ik onthoud twee zaken. Een : in het decreet zal men zeer gedetailleerd alle mogelijkheden en situaties verwoorden. Dat staat een beetje haaks op wat er bij de aanvang was gepland. Twee : de verdere aanpak van het statuut van de onthaalouders is me niet erg duidelijk.
De voorzitter : Minister Byttebier heeft het woord.
Minister Adelheid Byttebier : In april 2003 is het nieuw statuut ingevoerd, voor een periode van 3 jaar. De problemen met de RSZ zijn weggewerkt. Binnen 2 jaar zullen we dat evalueren en nagaan of dat kan worden voortgezet.
Het is juist dat we het idee van een raamdecreet hebben laten varen, nadat het advies van de Raad van State werd ingewonnen en na de vragen die hierover in het parlement aan minister Landuyt zijn gesteld.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen :We zullen bij de bespreking van het decreet nog de kans krijgen om uitvoeriger in te gaan op dit probleem.
Ik ben blij met de evolutie van dit dossier. Zelf denk ik nog altijd dat de kinderopvang aan huis de meest ideale vorm van kinderopvang is. Kort voor haar aftreden heeft minister Vogels het idee geopperd om te onderzoeken of ook de bewust thuiswerkende ouder een financiële ondersteuning kan krijgen. Hoe ver staat het daarmee?
De voorzitter :We kunnen dat volgende week bespreken.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door mevrouw Dillen werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.