Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 09/03/2004
Vraag om uitleg van de heer Marc Cordeel tot de heer Gilbert Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de afbakening van potentiële overstromingsgebieden in het Scheldebekken
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Cordeel tot de heer Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de afbakening van potentiële overstromingsgebieden in het Scheldebekken.
De heer Cordeel heeft het woord.
De heer Marc Cordeel : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de beveiliging van het Scheldebekken tegen overstromingen is en blijft een belangrijke prioriteit. Een jaar geleden is er in de bevoegde commissie uitvoerig van gedachten gewisseld over de stand van zaken in het Sigmaplan. Uit deze debatten is gebleken dat de minister resoluut kiest voor meer ruimte voor water.
Dat betekent concreet dat er voor ongeveer 4.000 hectare bijkomende overstromingsgebieden moeten worden aangelegd om tot een aanvaardbaar veiligheidsniveau te komen. Studies hebben inmiddels al 15.000 hectare potentiële overstromingsgebieden of POG's opgeleverd.
Het debat ligt inmiddels al een jaar achter ons. Ik had dan ook graag een antwoord gekregen op de volgende vragen, mijnheer de minister.
Hoever staat het met de afbakening van de 4.000 hectaren extra die effectief als overstromingsgebied zullen worden ingericht? Waar situeren deze gebieden zich in de regio Waas-Dender? Hoelang zal het duren vooraleer die 4.000 hectaren effectief operationeel zullen zijn als overstromingsgebied, rekening houdend met de te volgen procedures?
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, het is me niet helemaal duidelijk of de heer Cordeel voor of tegen deze overstromingsgebieden is. Ik heb vorige vrijdag met veel belangstelling naar het journaal op een regionale zender gekeken. Daarin kwam een schepen van de VLD fractie aan het woord. Zij beweerde dat de VLD tegen de overstromingsgebieden in haar gemeente is.
We zijn allemaal voor veiligheid, maar hoe willen we die realiseren? Mijns inziens moet het oorspronkelijke Sigmaplan worden uitgevoerd. Ik herinner u even aan de inhoud : dijkonderhoud en - versteviging en de geplande gecontroleerde overstromingsgebieden. Het 13e en laatste geplande overstromingsgebied wordt momenteel gerealiseerd. Ik ben het niet eens met de manier waarop dat gebeurt. De helft van het geplande overstromingsgebied op het grondgebied van Bazel, Kruibeke en Rupelmonde zal permanent overstromen, namelijk bij elke hoogwaterstand. Dat is voor de bewoners in de vallei hoegenaamd niet nodig. In het verleden was het sluitstuk van de plannen de stormstuw. We hebben nog altijd geen duidelijkheid over de uiteindelijke beslissing van de regering. We weten dat er op dit vlak verschillende scholen zijn.
Mijnheer de minister, is het wetenschappelijk bewezen dat een bijkomend overstromingsgebied van 4.000 hectare noodzakelijk is? Ik ben daar na lezing van de studies en na vele gesprekken nog steeds niet van overtuigd. Op welke manier zullen de gemeenten en de polders bij de keuze van de bijkomende gebieden betrokken worden? Bij het proces betrokken worden betekent voor mij meer dan alleen maar informatie doorspelen over mogelijke en over genomen beslissingen. Betrokkenheid betekent dat er in overleg wordt gekozen voor die gebieden die noodzakelijk zijn. Momenteel wordt er enkel informatie doorgespeeld. Reële inspraak ontbreekt volledig.
De voorzitter : Minister Bossuyt heeft het woord.
Minister Gilbert Bossuyt : Om de nodige onderbouwing te geven voor de actualisatie van het Sigmaplan, worden momenteel een plan-MER en een MKBA, een maatschappelijke kosten-batenanalyse, opgemaakt, waarin alle mogelijke planalternatieven met elkaar worden vergeleken. We moeten rekening houden met de procedures. Het opmaken van een plan-MER is een wettelijke verplichting vastgelegd in het MER-decreet van 13 februari 2003. Dat decreet is tamelijk recent, maar we moeten er leren aan wennen. Ter voorbereiding van deze studie werd een kennisgevingsdossier opgemaakt. Na de volledigheidsverklaring door de cel MER op 10 oktober 2003 werd dit kennisgevingsdossier ter inzage gelegd bij de betrokken gemeenten, provincies en administraties. Op basis van alle reacties heeft de cel MER op 26 januari 2004 de richtlijnen bekendgemaakt. De richtlijnen zijn bedoeld om richting te geven aan de inhoud van het op te stellen plan-MER. Het plan moet voldoen aan deze richtlijnen. Zowel het plan-MER als de MKBA zullen tegen september 2004 klaar zijn. Op basis hiervan zal de Vlaamse regering een beslissing nemen omtrent de inhoud van het nieuwe Sigmaplan.
Om planalternatieven te kunnen samenstellen, met behulp van hydraulische mathematische modellen, moesten eerst alle bouwstenen worden gedefinieerd. De bouwstenen zijn dijkverhogingen, stormvloedkeringen, gecontroleerde overstromingsgebieden en een Overschelde. Dit is de verbinding Westerschelde-Oosterschelde. Om dit te bereiken werden 182 potentiële overstromingsgebieden, POG's, met een totale oppervlakte van 15.000 hectare aangeduid. Ik wil wel benadrukken dat het hier nog maar over een tussenstap gaat in een proces dat moet leiden tot een nieuw Sigmaplan. Het is niet de bedoeling al deze POG's volledig en daadwerkelijk in overstromingsgebied om te zetten.
Ik geloof dat hier een plan is rondgedeeld. Momenteel is het moeilijk om hierover duidelijkheid te verschaffen omdat de uitvoeringstermijn in grote mate afhankelijk is van de jaarlijks beschikbare budgetten. We moeten wel rekening houden met een minimale uitvoeringstermijn van circa 15 jaar.
Intussen is ook gebleken dat het inzicht in deze problematiek wijzigt door wetenschappelijke inbreng. Niemand hoeft te allen prijze zijn gelijk te halen. Ook wij laten ons leiden door wetenschappelijke studie, al kan die geen allesoverheersende zekerheid bieden. Dit zal altijd een betwistbaar domein blijven.
De voorzitter : De heer Cordeel heeft het woord.
De heer Marc Cordeel : Mijnheer De Meyer, ik vind het jammer dat u iets aanhaalt waar ik niet direct zicht op heb. Het gaat over een ernstige collega.
Zij is verantwoordelijk voor Milieu. Het is niet meer dan normaal dat zij haar zaak verdedigt.
De heer Jos De Meyer : Ik steun haar.
De heer Marc Cordeel : Ik ben voorstander van de stormstuw, maar dat is mijn persoonlijk standpunt. Ik besef heel goed dat dit momenteel financieel niet haalbaar is. Misschien kan het in de toekomst wel. Het is de beste oplossing. De wetenschappers komen met andere voorstellen. Ik heb nog altijd respect voor de wetenschap. Ik volg die mensen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.