Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 09/03/2004
Interpellatie van de heer Erik Matthijs tot de heer Gilbert Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, en tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening,Wetenschappen en Technologische Innovatie, over de ontwikkeling van de haven van Zeebrugge, de toekomst van het Schipdonkkanaal en de overstromingsproblematiek rond Gent
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Matthijs tot de heer Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, en tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie, over de ontwikkeling van de haven van Zeebrugge, de toekomst van het Schipdonkkanaal en de overstromingsproblematiek rond Gent.
Minister Bossuyt antwoordt tevens in naam van minister Van Mechelen.
De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Erik Matthijs : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn interpellatie gaat over de ontwikkeling van de haven van Zeebrugge, de overstromingsproblematiek rond Gent en de toekomst van het Schipdonkkanaal. De discussie over de noodzaak van de verbreding van het Schipdonkkanaal en over de reservatiezone duurt nu al 30 jaar. De mensen zouden graag duidelijkheid krijgen hierover.
Ik heb over dit dossier al verschillende schriftelijke vragen gesteld. Op 21 november 2002 stelde ik een vraag aan minister Stevaert over de ontsluiting van de haven van Zeebrugge. Op 5 mei 2003 stelde ik een vraag over de verbreding van het Schipdonkkanaal aan minister Van Mechelen en op 4 juli stelde ik u een vraag over de studies in verband met de ontsluiting van de haven van Zeebrugge.
Het betreft hier een ingewikkelde kwestie waarbij heel wat studiewerk komt kijken. In hun antwoorden op mijn vragen hebben de verschillende ministers dan ook verwezen naar lopende studies. De belangrijkste studie is die in verband met het strategisch plan voor de haven van Zeebrugge. Die studie zou klaar zijn tegen het begin van 2004.
Dit strategisch plan werd bij het begin van deze legislatuur aangekondigd. Het plan zou een visie geven op korte, middellange en lange termijn. Die visies zouden respectievelijk betrekking hebben op het eerste, het tweede en het derde decennium van deze eeuw.
Het ontwerp van streefbeeld werd op 5 september 2002 goedgekeurd door de stuurgroep die de studie over het strategisch plan uitvoert. In maart 2003 werden de eindrapporten over de natuur, de ontsluiting en de economische positionering afgewerkt.
In mijn interpellatieverzoek staat dat de werkgroepen daarna nog nauwelijks samenkwamen. Dat is echter niet helemaal juist. Ondertussen heeft studiebureau WES zijn website immers aangepast. Het adres van die website is www.wes.be. De laatste vergadering van de plangroep was dus niet op 5 december 2002, maar op 29 januari 2004. De werkgroep economische positionering, ruimtecapaciteit en ontsluiting vergaderde voor de laatste keer op 6 februari 2003. De werkgroep natuurlijke structuur, ecologische infrastructuur, milieu en veiligheid en baggerproblematiek vergaderde de laatste keer op 4 februari 2003. De werkgroep leefbaarheid, toerisme en landschap/beeldkwaliteit vergaderde de laatste keer op 20 februari 2003. De laatste vergadering van de maatschappelijke klankbordgroep was niet op 8 oktober 2002 of op 17 november 2003, maar op 1 maart 2004. In mijn interpellatieverzoek staat dat de laatste drie vergaderingen van de stuurgroep respectievelijk plaatsvonden op 5 september 2002, op 26 september 2003 en op 8 oktober 2003. De stuurgroep vergaderde echter nog eens op 19 december 2003.
De volgende plangroepvergadering zal plaatsvinden op 30 april 2004. Op 19 mei 2004 is er een nieuwe stuurgroepvergadering gepland. In de maand juni zal er nog een informatieforum plaatsvinden voor alle betrokkenen en voor de bewoners.
Mijnheer de minister, in juli 2003 dacht u dat het strategisch plan klaar zou zijn tegen het begin van 2004, maar ik stel vast dat er opnieuw sprake is van vertraging. Wanneer zal dat plan nu eindelijk klaar zijn, zodat de nodige beleidsconclusies kunnen worden getrokken en de nodige besluiten kunnen worden genomen? Het nut op korte termijn van het strategisch plan is voorbijgestreefd door de lange duur van de studie daarover.
Het probleem in verband met de ontwikkeling van de haven is dat de omringende gebieden natuurgebieden of habitat- en vogelrichtlijngebieden zijn. In 2000 werd reeds aangekondigd dat de achterhaven kon worden vrijgegeven indien er compensaties zouden worden voorzien voor het natuurgebied van 282 hectare. Op 31 augustus 2000 verscheen deze beslissing in het Belgisch Staatsblad. Daarin staat dat het compensatiegebied werd afgebakend op het grondgebied van De Haan, Jabbeke en Oudenburg, en dat het gebied aan het poldercomplex zou worden toegevoegd.
Het is mogelijk dat ik een en ander verkeerd interpreteer, maar ik denk dat die beslissing nooit werd uitgevoerd. Op 7 februari 2004 werd opnieuw gezegd dat de achterhaven zou vrijkomen voor havenontwikkeling, maar dit keer zonder concreet compensatievoorstel, wat de belofte minder geloofwaardig maakt.
Het is hoogst eigenaardig dat een beslissing van de Vlaamse regering die in 2000 in het Belgisch Staatsblad verscheen, 4 jaar later opnieuw moet worden bevestigd. Ook daardoor loopt de ontwikkeling van de haven vertraging op.
Mijnheer de minister, uw kabinet bevestigt dat de voorhaven de grootste economische troef is van de haven. In uw persbericht van 12 februari 2004 staat : 'Uit onderzoek in het kader van het strategisch planningsproces voor de haven van Zeebrugge blijkt dat de voorhaven de grootste troef is van de haven. De verdere uitbouw van de voorhaven voor transport-economische doeleinden is echter onmogelijk zonder garanties voor de vogels en hun leefgebieden. Het staat echter vast dat wetenschappelijke studies, de voorziene procedures en de verplichte openbare onderzoeken tijd zullen vergen vooraleer er duidelijke besluiten kunnen worden genomen.'
Het enige wat u hier tegenover plaatst, is de beslissing dat het Sterneneiland omwille van de grote natuurwaarde zal worden uitgebreid met 2 hectare. Ik denk echter dat dat geen evenwichtige ruil is in de context van de habitat- en de vogelrichtlijn. De ontwikkeling van de voorhaven is dus ook nog niet voor morgen.
Op welke manier en op welke termijn de haven van Zeebrugge zich verder kan ontwikkelen volgens de economische noodzaak, is een open vraag. Eens te meer zien we dat het aanduiden van habitat- en vogelrichtlijngebieden, wat soms trouwens ondoordacht gebeurt, ernstige schade toebrengt aan of zorgt voor vertraging van de economische ontwikkeling. Bovendien is de ruilprocedure zeer omslachtig.
Wat eigenaardig is, is dat noch voor de ontwikkeling van de achterhaven, noch voor de uitbreiding van het Sterneneiland het planningsproces en de resultaten van de strategische studie worden afgewacht om een beslissing te nemen, terwijl dat wel gebeurt in verband met de verbreding van het Schipdonkkanaal. Vanuit de haven van Zeebrugge kwam er volgens mij tot nu toe nog geen signaal dat ze de verbreding van het Schipdonkkanaal zou vragen. Ik verwijs in dit verband naar de maatschappelijke impactstudie. Behalve de ontwikkeling van de voor- en de achterhaven, vraagt ze ook de aanpassing van het kanaal Oostende-Brugge- Gent en een onderzoek naar de mogelijkheden en de toekomstperspectieven van estuaire vaart. Vermits de haven van Zeebrugge de verbreding niet nodig vindt, moet er volgens mij niet langer worden gewacht op een beslissing daarover.
Een andere reden die men inroept om het Schipdonkkanaal eventueel te verbreden, zijn de overstromingen in het Gentse, die zich de voorbije jaren een viertal keren hebben voorgedaan.
Ik heb deze problematiek reeds meermaals aangekaart en oplossingen gesuggereerd. Ik heb gevraagd wat er nu gaat gebeuren met dat Schipdonkkanaal en welke plannen er zijn voor die reservatiezone.
Ik heb ook gevraagd om baggerwerken en baggerspeciestorten. Uw administratie heeft me gezegd dat er ondertussen werd gebaggerd in de Ringvaart. Ten tijde van het decreet integraal waterbeleid waren er ook tussenkomsten met als doel het aanpakken van deze problematiek. Verder was er de vraag naar betere internationale afspraken met Frankrijk en Nederland maar ook met Wallonië. Er zijn reeds afspraken met Frankrijk. Zo herinner ik me dat minister Dua destijds een akkoord heeft getekend in Gent. Als het er echter op aankomt snelle beslissingen te nemen, volstaat ook dit akkoord niet.
Dan wil ik het hebben over het beperken van de wateroverlast in de omgeving van Gent. Er bestaan hierover natuurlijk diverse meningen, maar volgens sommigen is een uitwateringsinstallatie in Terneuzen een goede oplossing. Volgens de gegevens waarover ik beschik, zou zo'n installatie 25 miljoen euro kosten. Dit werd door de minister van Openbare Werken beaamd in de commissie van 27 februari 2003. Volgens minister Stevaert was de programmering van deze constructie haalbaar tegen 2008. Hiervoor moeten echter de nodige politieke contacten worden gelegd met de Nederlandse overheid, zodat dit voorstel in ambtelijke werkgroepen kan worden uitgewerkt. Ten slotte moet er een overeenkomst worden gesloten over de financiering van die uitwateringsinstallatie in Terneuzen. De kostprijs daarvan is volgens mij zeker haalbaar, zeker als men die vergelijkt met de prijs voor het verbreden van het Schipdonkkanaal, die op 500 miljoen euro of 20 miljard frank wordt geraamd. Dat is een reusachtige investering waarvan het economisch rendement twijfelachtig is.
Mijnheer de minister, naar mijn mening moeten er dringend gesprekken worden gevoerd met de Nederlandse autoriteiten over zo'n uitwateringsinstallatie in Terneuzen. Misschien zijn deze gesprekken reeds gestart maar ik heb er alleszins geen weet van.
De mensen die wonen en werken in de reservatiezone van het Schipdonkkanaal, wachten al dertig jaar. Hun gronden of huizen zijn onverkoopbaar. Al die jaren hebben ze hun woningen niet of bijna niet kunnen verbouwen of moderniseren. Bij een onteigening betaalt de overheid de meerkost van de gedane werken namelijk niet. Deze situatie ontlokte bij een inwoner de volgende reactie : 'Wij zijn zwaarder gestraft dan criminelen. Wie krijgt er nog een straf van meer dan 30 jaar?' De inwoners vragen dringend duidelijkheid want ze leven reeds 30 jaar in onzekerheid. Ik hoef u niet te vertellen dat dit een pijnlijke situatie is. Ook de aangrenzende gemeenten willen duidelijkheid en vragen om de schrapping van de reservatiezone door middel van een GRUP, zoals dat gebeurde bij het duwvaartkanaal in Oelegem. Na 30 jaar wachten moet aan de bewoners van de reservatiestrook een perspectief worden geboden.
Dan wil ik het specifiek hebben over de gemeente in de streek tussen Gent en Eeklo die het meest is getroffen, namelijk Zomergem. Zomergem heeft in de gemeenteraad op 30 juni 2003 als advies voor de herziening van het ruimtelijk structuurplan het volgende gesteld. Ik lees eerst de considerans bij het besluit van de gemeenteraad voor : 'Overwegende dat in het RSV wel nog steeds is opgenomen dat het Schipdonkkanaal een hoofdwaterweg is zoals het kanaal Gent-Terneuzen of het Albertkanaal, terwijl de redenen om het Schipdonkkanaal aan te passen, zoals ontsluiting Zeebrugge, achterhaald zijn, maar zolang dit gecatalogeerd is, de gemeente Zomergem en de aangelanden in de rechtsonzekerheid leven.'
Daarom heeft de gemeenteraad - ik dacht zelfs unaniem - beslist om de herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen gunstig te adviseren. De gemeenteraad maakte wel de volgende opmerking : 'Het Schipdonkkanaal is gecatalogeerd als hoofdwaterweg. Er wordt benadrukt dat de visie van de gemeente hieromtrent is opgenomen in haar GRS, met name wordt door de gemeente Zomergem aangedrongen op het schrappen van het reservatie- en erfdienstbaarheidgebied. Een verbreding van het Schipdonkkanaal betekent een belangrijke inbreuk op het huidige ruimtelijk functioneren van de gemeente. Het verbrede Schipdonkkanaal zal immers een belangrijk barrière-effect teweegbrengen, en dit niet enkel op landschappelijk en ecologisch vlak, maar ook vanuit verkeerskundig en sociaal oogpunt.' De vraag om het reservatiegebied op te heffen wordt dus gesteund door de aangrenzende gemeenten.
De regering staat nu voor een keuze : ofwel de huizen onteigenen ofwel het reservatiegebied opheffen of op zijn minst bouwen en verbouwen toelaten volgens dezelfde voorwaarden als de oorspronkelijke bestemming. Bij een eventuele latere onteigening moeten de huizen naar hun reële waarde worden geschat.
Mijnheer de minister, wat is de visie van de Vlaamse regering op de ontsluiting van Zeebrugge? Hoe zult u de verdere ontwikkeling ondersteunen? Het is evident dat de resultaten van de studie worden afgewacht, maar werden er al opties genomen?
Blijft de regering erbij te wachten op de resultaten van de diverse lopende studies vooraleer een beslissing te nemen over de afschaffing van de reserveringsstrook? Wanneer zal het strategisch plan voor de haven van Zeebrugge af zijn? Wanneer zullen andere studies met een invloed op de toekomst van het Schipdonkkanaal worden afgerond?
Overweegt de minister om een GRUP te laten opmaken om de reservatiezone te schrappen?
Wat is de multidisciplinaire stand van zaken in de problematiek van de wateroverlast in het Gentse? Zijn er al onderhandelingen begonnen over een uitwateringsconstructie in Terneuzen?
Indien een beslissing wordt uitgesteld tot het resultaat van de studies bekend is, kunnen de bewoners dan dezelfde rechten krijgen als bewoners van een zonevreemde woning, en dus de noodzakelijke verbouwingen aan hun woningen laten verrichten?
De voorzitter : De heer Holemans heeft het woord.
De heer Dirk Holemans : Mevrouw de voorzitter, ik ben blij met de interpellatie van de heer Matthijs en met de aandacht voor dit probleem. Ik heb op 18 juni 2002, namelijk reeds dezelfde problematiek aangekaart in deze commissie.
Ik denk dat het inderdaad belangrijk is om een aantal dingen op een rijtje te zetten. Ten eerste is er de MaIS, de Maatschappelijke Impactstudie. Bij het begin van de legislatuur zei uw voorganger nog het volgende : 'We zullen deze studie nog gebruiken om een aantal oude verhalen, die steeds opnieuw worden opgerakeld, definitief af te sluiten.' Ik stel vast dat dit tot nog toe niet is gebeurd. Ik denk dus dat er toch nog een aantal conclusies moeten worden getrokken uit die MaIS, want wie die studie heeft gelezen, weet dat de opties voor grote nieuwe kanalen grote maatschappelijke en ecologische gevolgen met zich mee zullen brengen. Zo worden onder meer belangrijke drinkwaterwinningsgebieden doorsneden en is er het reële probleem van de verzilting van het oppervlaktewater en van natuurgebieden.
Er blijkt nog een ander manifest probleem uit de studie. Als we het debiet van het Schipdonkkanaal verhogen door verdieping of verbreding, krijgen we een versnelde aanvoer van vervuild water uit Frankrijk met een versnelde slibafzetting. Deze optie zou dus zichzelf tenietdoen. Ik wil daarbij opmerken dat de bodem van het afleidingskanaal van de Leie een van de meest vervuilde van Vlaanderen is.
Een probleem dat te weinig aan bod kwam in de studie, is niet dat van de overstromingen in de winter, maar van een potentieel watertekort voor de scheepvaart in de zomer. Elke verbreding van een kanaal geeft een grotere uitstroming in de zomer.
Na de MaIS kwam de strategische studie van de haven van Zeebrugge. Die komt tot de conclusie dat er in de eerste 30 jaar geen kanaal nodig is. De studie pleit voor short sea shipping. De twee belangrijkste, dure studies geven allebei aan dat er geen nood is aan een nieuw kanaal. De verbreding van het Schipdonkkanaal zie ik ook als een nieuw kanaal. We kunnen ons dus afvragen of er nog wel een maatschappelijk draagvlak bestaat voor een dergelijk groot project.
In die zin komt de interpellatie van de heer Matthijs op het juiste moment. De regering moet nu grondig haar huiswerk maken en de mensen rechtszekerheid geven. Wat mij betreft, kunnen we de reserveringsstroken schrappen. Noch voor de toegankelijkheid van de haven, noch voor de afwatering in de winter, zou dat een goede oplossing zijn. Er zijn alternatieven. De mensen hebben na 30 jaar recht op rechtszekerheid. Als ze ooit onteigend worden, hebben ze recht op een billijke vergoeding van hun investeringen.
Deze vragen kwamen al aan de orde bij mijn interpellatie in juni 2002. Bijna 2 jaar later is het de hoogste tijd om de mensen een antwoord te geven.
De voorzitter : Minister Bossuyt heeft het woord.
Minister Gilbert Bossuyt : Dames en heren, ik zal een antwoord geven voor zover mogelijk in de huidige fase. Ik kan niet in het ene geval pleiten voor - eventueel bijkomende - studies en in het andere geval dat het te lang duurt, naargelang het mij goed uitkomt. U interpelleert om bijkomende onderzoeken te vragen naar aanleiding van deze infrastructuurwerken. In het andere geval beweren sommigen dat het te lang duurt.
Ik hoop dat de gouverneur van de provincie West-Vlaanderen mij nog een definitief eindrapport van het strategisch planproces zal kunnen aanbieden. Het moet alle elementen bevatten die noodzakelijk zijn voor de onderbouwing van de definitieve afbakening van het zeehavengebied Brugge-Zeebrugge. Mijnheer Matthijs, ik wil u erop wijzen dat hierbij alle noodzakelijke overwegingen en onderliggende objectiverende studies gemaakt moeten worden om alle beslissingen die de Vlaamse regering hiervoor neemt, te legitimeren ten overstaan van Europa en ten overstaan van alle hoven en rechtbanken. Dit verzuimen dreigt in de toekomst in deze kusthaven incidenten te veroorzaken in de uitvoeringsfase van infrastructuurprojecten, zoals we bij de bouw van Deurganckdok en in Vlissingen gekend hebben.
De ervaring leert dat dit ondoelmatig en tijdrovend is - ik ben het daar volledig mee eens -, dat daardoor zeer grote meerkosten ontstaan en dat het uitzonderlijke initiatieven van het parlement vergt die het best uitzonderlijk blijven. De gouverneur en alle betrokkenen beseffen dit en beschouwen dit als een dwingende kritische randvoorwaarde voor het strategisch planningsproces.
Ik zie erop toe dat dit dwingende aspect niet wordt verwaarloosd omwille van de belangen en de tijdsdruk die sommigen behartigen voor één deelfacet. Het lijkt me dan ook niet te verantwoorden om hier en nu een definitieve uitspraak te doen over uw vraag over één deelaspect. Daarmee zou ik vooruitlopen op het eindrapport en zelf verzaken aan de noodzakelijke onderbouwingen en overwegingen.
Ik kan u wel meedelen dat uit de resultaten van de reeds uitgevoerde onderzoeken in het kader van het strategisch planproces voor het havengebied Brugge-Zeebrugge en de eerder uitgevoerde MaIS betreffende de ontsluiting blijkt dat binnen de planperiode 2004-2020 met doorkijk tot 2030, de door de haven potentieel gegenereerde trafieken in functie van de binnenscheepvaart de bouw van een nieuw grootschalig kanaal in het noorden van de provincies Oost- en West-Vlaanderen niet geheel verantwoorden. Daarom spitsen de meest actuele onderzoeken inzake de binnenvaartbehoeften van de havens van Zeebrugge en Oostende zich meer toe op de opwaardering van de vaart over het kanaal Gent-Brugge-Oostende en op de estuaire vaart of de zogenaamde short sea shipping.
Momenteel kan niet worden uitgesloten dat uit het eindrapport van het strategisch plan zou blijken dat een toekomstige groei van de binnenvaart niet enkel te verwerken zal zijn via het bestaande kanaal Gent-Aalter Brugge. De reservering waarnaar u verwijst, vandaag opheffen lijkt mij bijgevolg te voortvarend omdat het toekomstige keuzes van groot maatschappelijk belang geheel hypothekeert. Zo wordt vermeden dat door bijkomende bebouwing in het reserveringstracé, beslag wordt gelegd op een uniek bruikbaar en geschikt tracé voor de binnenvaart van en naar de kusthavens.
Voor wat de waterbeheersing in het Gentse betreft, zullen vanaf april 2004 de opgestelde mathematische modellen van het Leie- en Scheldebekken worden gekoppeld. Zodoende zullen we kunnen nagaan of een uitwateringsconstructie te Terneuzen een alternatief kan vormen voor de verbreding van het afleidingskanaal van de Leie. Na het doornemen van een aantal scenario's moet het zodoende mogelijk zijn om in het najaar 2004 gefundeerde voorstellen te formuleren wat de opties voor de toekomst betreft.
Ondertussen is op het ambtelijke overleg Nederland-Vlaanderen reeds van gedachten gewisseld over de eventuele bouw van een uitwateringsconstructie in Terneuzen. De ruimte is in ieder geval aanwezig om een dergelijke constructie te bouwen. Indien grensoverschrijdend een gezamenlijke principiële beslissing in die richting zou worden genomen, kunnen formele onderhandelingen worden opgestart.
Ik heb overleg gepleegd met het kabinet van minister Van Mechelen om al uw vragen te kunnen beantwoorden. Ik lees zijn antwoorden voor.
Teneinde betreffende deelvraag 4 accuraat te kunnen beantwoorden moet in eerste instantie duidelijkheid worden gecreëerd omtrent het Schipdonkkanaal als waterweg en als afwateringsgebied voor het Leiebekken. Daarna pas kunnen we tot concrete actie overgaan. Dit is het al dan niet opmaken van een ruimtelijk uitvoeringsplan ter schrapping van de reservatiestrook. Beide materies worden momenteel op initiatief van de minister van Openbare Werken onderzocht en overlegd. In het kader van de overstromingsproblematiek wordt bovendien de rol van het Schipdonkkanaal als afwateringsgebied voor het Leiebekken door Aminal, afdeling Water, onderzocht. De resultaten van laatstgenoemde studie worden naar verluidt verwacht eind 2004. Kortom, betreffend onderzoek werd nog niet afgerond. Zodoende dient de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan ter schrapping van de reservatiestrook zich nu niet aan.
Indien beslist wordt om niet tot schrapping over te gaan, moet in elk geval de mogelijkheid worden onderzocht om meer woonzekerheid te geven aan de huidige bewoners. Dat impliceert mijns inziens flankerende maatregelen. Ik ben graag bereid in dat geval in samenspraak met onder meer minister Bossuyt de modaliteiten daartoe te onderzoeken.
Mijnheer Matthijs, ik hoop dat u apprecieert dat ik minister Van Mechelen heb geraadpleegd. Ik begrijp dat de betrokkenen snel een oplossing willen. In het geheel van de plannen en werken en studies stel ik vast dat we onze wetgeving enigszins zullen moeten aanpassen. We kunnen onderzoeken welke maatregelen mogelijk zijn, maar dat neemt tijd in beslag. De bestaande wetten en reglementen verzwaren de procedures. In afwachting van het legistieke werk zoeken we hier naar een concrete oplossing.
De voorzitter : De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Erik Matthijs : Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. U hebt een helder overzicht gegeven van de stand van zaken. Ik begrijp best dat de studies eerst afgerond moeten worden. Ik begrijp dat dit een complexe zaak is die diverse beleidsdomeinen bestrijkt. Economie,Milieu en Openbare Werken zijn erbij betrokken. Zelfs Ruimtelijke Ordening komt erbij te pas want dorpskernen worden dwars doorsneden. U zult u samen met minister Van Mechelen inzetten om de problemen van de bewoners van de reservatiestroken aan te pakken. Dat waardeer ik.
Minister Gilbert Bossuyt : Mijnheer Matthijs, dit is niet het eerste geval, vandaar de moeilijkheid om alles accuraat te omschrijven. U mag dat niet onderschatten. Wij zijn echter ten volle bereid om een oplossing te zoeken. We moeten dat onder goede voorwaarden kunnen doen.
De voorzitter : De heer Holemans heeft het woord.
De heer Dirk Holemans : Uw antwoord was zeer overzichtelijk, mijnheer de minister. U hebt ironiserend verwezen naar de visie op studies van sommige mensen. U moet dat niet aan het parlement verwijten. De regering is in hetzelfde bedje ziek. De Liefkenshoekspoortunnel is zonder al te veel studies relatief snel tot stand gekomen. We zijn soms inderdaad te veel met studies in de weer.
Minister Gilbert Bossuyt : Mijn ironie was niet tegen deze commissie gericht, mijnheer Holemans.
De afgelopen 5, 6 jaar werden de procedures bij infrastructuurwerken sterk verzwaard.
Er bestaan veel te veel onduidelijkheden over de visie van Europa. Dat is niet onze schuld. We moeten verder werken aan de verfijning. Soms is de verwarring groot. We moeten leren de procedureregels zoals het MER en dergelijke erbij te nemen. Dat is niet negatief bedoeld. Ze zijn soms noodzakelijk. Ze mogen niet dienen als een paraplu voor de administratie of voor Europa. We moeten daar rekening mee durven houden, zoals bijvoorbeeld bij de herstelwerken aan de Antwerpse ring. Ik krijg soms de indruk dat iedereen zijn paraplu opsteekt. Niemand neemt nog echt stelling in. Dat zou de overheid kunnen verlammen.
De voorzitter : De heer Holemans heeft het woord.
De heer Dirk Holemans : Mijnheer de minister, ik denk dat die flankerende maatregelen wat hoop kunnen geven. U zei ook dat u zou praten met minister Van Mechelen. Betekent dat dat er tijdens deze legislatuur nog iets zal gebeuren?
Minister Gilbert Bossuyt : Sommige kwesties liggen politiek zeer moeilijk. De realiteit gebiedt ons om een en ander te bekijken. Dat is het gevolg van de zware procedures die in de praktijk voor situaties zorgen waarop we geen antwoord kunnen bieden. Soms is de toestand echt schrijnend en kunnen bepaalde onnozele maar levensnoodzakelijke aanpassingen niet gebeuren omwille van administratieve kwesties. We moeten dus zoeken naar oplossingen, en juridisch onderbouwde voorstellen formuleren.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Matthijs en door de heer Holemans werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering. Ze zullen worden gedrukt en rondgedeeld.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.