Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 20/01/2004
Vraag om uitleg van de heer Carl Decaluwe tot de heer Gilbert Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de betaling voor de uitrusting van de hoofdhaltes van het openbaar vervoer
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Decaluwe tot de heer Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de betaling voor de uitrusting van de hoofdhaltes van het openbaar vervoer.
De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, vorige week bespraken we de aanpassingen op het decreet over de basismobiliteit. Ik wil het nu graag hebben over het uitvoeringsbesluit van 29 november 2003. Daarin werd de problematiek van de halte-infrastructuur opgenomen, namelijk in hoofdstuk 6, artikel 15 en volgende.
De VVSG en diverse gemeenten die bezig zijn met de implementatie van de basismobiliteit, laten weten dat er nog onduidelijkheid bestaat inzake de bekostiging van de hoofdhaltes. Oorspronkelijk werd gesteld dat de basisuitrusting voor 100 percent zou worden betaald door De Lijn en het gewest. Voor de gewone haltes kunnen de gemeentes vrij kiezen tussen voor 75 percent subsidieerbare schuilhuisjes via De Lijn en gratis schuilhuisjes die via concessies worden uitbesteed aan privé-firma's.
De hoofdhaltes vormen het probleem. Er zijn een aantal wettelijk vastgelegde vereisten waardoor de gemeenten de nodige middelen mogen verwachten. Ik zag dat regeling van 100 percent subsidie niet in het uitvoeringsbesluit werd opgenomen. Daardoor wordt er gemakshalve van uitgegaan dat de regeling van 75 percent subsidie geldt. Ik heb contact opgenomen met De Lijn en met een aantal gemeenten en ook daar is het niet duidelijk onder welk stelsel de hoofdhaltes vallen.
De hoofdhaltes worden met voorrang gerealiseerd in gemeenten die de basismobiliteit hebben ingevoerd. Het zal wellicht zo zijn dat veel toekomstige hoofdhaltes, zeker in het buitengebied, aan alle vereisten voldoen. Het is ook goed mogelijk dat gemeenten op een mooi heringericht centrumplein een passend schuilhuisje wensen in te planten. De vraag is of er voor een dergelijk schuilhuisje, dat aan de basisnorm van een hoofdhalte voldoet, een subsidie voor een standaardschuilhuisje van De Lijn kan worden verleend.
Mijnheer de minister, kunt u duidelijkheid verschaffen over het bekostigen van hoofdhaltes? Is het niet beter dat het besluit wordt aangepast of verfijnd? Wat is de houding van De Lijn? Waar werden reeds hoofdhaltes ingericht en door wie werden ze bekostigd? Wat is de geschatte kostprijs als de basisuitrusting voor de hoofdhaltes voor 100 percent zou worden betaald - wat de oorspronkelijke bedoeling was - door De Lijn en het gewest? Over welke middelen beschikt u om dit te effectief te financieren?
De voorzitter : Minister Bossuyt heeft het woord.
Minister Gilbert Bossuyt : Mevrouw de voorzitter, mijnheer Decaluwe, ik kan bij deze bevestigen dat de hoofdhaltes op dezelfde wijze worden gefinancierd als de normale haltes en dat de momenteel gangbare praktijken van toepassing zijn. Momenteel zijn we bezig aan de eindversie van het ontwerp van uitvoeringsbesluit 'Exploitatie en Tarieven', waarin deze bepalingen bij besluit definitief worden vastgelegd. In de feiten worden de vandaag gangbare praktijken bestendigd, zoals u ze hebt vernoemd in uw vraag.
De houding van de VVM ten aanzien van het inrichten van hoofdhaltes is niet verschillend van de houding die wordt aangenomen ten aanzien van de uitrusting van normale haltes. Voor hoofdhaltes die evenwel deel uitmaken van een gecombineerd project met de stad, de AWV, of de NMBS, of die slechts een onderdeel zijn van een groter project, worden de verschillende delen van de investering via een bijzondere overeenkomst met de betrokken partners vastgelegd. In vele gevallen gaat het hier evenwel over volwaardige autobusstations die in een groter geheel werden ingepast.
In tegenstelling tot hetgeen uit de vraagstelling blijkt, kan ik dus bevestigen dat dezelfde subsidieregeling van toepassing is voor gestandaardiseerde hoofdhaltes. De Lijn is hier wel degelijk van op de hoogte en werkt volgens de principes die ik daarnet heb vermeld.
Voor alle duidelijkheid : er bestaan twee verschillende systemen voor het plaatsen en financieren van schuilhuisjes aan zowel normale haltes als hoofdhaltes. In systeem één kiest de gemeente om publicitaire schuilhuisjes te laten plaatsen door een publiciteitsfirma. In dat geval plaatst de betrokken firma de schuilhuisjes en neemt alle kosten ten laste, alsmede het onderhoud van de schuilhuisjes. In dat geval zorgt de VVM voor de noodzakelijke informatie aan die halte, zoals de dienstregelingen, over de bediening van het openbaar vervoer. De gemeente int de opbrengsten die uit het contract met de publicitaire firma voortvloeien. In het tweede systeem kiest de gemeente ervoor om geen reclame voor derden op de schuilhuisjes te hebben.
In dat geval subsidieert het Vlaams Gewest het plaatsen van het schuilhuisje voor 75 percent en draagt de gemeente 25 percent van de kosten. De gemeente staat in dat geval in voor het onderhoud en het reinigen van het schuilhuisje. De VVM verzorgt de noodzakelijke halte-informatie. Bijkomende voorzieningen zoals fietsenstallingen, vallen onder dezelfde regeling.
In antwoord op de derde vraag kan ik toelichten dat - in het uiterst zeldzame geval van totale afwezigheid van halte-uitrusting - de volgende maximumbedragen worden vooropgesteld : in een grootstedelijk gebied 430.000 euro, in een stedelijk gebied 240.000 euro, in een randstedelijk gebied 31.000 euro, in een kleinstedelijk gebied 23.000 euro en in een buitengebied 15.000 euro. Deze ramingen houden geen rekening met de bestaande halteaccommodatie en met de publicitaire schuilhuisjes. De eventuele kosten voor telefoon en brievenbus vallen ten laste van de operatoren.
Tot op heden zijn geen afzonderlijke subsidies gepland en worden investeringen met betrekking tot hoofdhaltes ingeschreven op de bestaande budgetten binnen het begrotingsartikel 81.02 om de eenvoudige reden dat ze ten laste vallen van de VVM en dus niet van de stad of gemeente.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. De VVSG heeft ook een poging ondernomen om hierin duidelijkheid te krijgen. Ik heb me daarop geïnspireerd. Ik heb navraag gedaan bij De Lijn. Ik kreeg daar geen duidelijk antwoord. Het zou goed zijn om dit aan de gemeenten door te spelen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.