Commissie voor Cultuur, Media en Sport Vergadering van 27/03/2003
Vraag om uitleg van mevrouw Mieke Van Hecke tot de heer Guy Vanhengel, Vlaams minister van Sport en Hoofdstedelijke Aangelegenheden, over de decretale basis voor de gemeentelijke sportraden
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Van Hecke tot de heer Vanhengel, Vlaams minister van Sport en Hoofdstedelijke Aangelegenheden, over de decretale basis voor de gemeentelijke sportraden.
Mevrouw Van Hecke heeft het woord.
Mevrouw Mieke Van Hecke : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag was de eerste die u als minister hebt moeten beantwoorden, omdat een van uw voorgangers een vacuüm had gecreëerd met betrekking tot het functioneren van de gemeentelijke sportraden. Dat vacuüm moest dringend worden ingevuld, indien men een aantal decretale verplichtingen wilde nakomen. Ik bespaar u het overzicht van het totstandkomen van het vacuüm en neem de draad op waar we de vorige keer zijn geëindigd.
Mijnheer de minister, op het einde van het verslag van de jongste commissievergadering waar deze vraag aan bod kwam, zei u : 'Ik sluit helemaal niet uit dat de oplossing veeleer de richting zal uitgaan die u vraagt, dat er dus een aanpassing zal zijn aan het bestaande, om een en ander duidelijk te maken tot aan het einde van de zittingsperiode.'
Ik was niet weinig verwonderd te worden uitgenodigd op een samenkomst van schepenen van Sport en sportfunctionarissen met de vraag hen uit te leggen hoe het decreet lokaal cultuurbeleid eruitziet, vermits ze via het Bloso vriendelijk doch dringend werden uitgenodigd om statuten op te maken inzake de nieuwe gemeentelijke sportraad, geënt op de gegevens van het decreet lokaal cultuurbeleid.
Mijnheer de minister, ik heb u toen al mijn juridische bezwaren daartegen bekendgemaakt. De ene rechtsonzekere situatie, de afschaffing van de decretale regeling, wordt vervangen door een andere, de toepassing van het decreet buiten het toepassingsgebied van dat decreet binnen het jaar nadat de sportraden werden hernieuwd. Er is wat commotie op het terrein. Naar aanleiding van de installatie van de nieuwe gemeenteraden moesten al die adviesraden binnen de 6 maanden opnieuw worden samengesteld. Dat gaf problemen in de cultuursector. Men heeft daarom een jaar uitstel gegeven zodat de pas geïnstalleerde raden toch nog 1,5 jaar in functie zijn gebleven.
Ik begrijp uw houding en die van het Bloso niet zo goed om de meest voor de hand liggende oplossing, het laten voortbestaan van de volgens het oude decreet opgerichte sportraden, te negeren. Nu stelt men een nieuwe structuur voorop die helemaal niet beantwoordt aan wat die sportraden moeten zijn. Het Bloso zegt bijvoorbeeld dat de gesubsidieerde cultuurbeleidscoördinator zal worden uitgenodigd op de vergadering van de sportraad.
- De heer Dany Vandenbossche treedt als voorzitter op.
Een tweede, technisch-juridisch probleem is de verplichte advisering in de domeinen die bepaald zijn in de bijzondere wet op de hervorming van de instellingen. Men kan in de statuten zetten dat men op eigen initiatief of op verzoek advies kan geven, maar in het decreet lokaal cultuurbeleid staat een verplichte advisering ingeschreven. Mijnheer de minister, over één zaak kunnen we het eens zijn : dit decreet lokaal cultuurbeleid slaat als een tang op een varken op de sportraden. De demarches van Bloso over de modelstatuten waren een gevolg van hun vraag om het lokaal cultuurbeleid toe te passen. Naar aanleiding van de mogelijke creatie van de nieuwe sportraden vraagt het ISB-congres om de driehoek gemeente, sportclubs en onderwijs te verankeren. Het lokale sportbeleid steunt op die drie instanties. Er is dus werk aan de winkel om die sportraden een geëigende samenstelling te geven.
Mijnheer de minister, welke keuze hebt u daarin gemaakt? Welke timing zult u toepassen voor de realisatie van een nieuwe decretale basis voor de gemeentelijke sportraden?
De voorzitter : Minister Vanhengel heeft het woord.
Minister Guy Vanhengel : Mijnheer de voorzitter, collega's, eind vorig jaar heb ik inderdaad op een van de eerste vragen die me werden gesteld, geantwoord dat we de knoop zouden doorhakken en dat ik niet helemaal uitsloot dat de oplossing zou kunnen gaan in de richting die u aangaf, mevrouw Van Hecke. Ik heb me niet voorgenomen om meteen een ontwerp van decreet in te dienen tot reorganisatie van het lokale sportbeleid.
Anderzijds heb ik een grondige juridische analyse laten maken van de oprichting en het functioneren van de lokale sportraden. Zelfs een kleine decreetswijziging is op dit ogenblik niet nodig omdat er geen vacuüm is.
Mijn stelling is gebaseerd op het feit dat het decreet-Anciaux van 13 juli 2001 automatisch in de plaats is gekomen van het opgeheven decreet van 24 juli 1991 over de samenstelling van de gemeentelijke adviesorganen. Daar wordt naar verwezen in het decreet op de sportdiensten van 5 april 1995, en niet van 19 april zoals u, mevrouw Van Hecke, hebt gezegd. Het decreet van 24 juli 1991 is opgeheven, het decreet van 5 april 1995 regelt de werking van de sportdiensten, en het decreet van 13 juli 2001, dat we gemakkelijkheidshalve het decreet-Anciaux noemen, legt een nieuwe organisatievorm op voor adviesorganen in de gemeenten. Het is ook juist dat het decreet van voormalig minister Anciaux er is gekomen zonder dat de sportsector werd geraadpleegd, en hij en het Vlaams Parlement zijn unilateraal overgegaan tot het afschaffen van het decreet van 24 juli 1991 waarop de samenstelling van de huidige sportraden is gebaseerd.
Het huidig decreet op de sportdiensten van 5 april 1995 stelt dat een gemeente moet kiezen voor een afzonderlijke en autonome sportraad zoals bepaald wordt in het decreet van 24 juli 1991, houdende de organisatie van het overleg en de inspraak in het gemeentelijk cultuurbeleid. Het decreet van 13 juli 2001, het decreet-Anciaux, houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid, bevat een afzonderlijke titel die de organisatie van het overleg en de advisering van het gemeentelijk cultuurbeleid regelt. Dat zijn de artikels 55 tot en met 65. Deze tekst komt ter vervanging van het decreet van 24 juli 1991. Het decreet-Anciaux heeft het decreet van 24 juli 1991 opgeheven en heeft ter vervanging een nieuwe organisatievorm opgelegd inzake het overleg en de advisering van het gemeentelijk cultuurbeleid.
In de memorie van toelichting bij dit decreet wordt uitdrukkelijk gesteld dat het de bedoeling moet zijn om alle culturele actoren in de ruimste betekenis uit te nodigen en te betrekken. Het was duidelijk de bedoeling van voormalig minister Anciaux en van het Vlaams Parlement om de hele regelgeving omtrent overleg en advisering te regelen zonder dit te beperken tot sommige materies, en dus kunnen we daaruit afleiden dat dit meteen de bedoeling had regelingen te treffen, inclusief het sportgebeuren.
Het decreet-Anciaux voorziet in drie vormen van adviesorganen : een gemeentelijke cultuurraad, sectorale deelraden en afzonderlijke adviesorganen. De memorie van toelichting vermeldt zeer duidelijk dat als de gemeenten afzonderlijke adviesorganen hebben opgericht voor sport, die buiten de overkoepelende gemeentelijke cultuurraden vallen en dat de gemeenten zich zullen moeten richten tot deze sectorale deelraden. Inzake sport moet men zich dus richten tot de sectorale sportraad en dus, zoals artikel 58 van het decreet stelt, advies vragen aan de afzonderlijke sportraad en niet aan de overkoepelende gemeentelijke cultuurraad. De sportraad is en blijft aldus een afzonderlijk adviesorgaan conform het decreet van 5 april 1995 houdende de erkenning en subsidiëring van de sportdiensten, dat als erkenningvoorwaarde blijft stellen dat de sportraad een autonome en afzonderlijke raad moet zijn. Daar is er geen enkel probleem. De achtereenvolgende decreten zijn niet tegenstrijdig aan elkaar, integendeel, ze vullen elkaar aan.
De samenstelling van de sportraad wordt echter niet langer meer geregeld door het oude decreet van 1991, maar door het decreet-Anciaux van 2001. Dat decreet vormt nu precies de rechtsgrond voor de samenstelling van de sportraad. Het decreet van 5 april 1995 op de sportdiensten blijft de rechtsgrond voor het verplicht oprichten van een sportraad en voor de verplichte autonomie en onafhankelijkheid van die sportraad.
Voor de niet-erkende gemeenten die niet vallen onder het decreet van 5 april 1995 is het volledige decreet-Anciaux voor wat betreft de advisering ook automatisch van toepassing aangezien daar de overkoepelende gemeentelijke cultuurraad bevoegd is voor sport. Er bestaat dus bijgevolg geen juridisch vacuüm, aangezien het de juridische logica zelf is dat wanneer in een decreet - in casu het sportdecreet - verwezen wordt naar een decreet - in casu het decreet inzake overleg en inspraak in het gemeentelijk cultuurbeleid van 24 juli 1991, dat wordt opgeheven en vervangen door een ander decreet met dezelfde inhoud, in casu het decreet lokaal cultuurbeleid van 13 juli 2001 -, er voor de rechtsonderhorigen geen twijfel bestaat dat deze regeling op hen van toepassing is.
Na overleg en na uw vraag beluisterd te hebben en daar met de mensen van het Bloso dieper te zijn op ingegaan, werden via de brief van het Bloso de gemeenten duidelijk herinnerd aan de door het decreet-Anciaux opgelegde nieuwe samenstelling van de adviesorganen, en aan hun verplichting om de samenstelling van hun adviesorganen aan te passen aan de van toepassing zijnde wetgeving, en meer bepaald aan de artikelen inzake de adviesraden opgenomen in het decreet van 13 juli 2001.
Ik weet wel waar het schoentje in sommige gevallen knelt. De samenstelling volgens het decreet van 13 juli 2001 doet op dit moment inzake inhoud geen echte problemen rijzen. De samenstelling van de sportraad is ten opzichte van het opgeheven decreet van 24 juli 1991 niet alleen vereenvoudigd, wat iedereen wel goed zal vinden, maar nu maakt het aanwezige werkveld, namelijk de gebruikers, exclusief deel uit van het orgaan. De indeling in drie groepen, namelijk verenigingen die werken met vrijwilligers, met professionelen en met deskundigen, zorgt niet voor noemenswaardige problemen en komt overeen met de samenstelling van de sportsector waar vrijwilligers, de grootste groep, maar ook professionelen en deskundigen aanwezig zijn. Er zijn natuurlijk geen politici of hun vertegenwoordigers meer bij en dat maakt het verschil met vroeger. Het feit dat in de adviesraden geen politieke mandatarissen, noch hun vertegenwoordigers meer mogen zetelen, draagt er misschien toe bij dat sommigen het moeilijk blijven hebben met deze tekst.
Wat is er inmiddels gebeurd? De gemeenten werden door de provinciale Bloso-inspectiedienst en de afdeling subsidiëring en de juridische cel van het Bloso actief en intensief begeleid bij het aanpassen van de statuten van hun sportraden volgens de nieuwe samenstelling. Er werden modelstatuten opgemaakt om de gemeenten het zo eenvoudig mogelijk te maken om hun sportraden aan te passen. Tot op dit ogenblik worden door de erkende gemeenten op systematische wijze de definitief aangepaste statuten opgestuurd of melden ze het tijdstip van de definitieve beslissing van de goedkeuring door de gemeenteraad. Bloso heeft de instructie gekregen voldoende flexibel op te treden ten aanzien van de gemeenten zodat op korte termijn alle sportraden volgens de nieuwe samenstelling zullen zijn opgericht.
Op dit ogenblik worden op het werkveld alle wijzigingen conform het decreet-Anciaux toegepast en bestaat er geen onduidelijkheid meer bij de gemeentebesturen. Ter informatie kan ik u ook de stand van zaken geven op 24 maart van dit jaar. Op de 168 gemeenten met erkende sportdiensten zijn er 57 gemeenten die definitief hun statuten hebben ingediend en helemaal in orde zijn, 30 gemeenten hebben de ontwerpstatuten al in één of andere vorm goedgekeurd maar die moeten nog worden bekrachtigd door de gemeenteraad. We hebben aan de gemeenten gevraagd om hun nieuwe statuten in te sturen voor 15 februari, maar we weten dat het beslissingsproces in de gemeenten soms langer duurt. Daarom geven we de gemeenten zeker de tijd tot aan de paasvakantie om hun aangepaste statuten in te dienen. Na de paasvakantie zullen we nog eens een duidelijke herinnering sturen naar de gemeenten waarvan we op dat ogenblik nog geen nieuws hebben gekregen.
De voorzitter : Mevrouw Van Hecke heeft het woord.
Mevrouw Mieke Van Hecke : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord en voor de gedrevenheid waarmee u deze interpretatie als correct en aanvaardbaar hebt voorgesteld. Dezelfde argumentatie heb ik trouwens bij mijn vorige vraag ook al ontwikkeld. Ze was dus voor mij niet nieuw. Als ze zo correct is, heeft Bloso toch wel veel tijd nodig gehad om dat te ontdekken.
Ze hebben dat namelijk ontdekt op 28 november 2002, toen de vervaldatum voor de nieuwe 'raden' 31 december 2002 was. Als uitgangspunt blijft dit in elk geval onjuist. Het is tijdens de commissiebesprekingen duidelijk gemaakt dat de filosofie achter artikel 56 van het decreet-Anciaux te maken had met de advisering van het lokaal cultuurbeleid in strikte zin, zoals het in het geheel van dat decreet is opgenomen. Het is een cirkelredenering om te zeggen dat ze bevoegd is voor sport tenzij er een aparte sportraad is die dan op dezelfde manier wordt samengesteld als de cultuurraad We gaan elkaar niets wijsmaken.
Ik leg me uiteraard neer bij de keuze die men heeft gemaakt en bij de poging om hiervoor nog een redelijke argumentatie op te stellen. Ik bewonder ook de flexibiliteit waarmee men omgaat met termijnen, want als men dan toch dat decreet volgt, was de vervaltermijn in elk geval vastgelegd op 31 december 2002. Er is dus sowieso een vacuüm.
Mijnheer de minister, in heel deze sector is een zaak duidelijk, namelijk dat men wordt beoordeeld door degene van wie men ook afhankelijk is voor de middelen. Men stelt op voorhand de criteria vast waarop men zal worden beoordeeld, waarom zou men ze dan in 's hemelsnaam niet volgen? Het maakt dus allemaal niet uit of dat gebeurt naast decreten, tegen decreten, met behulp van decreten, als men het maar goed met elkaar vindt en als het Bloso maar zegt dat het zo moet, dan krijgt men de middelen. Wie maakt er zich dan zorgen? Wel, ik blijf me zorgen maken. Ik besef heel goed dat het in deze kwestie geen consequenties zal hebben, maar er werd met veel slordigheid omgesprongen met deze regelgeving. Ik herhaal dat ik u dat niet verwijt, mijnheer de minister, ik verwijt dat degene aan wie ik de vraag heb gesteld op het moment dat de afschaffing van het decreet van 1991 ook ten opzichte van de sportraden ter sprake is gekomen. Op dat moment heb ik gewezen op de problematiek. Op dat moment heeft men gezegd dat er geen problemen waren en dat het nieuwe decreet lokaal sportbeleid voor het einde van 2001 in het parlement zou worden goedgekeurd, waardoor de sportraden zouden worden geregeld. Dat is de realiteit. Ik blijf het dan ook heel moeilijk hebben met het feit dat men nu, achteraf, juridische argumenten gaat opbouwen. Ik vind dat men dan ook correct moet zijn en zeggen : 'Voor ons volstaat het als u voorlopig sportraden opricht volgens de regels die wij geven, wij zullen ze dan erkennen. U richt de sportraden op, op het moment dat het u het best past, u zal advies kunnen geven en we zullen zelfs rekening houden met die adviezen'. Ik hoop enkel dat er nooit een partij zal zijn die schade lijdt als gevolg hiervan, want u beseft even goed als ik dat uw juridische uitleg heel moeilijk zal standhouden als dit voor de Raad van State wordt gebracht. Ik uit nogmaals mijn bewondering voor de overtuiging waarmee u het naar voren hebt gebracht. Ik kan er wel akkoord mee gaan dat dit sowieso een oplossing biedt voor het vacuüm dat er anders zou zijn. Dat is echter het enige pluspunt in heel dit verhaal.
De voorzitter : Minister Vanhengel heeft het woord.
Minister Guy Vanhengel : Ik denk dat we een ding toch echt wel goed voor ogen moeten houden : het is niet het Bloso dat zegt hoe het moet , maar wel de decreten van het Vlaams Parlement. Het toeval wil dat het nu gaat om een decreet dat is opgeheven, een decreet inzake de sportdiensten en een decreet over de organisatievorm van adviesorganen. De regelgeving waarover ik heel die technische uitleg heb gegeven, is geen regelgeving bedacht door het Bloso, maar een regelgeving die voortspruit uit decreten goedgekeurd door dit parlement. Het is de taak van het Bloso om die regelgeving zo goed mogelijk toe te passen, wat ook gebeurt. Volgens mij doen er zich daarbij geen problemen voor, waarmee ik niet wil zeggen dat het vatten van die nieuwe structuur en die nieuwe werking van die decreten eenvoudig is. Het zijn dus de decreten van het Vlaams Parlement die de regels voorschrijven.
Ik wou nog ingaan op een tweede element : u doet wat cynisch over de flexibiliteit die we aan de dag leggen. Ik vermoed dat u Bloso toch niet zou willen vragen om niet flexibel te zijn? Niet flexibel zijn zou namelijk betekenen dat we een aantal gemeenten in moeilijkheden brengen en dat is helemaal niet de bedoeling.
Mevrouw Mieke Van Hecke : Dat gebeurt wel, want de gemeenten hebben pas in november 2002 ontdekt dat die sportraden moesten worden opgericht volgens dat decreet van juli 2001.
Minister Guy Vanhengel : Er zijn gemeenten die de regelgeving volgden, die wisten wat het Vlaams Parlement hierover had beslist en die zich daaraan hebben aangepast. Andere gemeenten kennen de werking van ons Vlaams Parlement niet zo goed en volgen minder wat hier allemaal wordt goedgekeurd. Aan die gemeenten hebben we dan zo goed mogelijk proberen uit te leggen wat de nieuwe situatie was.
Ik denk dat niemand Bloso kwalijk mag nemen dat het in deze aangelegenheid enigszins flexibel tewerk gaat, wat trouwens uitdrukkelijk op mijn vraag gebeurt. Het is namelijk niet de bedoeling om problemen te scheppen als dat niet nodig is. Het is wel de bedoeling om er op redelijke termijn voor te zorgen dat iedereen opnieuw volkomen volgens de letter en de geest van onze twee decreten functioneert.
De voorzitter : Het incident is gesloten.