Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 20/03/2003
Vraag om uitleg van de heer Frans Ramon tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over onderwijs aan trekkende bevolking
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Ramon tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over onderwijs aan trekkende bevolking.
De heer Ramon heeft het woord.
De heer Frans Ramon : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, in het decreet over gelijke onderwijskansen werd een speciaal criterium ingevoerd, namelijk de toekenning van extra GOK-uren aan kinderen van trekkende bevolking. We hebben hierover met zijn allen diepgaand gediscussieerd.
Dat criterium wordt ook gehanteerd voor de toekenning van extra-reguliere lestijden. In het ene geval tellen deze kinderen mee aan een coëfficiënt van 0,8 en in het andere geval aan een coëfficiënt van 1,5. Wat de reguliere extra-lestijden betreft, zou - voorwaardelijk dus - de verificateur aan de scholen een bewijs of attest vragen ter staving van de juistheid van het 'behoren tot de trekkende bevolking'. Voor de GOK-uren zou een verklaring op eer voldoende zijn.
Nu zouden scholen die kinderen onthalen die regelmatig de school verlaten om hun ouders te vergezellen in het trekseizoen voor circus- en activiteiten, worden geacht om te voorzien in onderwijs op afstand. Dat impliceert het ontwerpen van lespakketten, het maken van afspraken met de ouders, het opvolgen van de kinderen en dergelijke. Het is echter niet zo vanzelfsprekend om de trekkende bevolking op te volgen en om de afstandsonderwijsopdracht naar behoren te vervullen.
Mevrouw de minister, kunt u een algemeen overzicht geven van het aantal kinderen dat in aanmerking komt voor extra GOK-uren en voor extra reguliere lestijden op basis van het criterium 'behoort tot de trekkende bevolking'? Kunt u een overzicht geven van het aantal scholen die met de trekkende bevolking worden geconfronteerd? Is het juist dat verificateurs aan scholen een extra attest vragen om te bewijzen dat kinderen tot de trekkende bevolking behoren? Is dat een nieuwe maatregel, of gebeurde dat in het verleden ook al? Waarom wordt dat attest alleen maar gevraagd voor de reguliere lestijden en niet voor de GOK-uren? Hoe ondersteunt het departement Onderwijs leerkrachten en scholen om mogelijk te maken dat ze hun taken naar behoren vervullen wanneer kinderen gedurende een bepaalde periode niet naar school kunnen komen tijdens het trekseizoen? Er moet immers onderwijs op afstand worden aangeboden en het is niet denkbeeldig dat dit improvisatorisch en onvoorbereid gebeurt.
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, collega's, het aantal kinderen in het basisonderwijs waarop de gelijkekansenindicator 'behoort tot de trekkende bevolking' van toepassing is en die in de context van de gelijke onderwijskansen een extra weging krijgen van 0,8, bedraagt 1.695. Er zijn 80 leerlingen waarop die indicator eveneens van toepassing is, zonder dat ze een extra weging krijgen, wat betekent dat de school niet in aanmerking komt voor extra lestijden. Die uren vallen dus weg. Er zijn 924 leerlingen in het basisonderwijs die tot de trekkende bevolking behoren en een extra weging van 1,5 krijgen in het reguliere pakket.
In het secundair onderwijs zitten 257 leerlingen waarop de indicator 'behoort tot de trekkende bevolking' van toepassing is en die in de context van de gelijke onderwijskansen een extra weging krijgen van 0,8. De indicator 'behoort tot de trekkende bevolking' wordt in het secundair onderwijs alleen in de eerste graad gebruikt. In de tweede en de derde graad worden andere gelijkekansenindicatoren gebruikt. Die hebben onder meer te maken met de onderwijsachterstand, de neveninstromers en de anderstalige nieuwkomers. Op basis van die indicatoren is het natuurlijk niet langer mogelijk om de jongeren die tot de trekkende bevolking behoren als groep te identificeren in de tweede en de derde graad van het secundair onderwijs.
Het aantal basisscholen dat met de trekkende bevolking wordt geconfronteerd, bedraagt 142. In het secundair onderwijs gaat het om 139 scholen. In het totaal zijn er ongeveer 2.400 basisscholen en 1.200 secundaire scholen.
In verband met de bewijzen die nodig zijn om coëfficiënt 1,5 te kunnen verwerven, bepaalt het decreet basisonderwijs, dat werd gewijzigd door het decreet van 14 juli 1998, in artikel IX, punt 9 dat aan artikel 140 van hetzelfde decreet een derde lid wordt toegevoegd en daarin staat : 'Op de leerlingen waarvan de ouders tot de trekkende bevolking behoren, wordt eveneens de coëfficiënt 1,5 toegepast. De regering kan de modaliteiten bepalen waaronder dit gebeurt.' Artikel 140 van het decreet basisonderwijs stelde nog voor het GOK-decreet dat elke leerling voor één teleenheid telt, maar op de leerlingen uit het gewone basisonderwijs die verblijven in een CKG, die verblijven in tehuizen voor kinderen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben of die door de jeugdrechter of door een comité voor bijzondere jeugdzorg zijn geplaatst, wordt evenwel de coëfficiënt 1,5 toegepast.
De controle in verband met die coëfficiënt gebeurt niet centraal binnen de administratie Basisonderwijs. Elke basisschool die één of meerdere leerlingen heeft die voldoen aan de hierboven vermelde criteria, wordt ter plaatse gecontroleerd bij de jaarlijkse controle door de verantwoordelijke verificateur.
Om te kunnen meetellen volgens coëfficiënt 1,5 moet de school voor elke individuele leerling een schriftelijk bewijs afleveren. Een verklaring van de ouders of van de directeur is niet voldoende.
Vanaf schooljaar 2002-2003 is de categorie van de trekkende bevolking daaraan toegevoegd en daarvoor gelden dezelfde controlemaatregelen als voor de drie oorspronkelijke categorieën die in artikel 140 worden vermeld.
Het schriftelijk bewijs wordt niet gevraagd voor de GOK-uren omdat er in dat verband wordt gewerkt met verklaringen op eer van de ouders. Er moeten dus geen documenten ter staving worden voorgelegd. Die vorm van bewijs wordt niet alleen gebruikt voor kinderen waarop de indicator 'behoort tot de trekkende bevolking' van toepassing is, maar ook voor de kinderen waarop de andere gelijkekansenindicatoren van toepassing zijn. Het gaat om een bewuste keuze. In verband met de GOK-uren ligt de verantwoordelijkheid immers bij de ouders, terwijl die voor de reguliere lestijden bij de school ligt.
In de nieuwe regelgeving op de afwezigheden in het basisonderwijs staat dat leerlingen die gedurende een bepaalde periode met hun ouders rondtrekken, niet langer moeten worden geschrapt als regelmatige leerlingen. De voorwaarde is natuurlijk dat er bepaalde afspraken worden gemaakt tussen de ouders en de school en dat de school een bepaalde vorm van afstandsonderwijs aanbiedt. Deze regeling heeft geen betrekking op woonwagenbewoners, maar bijvoorbeeld wel op binnenschippers. Het gaat meestal uitsluitend om kleuters. Leerplichtige leerlingen gaan immers op internaat vanaf 6 jaar of vanaf het eerste leerjaar.
Op dit ogenblik hebben heel wat scholen ervaring opgedaan met kinderen van de trekkende bevolking. Die kan worden overgedragen op andere scholen nu de tijdelijke projecten voor de trekkende bevolking structureel in het GOK-beleid zijn opgenomen. Scholen kunnen een beroep doen op de diensten van de Effecot. Bovendien geeft het departement Onderwijs subsidies aan een aantal projecten die materiaal ontwikkelen voor afstandsonderwijs. Het geheel staat nog in de kinderschoenen, maar scholen worden dus niet aan hun lot overgelaten. Er wordt heel wat steun en begeleiding aangeboden door de pedagogische begeleidingsdiensten en de steunpunten in de context van het GOK-decreet.
De voorzitter : De heer Ramon heeft het woord.
De heer Frans Ramon : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat het goed is dat we af en toe eens degelijk zicht krijgen op deze niet zo grote groep kinderen. Heel wat scholen worden er immers mee geconfronteerd.
Er is inderdaad begeleiding en steun, maar er is nog veel werk aan de winkel.
Minister Marleen Vanderpoorten : Het ondersteuningsdecreet is op komst. Dat zal een belangrijke stap voorwaarts zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.