Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 20/03/2003
Vraag om uitleg van de heer Frans De Cock tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over brandpreventie bij risicovolle werkzaamheden aan schoolgebouwen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer De Cock tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over brandpreventie bij risicovolle werkzaamheden aan schoolgebouwen.
De heer De Cock heeft het woord.
De heer Frans De Cock : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik wil het hebben over de problematiek van brandpreventie bij risicovolle werkzaamheden aan schoolgebouwen. Zowel in het gemeenschapsonderwijs als in de andere onderwijsnetten gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, worden regelmatig onderhoudswerken uitgevoerd. Bij bepaalde werkzaamheden ontstaat een verhoogd brandrisico, zoals bij dakwerken. De laatste tijd worden we steeds vaker geconfronteerd met branden in schoolgebouwen. Ik denk bijvoorbeeld aan de brand in het Atheneum van Antwerpen en in de vrije school van Westerlo.
In de industrie moeten bij dergelijke risicovolle werken op voorhand een aantal maatregelen worden genomen. De bedrijfsbrandweer en eventueel de andere brandweerdiensten, worden bij voorbaat ingelicht. Er moet een formulier worden ingediend dat is opgemaakt door de Nationale Vereniging voor de Beveiliging tegen Brand. Op die manier wordt belet dat er zich onverwachte verrassingen voordoen. Als gevolg van de meldingsplicht worden preventieve maatregelen uitgevaardigd die niet alleen door het bedrijf, maar ook door alle aannemers worden opgevolgd. De verzekeringsmaatschappijen koppelen hun premies aan dergelijk preventief optreden.
Dergelijk systeem zou ook kunnen worden toegepast op schoolgebouwen en andere openbare gebouwen. Het lijkt me zinvol dat de schooldirectie bij werken met een verhoogd brandrisico daarvan melding maakt aan de brandweer. Als gevolg hiervan zou de directie een aantal preventieve brandmaatregelen moeten opvolgen en ook opleggen aan de aannemer. Bij de brand in Westerlo had dit waarschijnlijk een en ander kunnen voorkomen of toch indijken. Ter voorkoming van branden in schoolgebouwen, pleit ik voor een strengere meldingsplicht aan de brandweer en een beter toezicht op risicovolle werken aan schoolgebouwen.
Mevrouw de minister, kunt u instemmen met een richtlijn of omzendbrief aan de hele onderwijssector voor het instellen van brandpreventiemaatregelen bij risicovolle werkzaamheden aan schoolgebouwen? Bestaan er al bepaalde voorschriften? Bestaat er een systeem of procedure om toezicht uit te oefenen op de naleving van deze richtlijnen? Beschikt u over cijfergegevens over het aantal branden in schoolgebouwen, over de omvang van de schade en de impact ervan op het onderwijsbudget?
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, er bestaan momenteel reeds normen inzake brandpreventie bij werken aan schoolgebouwen. De wettelijke bepalingen inzake brandveiligheid zijn gebundeld in de algemeen geldende NBN-normen.Voor schoolgebouwen geldt meer specifiek de NBN-norm met als referentie NBN S21-204. Voor nieuwe gebouwen moet bovendien worden voldaan aan het KB van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnorm voor de preventie van brand en ontploffing, zoals gewijzigd.
Voor infrastructuurwerken geldt het KB van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele werkplaatsen. Dit KB regelt de veiligheid van de werknemer op de werf. Daartoe wordt bij de meeste bouwprojecten een veiligheidscoördinator voor de ontwerpfase en de uitvoeringsfase aangesteld. De veiligheidscoördinator stelt een veiligheids- en gezondheidsplan op, dat de noodzakelijke preventiemaatregelen opsomt ter voorkoming van risico's waaraan de werknemers worden blootgesteld bij de uitvoering van het werk. Het brandrisico vormt één van deze risico's.
De Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs (DIGO) wijst de inrichtende macht van de gesubsidieerde scholen op deze wettelijke bepalingen. Ook in de informatiebrochure 'Bouwen met DIGO' wordt verwezen naar de wetgeving inzake brandveiligheid en naar de verplichting om een veiligheidscoördinator aan te stellen. Voor het gemeenschapsonderwijs ziet de Raad van het Gemeenschapsonderwijs (RAGO) toe op en verleent bijstand bij de naleving van de geldende NBN-norm en KB's.
De procedure om toezicht uit te oefenen op de naleving van deze richtlijnen verloopt als volgt. Ten eerste moet het lastenboek voldoen aan het advies en de opmerkingen van de plaatselijke brandweer en aan alle normen inzake brandveiligheid. Tevens moet de preventie-adviseur van de onderwijsinstelling waken over de toepassing van de preventiemaatregelen, in het bijzonder bij de uitvoering van werken. Tenslotte ziet de veiligheidscoördinator er bij de uitvoeringsfase op toe dat de preventiemaatregelen, die hij bij het ontwerp van de werken heeft voorgeschreven, bij de uitvoering worden nageleefd.
Bij de DIGO kan een spoedprocedure opgestart worden voor noodgevallen. Voor heropbouw na brand kan een spoedprocedure worden aangevraagd. Op basis van deze gegevens inzake spoedprocedures werd de DIGO de laatste 5 jaar geconfronteerd met een vijftal dossiers tengevolge van brand. In dit beperkt aantal gevallen werden verscheidene oorzaken vastgesteld zoals blikseminslag en brandstichting. In één geval was de brand veroorzaakt door werkzaamheden. Voor deze dossiers werd in totaal voorzien in een bedrag van 8,5 miljoen euro aan subsidies. Hierbij vermeldt de DIGO dat de schadevergoeding die de verzekeringsmaatschappij uitkeert, wordt afgetrokken van de kostprijs, waarop de subsidie wordt berekend. Ter vergelijking keurt de DIGO jaarlijks gemiddeld zo'n 542 principe-akkoorden goed voor een totaal subsidiebedrag van 116.857.000 euro. Dit is het bedrag van 2002.
Het gemeenschapsonderwijs heeft geen volledig beeld van alle schadegevallen over de laatste 5 jaar. Het gemeenschapsonderwijs treedt tot op heden immers op als eigen risicodrager. Bijgevolg moet er geen aangifte gedaan worden. Het herstel van schade wordt geval per geval geregeld. Dit element is ook ter sprake gekomen in de persberichten over de brand in het Atheneum van Antwerpen.
De voorzitter : De heer De Cock heeft het woord.
De heer Frans De Cock : Mevrouw de minister, ik dank u voor het omstandig en duidelijk antwoord.
Ik stel vast dat er wel degelijk een aantal voorschriften bestaan. Volgens de statistieken is de frequentie van het aantal branden blijkbaar toch niet zo dramatisch hoog. Over de schade kan ik op het eerste zicht moeilijk een oordeel vellen. Omdat het gemeenschapsonderwijs over een eigen risicodrager beschikt, is de aangifte niet direct in cijfers te vatten. Het is dan ook moeilijk om dit te beoordelen.
In het algemeen moet er strikt worden toegezien op de naleving van alle bestaande richtlijnen. Dit is in eerste instantie de taak van de preventieadviseur en de veiligheidscoördinatoren. Mevrouw de minister, ik veronderstel dat u de gepaste maatregelen zult nemen als u enige twijfel koestert over de accurate naleving van dit toezicht.
De voorzitter : Het incident is gesloten.