Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 30/01/2003
Vraag om uitleg van de heer Roland Van Goethem tot de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de invoering van de jobkaart
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Van Goethem tot de heer Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de invoering van de jobkaart.
De heer Van Goethem heeft het woord.
De heer Roland Van Goethem : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de jobkaart zou een nieuw instrument worden om de stijgende werkloosheid bij jongeren terug te dringen. De jobkaart is misschien een goed idee om jongeren beroepservaring mee te geven, maar er moeten eerst jobs komen. Het bedrijf dat meewerkt kan tot 75 percent besparen op de loonkost. Dat is niet min. Het zou inderdaad tot een daling van jeugdwerkloosheid kunnen leiden. De vraag is of daardoor geen verschuiving van de werkloosheid optreedt. Er zullen namelijk meer ouderen werkloos worden omdat jongeren met een jobkaart hun plaats innemen.
Welke maatregelen zult u treffen om te voorkomen dat jongeren met een jobkaart worden aangenomen ten nadele van ouderen die voor hun diensten worden bedankt? Hoe kan worden voorkomen dat jongeren met een jobkaart niet omwille van die kaart worden aangenomen?
Hoe zult u vermijden dat de aanwervingen slechts van beperkte duur zijn? Een bedrijf zou immers telkens opnieuw een jongere met een jobkaart kunnen aanwerven.
De heer Jan Laurys : Er is blijkbaar een conflict over ontstaan met mevrouw Onkelinx. Het is een variant op de IBO of individuele beroepsopleiding. Er worden gedurende maximaal 6 maanden werkloosheidsmiddelen ter beschikking gesteld. De werkgever betaalt hiervoor degressief een premie. Op die manier biedt het IBO-systeem een vorming die op de opleidingsmarkt niet bestaat. Mevrouw Onkelinx zegt dat dit een federale materie is en dat niet zomaar kan worden beslist over 4.500 bijkomende IBO-plaatsen. De RVA zou daarover moeten beslissen. Ik dacht dat de VDAB bevoegd was, en dat de RVA daar altijd de werkloosheidsuitkeringen aan koppelt. Ik zie dus niet goed in hoe dat kan, tenzij men terugkomt op de afspraak die werd gemaakt naar aanleiding van het tijdskrediet. De afspraak was dat er vooraf overleg moest zijn over alles wat eventueel raakvlakken had met federale materies. Blijkbaar is het een van de verwijten dat er vooraf geen overleg over deze materie is geweest.
Ik weet dat er in het verleden heel veel discussie is geweest over de IBO, omdat er nogal wat misbruiken zijn geweest van werkgevers die dat systeem gebruikten als een soort loonsubsidie voor aanwervingen. Ik denk echter dat de individuele beroepsopleiding voor laaggeschoolden de ideale instap is in een onderneming, omdat ze zo een opleiding op de werkvloer krijgen, wat volgens mij nog steeds de beste opleiding is die men die mensen kan aanbieden. Wij zeggen namelijk nogal snel dat opleiding goed is. Niet alle opleidingen zijn echter goed. Er is ook een opleidingsmarkt met allerlei actoren die hun taak maken van opleiding en dikwijls gewoon mensen opleiden om op te leiden. Het gaat hen meer om diegenen die de opleiding aanbieden dan om diegenen die ze aanvragen. Een IBO is volgens mij een ideale formule, omdat de opleiding dan plaatsvindt in een arbeidsklimaat. Een IBO omvat ook alle andere facetten van vorming, zoals werkattitude en dergelijke. Daarom vind ik IBO een goede formule. Ik moet wel toegeven dat mijn vroegere werkgever daar niet altijd akkoord mee ging. Er was nog altijd een beetje weerstand omdat men vond dat werkgevers daarmee een onterechte subsidie kregen. Daarom denk ik dat hier en daar nog wel zal worden opgemerkt dat het geven van subsidies aan 4.500 mensen gedurende 6 maanden weer een cadeau is voor de werkgevers. Ik zie het een beetje anders. Ik moet eerlijk zeggen dat ik denk dat dat een ideale formule is, op voorwaarde dat er voldoende garanties zijn dat er inderdaad begeleiding is en dat er een opleiding wordt aangeboden.
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, collega's, eerst en vooral wil ik me verontschuldigen dat ik u de themabrief naar aanleiding van de jobkaart niet heb overgemaakt. Ik zal u die nasturen. Voor die themabrief hebben we door de VDAB en de administratie een analyse laten maken van de toestand inzake werkloosheid na vele maanden van vele aankondigingen. Uit die analyse kan men afleiden dat het verantwoord is om iets te doen voor de min-25-jarigen. We merken dat de werkloosheid bij de min-25-jarigen vanaf juni 2001 enorm stijgt. Ze worden gewoonweg niet meer aangeworven. Het is een historisch feit dat er in die groep werklozen voor het eerst meer jongens dan meisjes zitten. Men merkt dat er een nieuwe cohorte ontstaat, een groep die effectief riskeert om nooit ervaring te kunnen opdoen. Daarom zijn de administratie en de VDAB gaan samen zitten om na te gaan welke middelen er voorhanden zijn om daarop in te spelen. Het bleek dan dat men zeer goede ervaringen heeft met de individuele beroepsopleiding, het zogenaamde IBO-stelsel, dat nu zeer selectief wordt gebruikt door sommige bedrijven in sommige situaties voor heel specifieke opleidingen. We merken echter dat we diezelfde principes zouden kunnen toepassen op jongeren.
Ik wil het systeem even verduidelijken : de jobkaart vormt het einde van een bepaald proces. De min-25-jarigen die reeds 6 maanden werkzoekende zijn, moeten meewerken aan een systeem van 'leren solliciteren'. Ofwel doen ze dat via het internet, ofwel doen ze dat in die zogenaamde jobclubs. Velen van hen vinden reeds werk tijdens dat 'leren solliciteren', omdat dat zeer praktische lessen zijn waarmee ze effectief leren te solliciteren. Als ze de lessen 'leren solliciteren' hebben doorlopen, krijgen ze een jobkaart. Het was de bedoeling om een zeer eenvoudige techniek te hebben om bedrijven te overtuigen iemand aan te nemen. Dat is het tweede element dat we daarmee beogen.We hebben bij enkele bedrijven ook uitgetest of ze via die kaart eerder zouden aanwerven, waar ze anders niet zouden overgaan tot aanwerving. Bij vele bedrijven is er een aarzeling : gaan we aanwerven, gaan we eventjes groeien of niet? We willen hen een kleine duw in de rug geven door die jobkaart. Een jongere kan dan aan een bedrijf zeggen : die kaart betekent dat ik in uw bedrijf door iemand van de VDAB zal worden begeleid, dat ik mijn uitkering zal behouden, maar dat ik een bijpassing zal krijgen van u en van de VDAB, die mij in staat stelt om een normaal inkomen te hebben.Voor het bedrijf zal dat een besparing betekenen van 25 tot 75 percent.
Doordat er een direct contact is met de VDAB, kan men in zeer individuele situaties nagaan wat de toestand is, in welk systeem men zit. Die ene maand kan dan soms ook 6 maanden worden, waar het echt verantwoord is. De directe begeleiding die gebeurt, vormt ook de garantie tegen misbruik. Het is ook zo dat wij het recht hebben om niet meer met een bedrijf te werken zodra er één keer misbruik wordt gemaakt van het systeem. Dat is een drastische maar heel eenvoudige sanctie. We houden het allemaal in het oog.
De IBO vormt effectief een opstap en kadert effectief in een arbeidsovereenkomst. Het kan dus niet dat men een maand subsidie ontvangt en dat het dan gedaan is, neen, er moet een arbeidsovereenkomst zijn. Er is reeds het federale kader van de startbanen, maar met dit systeem kunnen we jongeren nog een extra duwtje in de rug geven. De ervaringen met de proefbedrijven bevestigen dat de jobkaart doet aanwerven. De jobkaart geeft de jongere ook een wapen in handen. Tegen iemand die zijn ervaring kan tonen, kan hij zeggen : ik krijg extra begeleiding en een extra subsidiëring.
Dat is het systeem waarmee ik hoop te kunnen werken. Zullen er misbruiken zijn? Zullen er bedrijven zijn die toch iemand zouden hebben aangeworven en die daar eventjes een maand van profiteren? Ik denk van wel. Dat is het dode gewicht. Dat dood gewicht zal echter altijd goedkoper zijn dan de controle die nodig zou zijn om het systeem nog strenger te maken. We zoeken naar administratieve vereenvoudiging en maken een ander soort kostprijsberekening.
We zijn ervan overtuigd dat dit zowel door jongeren als in de bedrijven als heel positief wordt ervaren. Het helpt immers twee drempels te overwinnen, een drempel voor het bedrijf dat aarzelt om aan te werven, en één voor de jongere die altijd geconfronteerd wordt met het feit dat hij geen ervaring heeft. Het is gebaseerd op de ervaring die we als instelling hebben met de individuele beroepsopleiding.
In het conflict met minister Onkelinx evolueren we naar een oplossing.Het conflict is zeker niet op het politieke niveau ontstaan bij minister Onkelinx, maar bij de RVA. Daar dachten ze dat we het systeem van de individuele beroepsopleiding wilden wijzigen. Er bestaat een heel oude afspraak tussen de RVA en de VDAB dat bij een verandering van het stelsel contact wordt gelegd. Zo'n wijziging zou immers implicaties hebben voor de uitkeringen.
Omdat dat niet gebeurd is, vroeg de RVA aan minister Onkelinx welke instructies aan de directeurs moest worden gegeven. Moesten ze aan de directeurs zeggen dat het per definitie misbruik is en dat ze niet meewerken aan het betalen van uitkeringen aan jongeren gedurende de eerste maand, of moesten ze dat wel doen? Ze stelden dus een vraag. De leiding van de VDAB en ikzelf hadden nooit gedacht dat er een overlegprocedure nodig zou zijn, omdat we er niet van uitgingen dat we bezig waren met het veranderen van het stelsel van de individuele beroepsopleiding.
Uiteraard zijn we bereid dit uit te klaren in het belang van de jongeren. We gaan ervan uit dat het voor de RVA een besparende maatregel is. Het is immers de bedoeling de jongeren uit het uitkeringsstelsel weg te halen. Het zou nogal cynisch zijn dat we een systeem dat gericht is op een besparing van uitkeringen door het tewerkstellen van mensen, aangezien zou worden als een systeem om misbruik te maken van uitkeringen.
Dit raakt nu stilaan uitgeklaard. Onze bedoelingen rechtvaardigen zeker niet het wantrouwen van de RVA. De eerste signalen zijn alvast positief. Het is ook belangrijk dat dit opgelost geraakt, want de eerste kaarten zullen op 1 maart worden uitgedeeld, als de eerste jongeren een sollicitatietraining hebben doorlopen.
De voorzitter : De heer Van Goethem heeft het woord.
De heer Roland Van Goethem : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uiteenzetting. Als ik het goed begrijp, gaat het steeds om bijkomende aanwervingen.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Mijnheer de minister, u zegt dat er een afspraak is dat er overleg moet zijn als er wordt geraakt aan het systeem. Ik herinner me dat er vroeger, als de groepen voor de IBO's werden toegekend voor de maximale duur van 6 maanden, altijd ook een afwijking moest worden gevraagd aan het STC.
Minister Renaat Landuyt : Naar aanleiding van deze discussie wordt een en ander aangepast. Het systeem van individuele beroepsopleiding dateert uit de tijd voor de staatshervorming. De RVA was de RVA en er was nog geen VDAB. Voor de VDAB was het logisch dit te hanteren bij de bemiddeling. Aan Vlaamse zijde werd een protocol opgesteld over de wijze waarop dat zou gebeuren. Aan Waalse zijde bestaat dat niet.
Het probleem is nu dat ons wordt verweten een bepaald protocol niet te hebben nageleefd, terwijl er aan Waalse zijde geen protocol is om na te leven, zodat ze daar nog veel meer vrijheid hebben.
De voorzitter : Het incident is gesloten.