Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 30/01/2003
Interpellatie van de heer André-Emiel Bogaert tot de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de sociale gevolgen van en de ministeriële voorstellen omtrent de stopzetting van de lijn Oostende-Dover door Hoverspeed
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Bogaert tot de heer Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de sociale gevolgen van en de ministeriële voorstellen omtrent de stopzetting van de lijn Oostende-Dover door Hoverspeed.
De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het is niet mijn bedoeling om hier het actualiteitsdebat over werkgelegenheid en werkloosheid van gisteren over te doen, verre van. Mijn interpellatieverzoek dateert reeds van 18 december 2002, maar is nog steeds zeer actueel. Ik stel twee belangrijke beleidsvragen, over het federale en het Vlaamse niveau.
Op vrijdag 13 december 2002 stopte Hoverspeed met de lijn Oostende-Dover. Daardoor verloren 197 mensen hun job. Dat is spijtig genoeg de zoveelste klap in een lange reeks, niet alleen voor West-Vlaanderen maar voor heel Vlaanderen en België. Ik vind het normaal dat lokale politici - of ze nu minister, burgemeester, schepen of parlementslid zijn - hun beste electorale beentje voorzetten om zich in dit dossier te profileren. Ik vind ook dat dit sociale drama meer aandacht verdient. Als iemand zich profileert, moet dat echter beleidsmatig en wettelijk onderbouwd zijn.
Binnen de 24 uur nadat het Hoverspeeddossier in de media kwam, kwamen er twee belangrijke incentives, één van het federale en één van het Vlaamse niveau.Vice-premier Vande Lanotte, Oostendenaar, wou een coördinator aanstellen om een sociaal plan uit te werken, identiek aan het vroegere RMT-plan, dat tussen haakjes niet voor 100 percent geslaagd was. Vlaams minister Landuyt beloofde onmiddellijk dat hij de VDAB de opdracht zou geven om voor de getroffen werknemers een tewerkstellingscel op te richten. Ik heb hoegenaamd geen moeite met de incentives van de betrokken ministers, maar ik zou graag willen dat zo'n zaken meer op één lijn zitten, want soms gebeurt er iets en soms niet. Op het einde van mijn betoog kom ik daar nog op terug.
Toen de staatsrederij RMT in 1997 in vereffening ging, werkte de federale overheid - ook toen reeds via minister Vande Lanotte - een sociaal plan uit. Er was toen sprake van 1.700 overheidswerknemers. Een aantal van hen kwam terecht bij het loodswezen en een aantal bij de civiele bescherming. Meer dan 400 mensen gingen werken bij de lijn Holyman-Sally, die later werd overgenomen door het Britse Hoverspeed. Dat aantal van 400 werknemers werd, in overleg met de sociale partners, afgebouwd tot 197 werknemers. Deze 197 mensen staan nu voor de tweede maal op de keien binnen een termijn van 5 jaar. Er werd een regeling uitgewerkt waarmee ze van hetzelfde sociale vangnet kunnen genieten als hun vroegere collega's. Zodoende zijn er momenteel drie soorten ex-personeelsleden van Hoverspeed : de ex-RMT'ers, de ex-Wagon Lits en de overigen.
De vraag is nu of de federale aanstelling van een sociaal coördinator wel te rijmen valt met de specifieke gewestbevoegdheden van Vlaanderen inzake de opvang van sociale problemen via de VDAB. We hebben het gisteren reeds gezegd. De rode draad in het verhaal over alle partijgrenzen heen was duidelijk : door het feit dat die bevoegdheden zo minimaal zijn afgebakend, kunnen wij zeer moeilijk wezenlijk ingrijpen op de arbeidsmarkt. Kan de federale overheid een sociaal coördinator aanstellen? Het is volgens mij meer aangewezen dat de Vlaamse regering een dergelijke coördinator aanstelt.
Verder is het ook niet duidelijk volgens welke parameters en/of criteria er in het ene sluitingsdossier wel van overheidswege wordt ingegrepen en in het andere niet. Er was de sluiting van Sofitex, waarbij 200 werknemers hun werk verloren. Er was de vleesuitbeenfabriek, waar 102 mensen werden afgedankt. Er is dus eigenlijk een hele waslijst van grote en kleine sluitingen, vereffeningen en afvloeiingen. Soms wordt er ingegrepen op een bepaald niveau maar op het andere niet. Het is voor de rechtszekerheid en voor het beleid toch belangrijk dat wij een rode draad in het verhaal kunnen zien. In de huidige sociale crisis worden we dag na dag geconfronteerd met vereffeningen, faillissementen, gedwongen sluitingen, reorganisaties en saneringen. Telkens sneuvelen er spijtig genoeg jobs, de ene keer veel, de andere keer weinig. In het dossier van Hoverspeed werd binnen de 24 uur door het federale én het gewestelijke niveau ingegrepen. In vele andere dossiers gebeurt dat niet.
Eenzelfde probleem rijst ten aanzien van het al dan niet aanstellen van tewerkstellingscellen na sociale drama's. In het dossier-Hoverspeed heeft minister Landuyt onmiddellijk een dergelijke opdracht gegeven aan de VDAB. Dat was destijds uiteraard ook het geval bij Sabena. In vele andere dossiers, waarbij minstens evenveel jobs sneuvelen, blijft de installatie van een tewerkstellingscel veelal uit. Ik weet niet of dat is gebeurd voor de grafische sector in Turnhout, voor de textielsector in Oudenaarde of voor de vleesverwerking in het Meetjesland. Ook hier is het van belang te weten welke parameters en/of criteria worden gehanteerd.
Ik zou aan de minister dan ook graag de volgende vragen willen stellen.
Welk sociaal plan - overeenkomstig het vroegere RMT-dossier - wordt er in het dossier-Hoverspeed door de Vlaamse en/of federale regering uitgewerkt?
Kan de federale vice-premier een sociale coördinator aanstellen buiten de bevoegdheden van de Vlaamse regering en de opdrachten van de VDAB om? Op grond van welke parameters en/of criteria wordt in het ene dossier wel en in het andere dossier niet overgegaan tot het aanstellen van een sociale coördinator?
Op grond van welke motivering ging u in het dossier-Hoverspeed per kerende over tot het via de VDAB instellen van een tewerkstellingscel? Op grond van welke parameters en/of criteria wordt in het ene dossier wel en in het andere dossier niet overgegaan tot het instellen van een tewerkstellingscel?
De voorzitter : Ik zou zelf een vraag willen stellen over de toeristische kant van de zaak. In de toeristische sector in Oostende zijn er mensen die klagen, omdat het opdoeken van die lijn een weerslag heeft op het toerisme in Oostende.Mijnheer de minister, hebt u er een kijk op wat dat kan betekenen voor het toerisme in Oostende?
De RMT werd indertijd opgedoekt omdat ze blijkbaar niet rendabel was. Nu heeft ook Hoverspeed er de brui aan gegeven. Ik vraag mij af of er nu echt geen enkele mogelijkheid bestaat om een rendabele lijn Oostende-Dover open te houden. Is hierover al ooit een studie gemaakt?
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de minister, hebt u er een kijk op of hebt u een keikop?
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, collega's, ik wil op beide vragen positief antwoorden.
Ik wil me eerst aansluiten bij iets waar we een kijk op hebben, zonder dat we een keikop moeten zijn, aangezien we niet bevoegd zijn. U weet dat het RMT-dossier een geschiedenis heeft en dat men naar aanleiding van de moeilijkheden van de RMT studies heeft gemaakt over wat nog rendabel is en hoe men dat zou kunnen uitvoeren, gelet op het feit dat er andere mogelijkheden zijn om het kanaal over te steken, zoals de tunnel.Toen is als oplossing gekomen die publiek-private samenwerking bij manier van spreken of het dossier-Hoverspeed, waar nu in een volgende fase een en ander voor de privé-sector niet rendabel blijkt te zijn.
Dat brengt mij op de houding van de federale vice-premier, die dit dossier destijds binnen de regering behandeld heeft.We mogen immers niet vergeten dat hij nog een deel van de verantwoordelijkheid draagt. Bij de gewezen werknemers van de RMT zitten ambtenaren. De federale overheid heeft dus automatisch enige verantwoordelijkheid. Het optreden van de federale overheid getuigt dan ook van verantwoord handelen. Uiteraard komt de federale overheid daarmee niet op het terrein van de Vlaamse overheid. Dat betekent echter wel dat we op een of andere manier gecoördineerd moeten werken.
De eerste vraag, over welk sociaal plan wordt uitgewerkt, heeft betrekking op de sociale afhandeling van het dossier. Veel concrete gegevens zijn er nog niet omdat het sociaal overleg nog volop aan de gang is. Deze week zijn zelfs nog cruciale vergaderingen bezig.
Wat de tweede vraag betreft, is het niet de bedoeling van de sociale coördinator, zoals aangesteld door de federale overheid, om zich te mengen in de bevoegdheden van de Vlaamse overheid. In de praktijk worden er afspraken gemaakt tussen de coördinator en de VDAB om de herintegratie zo vlot mogelijk te laten verlopen. Ik herhaal dat de federale overheid een historische verantwoordelijkheid heeft met betrekking tot het lot van gewezen RMT'ers die naar Hoverspeed zijn overgestapt en nog steeds het statuut van federaal ambtenaar hebben.
De derde vraag luidde op grond van welke parameters en criteria er in het ene dossier wel en in het andere dossier niet wordt overgegaan tot het aanstellen van een sociale coördinator. Als u het hebt over de aanstelling door de federale overheid, moet ik ambtshalve het antwoord schuldig blijven. Ik kan wel zeggen dat dit alles te maken heeft met de geschiedenis van de RMT en met het feit dat daar federale ambtenaren functioneren.
Wat vraag vier betreft, is het zo dat we de voorbije maanden in alle dossiers per kerende optreden. Dit is zo geweest bij Lernout & Hauspie, bij Sabena en ook bij andere grote sluitingen. Telkens zijn er direct instructies gegeven aan de VDAB om die situatie aan te pakken en de ontslagen werknemers zo vlug mogelijk opnieuw aan het werk te stellen. Dit leidt tot resultaten en brengt ons ertoe om een en ander te hercoördineren binnen de VDAB. Er komt zelfs een herschikking en een aanpassing van het personeel binnen de VDAB, precies om zo alert mogelijk te reageren op die situaties. We hebben dit de voorbije maanden geleerd. Die politiek gaan we structureel invoeren in de VDAB.
Dit ligt natuurlijk altijd zeer gevoelig. Aan de ene kant moeten we de wet-Renault laten spelen. Aan de andere kant mag het gewone sociaal overleg niet worden doorkruist. Spijtig genoeg misschien, hebben we daar al enige ervaring mee opgedaan, zodat er nu koortsachtig wordt gewerkt aan een interne reorganisatie van de VDAB om daar vlotter op in te kunnen spelen.
Vraag vijf is eigenlijk zonder voorwerp. De techniek van de tewerkstellingscel wordt overal toegepast waar er een extra aanbod is aan werkzoekenden door een sluiting of een faillissement.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Het betreft hier inderdaad federale ambtenaren. Niettemin is het in ons gewest dat er arbeidsplaatsen verdwijnen. Het is dan ook belangrijk om dit dossier op de voet te volgen. Indien deze personen niet worden tewerkgesteld via een federale tussenkomst, worden ze in ons gewest als werklozen ingeschreven.
Ik neem akte van uw belangrijke mededeling betreffende het Vlaamse aspect. U hebt aan de VDAB opgedragen om via een speciale cel onmiddellijk in te spelen op een ernstige crisis met zware sociale gevolgen voor de werkgelegenheidssector. Ik veronderstel dat dit gebeurd is bij Brepols en bij dat vleesuitsnijdingsbedrijf met 102 mensen. We gaan dit zeker en vast opvolgen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.