Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 10/12/2002
Vraag om uitleg van mevrouw Ann De Martelaer tot de heer Jaak Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over de niet aangenomen offertes inzake het wetenschappelijk onderzoek voor huisvesting
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw De Martelaer tot de heer Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over de niet aangenomen offertes inzake het wetenschappelijk onderzoek voor huisvesting.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Mevrouw Ann De Martelaer : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, de voorbije jaren hebben we in de beleidsnota's van de ministers verwijzingen gevonden naar het beleidsvoorbereidend wetenschappelijk onderzoek voor huisvesting. Zo lezen we in de beleidsnota voor de periode 1999-2004 dat er een behoefte is aan beleidsvoorbereidend onderzoek in het algemeen. Het jaar nadien staat er dat beleidsrelevant wetenschappelijk onderzoek onontbeerlijk is. Het jaar daarop staat dat er opnieuw. Dit jaar stond op bladzijde 34 van de beleidsbrief Huisvesting dat een procedure is opgestart voor de aanbesteding van een grootschalig onderzoeksproject over wonen in Vlaanderen.
Het gaat over de uitbouw van een onderzoekscentrum dat voor een periode van drie jaar zou instaan voor de invulling van onderzoeksbehoeften voor het Vlaams woonbeleid. Het centrale thema zou de Vlaamse woonconsument zijn. Ik was er vrij gerust op, ook omdat in een nota van 2001 aan de Vlaamse regering melding is gemaakt van de beslissing van de Vlaamse regering om het wetenschappelijk onderzoek te ondersteunen. Daarin staat dat de cijfers over de woonbehoeften en kwaliteit in Vlaanderen beschikbaar moeten zijn, dat de effecten van het huisvestingsbeleid op het terrein moeten worden geanalyseerd en dat zo mogelijk prognoses moeten worden gemaakt over de effecten van nieuwe of voorgestelde beleidsinstrumenten. Ook moet onderzoek over actuele thema's mogelijk zijn.
Ik vernam dat de gunning van deze opdracht waarnaar in de beleidsbrief 2003 is verwezen, gebeurde via een algemene offerteaanvraag met Europese bekendmaking. Dat gebeurde op 15 oktober 2002. Deze offertes moesten uiterlijk op 5 december bij de administratie worden ingediend. Nadien vernam ik dat zeven teams van de universiteiten van Antwerpen, Brussel, Leuven en Gent gezamenlijk een dossier hebben ingediend. Vele ministers zouden jaloers zijn op het feit dat alle universiteiten samenwerken met het oog op de indiening van een offerte. De betrokken professoren zijn trouwens niet de minste : de heren Goossens, Buyst, Kesteloot, Lesthaeghe, Loeckx, Cossey en Saey. Ze nemen op het academische domein een erg prominente plaats in.
De indieners stelden vast dat de administratie de opdracht had gekregen om de offertes niet te openen. Informeel is hen gezegd dat dit gebeurde wegens de reorganisatie van het beter bestuurlijk beleid. Ik begrijp dat niet goed. In het parlement en ook in de media hoor en lees ik dat wonen een van de belangrijkste beleidsprioriteiten van de Vlaamse regering is. Enige tijd geleden fronste ik mijn wenkbrauwen toen ik de voorzitter van de VHM, de heer De Ridder, hoorde verklaren dat niemand weet hoeveel en welk soort van sociale woningen er nodig zijn.
Ik had van de minister graag vernomen of tussen oktober -het moment van uitbesteding -en december -het moment van indiening van de offerte -ontwikkelingen inzake beter bestuurlijk beleid de uitbesteding van wetenschappelijk onderzoek overbodig maken. Kunt u ook meedelen waar in het kader van beter bestuurlijk beleid de verantwoordelijkheid voor het wetenschappelijk onderzoek zal liggen? Bestaat er geen mogelijkheid om de uitbestede opdracht daarin onder te brengen? Is het niet opportuun om zo snel mogelijk te beschikken over relevante wegenschappelijke gegevens, gezien de prioriteiten van de Vlaamse regering? Wat zal er gebeuren met de middelen die zijn gereserveerd voor dit onderzoek? Zullen de kandidaat-inschrijvers worden vergoed voor het werk en de energie dat in hun voorbereidend werk is gestoken?
De voorzitter : Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Ik steun de vragen van mevrouw De Martelaer. Wetenschappelijk onderzoek is wettelijk verankerd in de wooncode van 1997. Iedereen die met het woonbeleid in Vlaanderen bezig is, weet dat er een acuut gebrek bestaat aan gegevens. Ook wij hebben het moeilijk om accurate informatie te vinden. Vandaag is er een unieke kans om daaraan te verhelpen. Er is daarvoor veel geld opzijgezet. Dat komt allemaal op de helling te staan. Waarom heeft de minister de procedure stilgelegd? En wat zal de minister doen met de middelen die daarvoor in de begroting 2002 zijn ingeschreven? Blijven ze gereserveerd voor onderzoek, of gaan ze naar andere projecten? We mogen deze kans, die over de verschillende zittingsperiodes heen reikt, niet missen. De ingediende offerte van een consortium van universitaire teams is uniek voor Vlaanderen. De Nederlanders staan op dat vlak al verder. Ze slagen er daarom ook in om een beter woonbeleid uit te stippelen.
Al 6 of 7 jaar lees en hoor ik dat 300.000 Vlaamse woningen in slechte staat zijn. Er wordt ter zake een beleid gevoerd. Maar nog steeds kan niemand mij zeggen of dat aantal nu is verminderd. Wetenschappelijk onderzoek zou daarover uitsluitsel kunnen geven.
De voorzitter : Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, de sectorale invulling van het beleidsdomein Ruimte, Wonen en Onroerend Erfgoed wordt gekenmerkt door de integratie van drie beleidsvelden : ruimtelijke ordening, woonbeleid en onroerend erfgoed. Dat geldt zowel voor de beleidsvoorbereiding als de beleidsuitvoering. Vanuit deze integrale benadering heeft de veranderingsmanager voor het beleidsdomein RWO op 1 september zijn functie opgenomen. Als bevoegd minister overleg ik geregeld met hem. Dit overleg heeft mijn overtuiging versterkt dat de integratie van de drie beleidsvelden, en van het beleidsveld huisvesting met het beleidsveld ruimtelijke ordening in het bijzonder, van strategisch belang is voor het welslagen van die belangrijke operatie.
Ik erken volmondig dat het voeren van een onderbouwd en geobjectiveerd beleid moet worden ondersteund door fundamenteel en voortgezet wetenschappelijk onderzoek. Pertinente vragen over de effectiviteit en doelmatigheid van het gevoerde of te voeren beleid kunnen immers niet adequaat worden beantwoord zonder te steunen op objectieve en recente gegevens.
Ik heb moeten vaststellen dat het oorspronkelijk vooropgestelde wetenschappelijk onderzoek waarvan de offertevraag in oktober is verzonden nog al te zeer vanuit het beleidsveld 'wonen' is opgesteld. De link met het beleidsveld 'ruimte' ontbrak in belangrijke mate. Gezien het beoogde wetenschappelijk onderzoek gedurende een termijn van 3 jaar zou moeten gebeuren, is de kans reëel dat daardoor de afstemming op de concretisering van het beleidsdomein RWO wordt bemoeilijkt en gehypothekeerd.
Ik heb dan ook besloten de offerteaanvraagprocedure stop te zetten. In het voorjaar van 2003 zal een nieuwe offerteaanvraag worden uitgeschreven voor dit wetenschappelijk onderzoek, maar dan geconcipieerd vanuit 'wonen' én 'ruimte'. Om op geen enkele wijze te worden gevat door de stopgezette procedure heb ik de administratie gevraagd de ontvangen offertes onder geen enkel beding te openen. Inmiddels heeft de administratie mij bevestigd dat daarop nauwgezet is toegezien. De administratie deelde mij ook mee drie offertes te hebben ontvangen : van het Centrum Duurzaam Bouwen uit Heusden-Zolder, van Damen Consultancy uit Nederland en van de Ufsia.
Ik kan u niet bevestigen of de offerte van de Antwerpse universiteit tot stand is gekomen in samenwerking met de universiteiten van Antwerpen, Leuven, Brussel en Gent. Zoals reeds gezegd dient het beoogde steunpunt de beleidsvoorbereiding te ondersteunen met onderzoekswerk. Vanuit het oogpunt van het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed zal dit steunpunt in hoofdzaak de wetenschappelijke input en ondersteuning verzorgen voor het departement. Meer bepaald zullen de entiteit 'beleid' waarbinnen het voorbereiden -evalueren en ondersteunen -van het beleid inzake ruimte, wonen en onroerend erfgoed als hoofdtaak is opgenomen, en de entiteit 'kennis en informatie' die instaat voor het verzamelen, verwerken, structureren en ter beschikking stellen van alle relevante informatie, worden ondersteund.
Wat zal er gebeuren met de middelen die in de begroting voor dit onderzoek zijn ingeschreven? Ik heb in het laatste herverdelingsbesluit over de begrotingsuitvoering 2002 laten opnemen dat deze middelen worden overgeheveld naar de middelen voor projectsubsidiëring, en meer bepaald voor de bouw en renovatie van sociale woningen. Het gaat om ongeveer 1,8 miljoen euro. De in de begroting 2003 opgenomen kredieten voor onderzoek laten toe om het beoogde onderzoek vast te leggen en uit te voeren. Dat zal misschien enkele maanden later dan gepland gebeuren, maar dan wel in een juist kader. Tot slot deel ik u mee dat de wetgeving op de overheidsopdrachten niet in een vergoeding voorziet voor het voorbereidend werk dat door de kandidaat-inschrijvers is verricht.
De voorzitter : Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Mevrouw Ann De Martelaer : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het klopt dat wonen niet kan worden losgekoppeld van ruimtelijke ordening. Ik ben het dus met u eens dat beide moeten samengaan.
U hebt begin september overleg gepleegd met de veranderingsmanager. In november hebben we uw beleidsbrief besproken. Het klopt dat we toen niet zijn ingegaan op het wetenschappelijk onderzoek. Ik had er alle vertrouwen in dat het onderzoek zou worden voortgezet. Het was fair geweest indien u uw plannen bij die gelegenheden aan ons had meegedeeld. Als u iemand vraagt om een taak uit te voeren en op het moment dat de taak is volbracht, meedeelt dat de uitvoering niet langer nodig was, dan mag u niet verwachten dat die persoon een volgende keer zal popelen om een nieuwe taak uit te voeren. Ik vrees dus dat er niet al te snel een nieuwe onderzoeksopdracht zal worden ingediend. Ik weet niet over welke universiteiten het nu precies gaat, maar in de praktijk waren we er toch in geslaagd om over alle universitaire grenzen heen een samenwerkingsproject op touw te zetten. Het is dan ook een heel erg spijtig voorval. Ik wil u daarom vragen om toekomstige wijzigingen aan de beleidsintenties op tijd mee te delen, samen met de reden voor de verandering. Het deed er inderdaad niet veel toe of het project kon worden ingediend op 5 december of op 5 februari, maar het is spijtig dat op zo'n korte termijn beslissingen met terugwerkende kracht worden genomen.
Minister Jaak Gabriels : Mevrouw De Martelaer, het is geen kwestie van een korte termijn, wel van de efficiëntie van de studie. Het schema voor beter bestuurlijk beleid dat werd voorgelegd en goedgekeurd kwam vrij recent tot stand. De eensgezindheid erover bestaat nog niet lang. Het heeft totaal geen zin om ruimtelijke ordening los te zien van woonbeleid. Ik meen dat u het daarover met me eens bent. Sommige partijen hebben al congressen gehouden over het woonbeleid, maar het is van belang dat iedereen in Vlaanderen ervan overtuigd is dat het toekomstige departement het woonbeleid in totaliteit moet omvatten. Huisvesting moet één element vormen van het woonbeleid, ruimtelijke ordening een ander en ook onroerend erfgoed moet er een duidelijk onderdeel van vormen. Ze horen bij elkaar.
Voor een steunpunt is een wetenschappelijke basis nodig. De kennis van wat er al is en van de behoeften moeten immers worden getoetst. Die kennis moet algemeen zijn en niet worden beperkt tot huisvesting, anders zijn we verkeerd bezig. Dit is de enige verklaring voor de koerswijziging in het beleid.
U zegt dat alle universiteiten achter het project stonden. Wie ben ik dan om me tegen zo'n initiatief te verzetten? Ik ben dat zeker niet van plan. Ook in de toekomst zullen het universiteiten zijn die aan het project meewerken. Ik wil het steunpunt wel op een goede manier opstarten, want er gaan veel middelen naartoe, en als het verkeerd wordt opgestart, dan zal het ook in de toekomst niet over de informatie beschikken die we nodig hebben.
De voorzitter : Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Mevrouw Ann De Martelaer : Mijnheer de minister, mag ik u dan vragen om de bewuste passage in uw beleidsbrief in die zin aan te passen?
Minister Jaak Gabriels : In mijn beleidsbrief wordt het wetenschappelijk onderzoek duidelijk naar voren geschoven. Ik wil hoe dan ook het initiatief ter wetenschappelijke ondersteuning en voor het vormen van een steunpunt zo vlug mogelijk, in 2003, realiseren, maar wel aan de hand van de gewijzigde context.
De voorzitter : Het incident is gesloten.