Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 12/12/2002
Vraag om uitleg van de heer André-Emiel Bogaert tot de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de werking van de subregionale tewerkstellingscomités en streekplatformen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Bogaert tot de heer Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de werking van de subregionale tewerkstellingscomités en streekplatformen.
De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, de regering wenst een uniformisering door te voeren van de STC's, streekplatformen en aanverwante. In het regeerakkoord is een actief tewerkstellingsbeleid opgenomen. Op dit moment staat dat beleid sterk onder druk.
Dikwijls wordt verwezen naar de werking van de subregionale tewerkstellingscomités en de streekplatformen. Daar wringt juist het schoentje. Ik zal trachten duidelijk te maken wat de omstandigheden zijn op het terrein.
Tot en met 1998 waren de STC's een interne aangelegenheid binnen de VDAB. Er werden interne vergaderingen gehouden waarop de sociale partners de plaatselijke tewerkstellingsproblematiek bespraken. In 1998 besliste de toenmalig bevoegde minister Kelchtermans de STC's te verzelfstandigen en de eigen werking te garanderen. In de loop van dat jaar werden in Vlaanderen dertien VZW's opgericht.
Vanaf 1999 ontvangen de STC's eigen werkingsmiddelen voor de adviesverlening en om de eigen werking te ondersteunen. Er werd bij de subsidiëring echter onvoldoende rekening gehouden met de loonopbouw en anciënniteit van de betrokken personeelsleden. De bedoelingen waren goed. Toch werden bepaalde zaken verkeerd ingeschat.
In de begroting voor 2003 werd dit euvel ondervangen door de loonrechten te garanderen. Dit werd gekoppeld aan een vermindering van de nettowerkingsmiddelen per subregio. Het gaat met andere woorden om een vestzak-broekzakoperatie. Voor 2003 werd het bedrag enkel geïndexeerd zonder rekening te houden met de verhoogde loonmassa.
In 1999 was het uitgangspunt dat elk STC zou worden gehuisvest in betaalbare burelen binnen de VDAB-gebouwen. Dit is eigenlijk een bestuurlijk en politiek uitgangspunt. De STC's konden tegen gunsttarieven lokalen huren bij de VDAB. In dit kader hebben de STC's ook bijkomende ondersteuning gekregen van een grote organisatie zoals de VDAB. De STC's waren dus aan een gunsttarief gehuisvest in de gebouwen van de VDAB en konden er zo ook gebruik maken van de telefonie, van fotokopieertoestellen, van de permanentie, enzovoort.
Naderhand heeft de VDAB echter het geweer van schouder veranderd en koos hij ervoor de STC´ buiten de eigen infrastructuur te laten werken. Het STC Aalst-Oudenaarde is daarvan een goed voorbeeld. In augustus 2001 moest dat comité verhuizen van het VDAB-gebouw aan de Hopmarkt naar een oud fabriekspand in de Meuleschettestraat, omdat de lokale werkwinkel in het VDAB-gebouw werd ondergebracht. Die verhuis heeft tot gevolg dat het STC sindsdien aan marktconforme prijzen moet huren en zelf voor de logistieke ondersteuning moet instaan in een vreemde omgeving. Daar hangt een duidelijk prijskaartje aan vast. Nochtans wordt in de subsidiëring geen onderscheid gemaakt tussen STC's die wel en STC's die niet in VDAB-gebouwen zijn gehuisvest.
Aangezien de STC's afhangen van de administratie Werkgelegenheid en de streekplatforms van de administratie Economie, hebben ze een verschillende subsidiëring. Het is wel de bedoeling om beide instellingen te laten samenvloeien. Dat zal echter nog niet het geval zijn in 2003, want er zou zijn beslist dat de samenvoeging in de praktijk pas vanaf 2004 zal gebeuren. Wat Aalst-Oudenaarde betreft, is de streekmanager ontslagnemend vanaf 1 januari 2003. Als in de betrokken regio zou worden geopteerd voor een vervroegde samensmelting, dan is de kernvraag welke subsidie zal worden gehanteerd. Ook volgende vragen behoeven een antwoord. Kan dergelijk samengaan reeds in 2003 worden gerealiseerd? Zo ja, is daarvoor in bijkomende middelen voorzien, onder meer voor de verhuiskosten? Welke bedragen zal de provincie hanteren? Krijgen de streekplatforms die in de praktijk al een tijd niet meer functioneren, ook nog subsidies? Wat gebeurt er in de regio´ waar twee streekplatforms en één STC werkzaam zijn?
In het eerste werkingsjaar, 1999, hadden de STC´ nog de mogelijkheid om subregionale accenten te leggen in hun werking inzake diversiteit. Hiertoe moesten ze een actieplan indienen om aldus maximaal 1 miljoen frank extra te ontvangen. Vanaf het werkingsjaar 2001 werd dit bedrag echter teruggebracht tot maximaal 200.000 frank of 5.000 euro. Dit subregionaal budget is echter ondermaats en vormt een ernstig nadeel voor een goede werking. Als een STC in de regio iets extra wil doen omdat er bepaalde opportuniteiten zijn, moet het eerst op zoek gaan naar middelen bij de lokale besturen, bij de provincie, bij Europa, enzovoort. Deze zoektocht naar extra middelen heeft vaak tot gevolg dat de opportuniteit weer verdwenen is voor de middelen werden gevonden. De VDAB beschikt wel over een bepaald Lopro-budget, maar dat is gekoppeld aan zulke strenge criteria dat het enkel kan worden aangewend om arbeidsmarktgerichte opleidingen in de subregio te financieren.
Al naargelang hun actiegebied beschikken de VZW's van de STC's over twee tot drie eigen personeelsleden om de werking te waarborgen. In het eerste STC-besluit van 1998 werd ook voorzien in de administratieve ondersteuning door twee voltijdse equivalenten van het VDAB-personeel. Dit zijn dus VDAB-personeelsleden die de STC-werking moeten ondersteunen. In de praktijk is dat een lachertje. De VDAB kampt zelf met een personeelstekort, zodat van de in het besluit voorziene ondersteuning weinig in huis komt. Wat Aalst-Oudenaarde betreft, was er vanaf 1 januari 1999 tot op heden een gemiddelde ondersteuning van 30 tot 35 percent. Daarmee is trouwens nog niets gezegd over de kwaliteit van de ondersteuning. De vraag blijft dan ook onbeantwoord of deze problematiek niet op een andere manier kan worden geregeld, zodat het STC zelf het nodige personeel kan aanwerven.
Mijnheer de minister, welke maatregelen werden genomen in de begroting 2003 om de brutoloonlast voor de STC's te garanderen? Staat daar een vermindering van de werkingsmiddelen tegenover? Kan er inzake subsidies geen onderscheid worden gemaakt tussen de STC's die wel en deze die niet in VDAB-gebouwen zijn gehuisvest? Kunt u ook antwoorden op de detailvragen die ik daarnet al heb gesteld? Waarom werden de middelen voor subregionale accenten voor vier vijfden teruggeschroefd? Wordt in bijkomende middelen voorzien? Kan het Lopro-budget van de VDAB niet beter worden afgestemd op de typische tewerkstellingsnoden van de subregio? Kan de in het STC-besluit voorziene administratieve ondersteuning vanuit de VDAB niet worden omgevormd tot de mogelijkheid voor de STC's om zelf het nodige personeel aan te werven? Welke kijk hebt u op de werking van STC's en streekplatforms in de vernieuwde decretale werking van de VDAB?
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Mijnheer de voorzitter, ik sluit me graag aan bij de vraag van de heer Bogaert, want ik stel al drie jaar af en toe vragen over de stand van zaken bij de integratie van STC's en streekplatforms. Ik meen zelfs dat mijn allereerste vraag in dit parlement over de streekplatforms ging. Ook voor deze vraag was het beter geweest om ook minister Gabriels uit te nodigen, want de streekplatforms vallen onder zijn bevoegdheid, de STC's onder die van minister Landuyt.
Mijnheer de minister, het gaat zeker niet over een lokaal probleem. STC's en streekplatforms uit heel Vlaanderen vragen zich af hoe de overlegstructuren zullen evolueren. Ik herinner me dat de beide beleidsnota's voorzagen in een stapsgewijze integratie van de twee structuren. Dat was ook mogelijk, want in veel gevallen maakten dezelfde mensen er deel van uit.
Naar aanleiding van het nieuwe initiatief van minister Gabriels over de provinciale strategische cellen, waarbij hij naast de bestaande structuren nog een nieuwe wou oprichten, hebben wij gevraagd om de bestaande structuren beter uit te bouwen in plaats van nieuwe op te richten. Voornamelijk dezelfde mensen zouden de nieuwe structuur moeten bemannen, maar de vakbonden mochten geen deel meer uitmaken van de provinciale strategische cellen. Dat was voor ons een bijkomende reden om de streekplatforms en STC's te behouden.
Na 3 jaar stellen we vast dat er geen stapsgewijze integratie is en dat, met uitzondering van enkele, de meeste streekplatformen op de waakvlam staan. Ik volg nog steeds het streekplatform Hesoc van het Hageland. Daar wordt slechts bij mondjesmaat gereageerd op oproepen om projecten in te dienen en er wordt slechts sporadisch gebruikgemaakt van budgetten die daarvoor zijn bestemd.
De STC's werken nog steeds op dezelfde manier, ondanks de tussenstap van de SWP's die minister Landuyt had gepland.
Minister Renaat Landuyt : Wat zijn SWP's?
De heer Jan Laurys : Die afkorting komt uit uw beleidsnota. Ik denk dat SWP staat voor sociaal werkgelegenheidsplatform. U hebt gezegd : 'In afwachting van een stapsgewijze integratie zullen de STC's evolueren naar SWP's.'
In de vraag van de heer Bogaert lees ik dat een streekmanager ontslag heeft genomen. Ik weet ook wel dat heel de integratie is doorkruist door de discussies over het beter bestuurlijk beleid en door het kerntakendebat.
Onlangs heb ik in een nota gelezen dat er een akkoord zou bestaan tussen de verschillende beleidsniveaus om tot een nieuwe structuur te komen en te werken met Resoc's en SERR's. Resoc staat voor regionaal sociaal overlegcomité en SERR staat voor sociaal-economische regionale raad. Dat is een regionale afspiegeling van het Vlaamse Vesoc en van de SERV, waarbij overleg tussen de sociale partners wordt georganiseerd.
Ik heb alleen maar een tekst gezien van een akkoord tussen de verschillende niveaus en ik vraag me dus af hoever dit alles beleidsmatig staat. Is het inderdaad de bedoeling dat de SERR's en de Resoc's de STC's en streekplatformen vervangen of is dat maar één van de denkpistes die passen in het kerntakendebat en in het beter bestuurlijk beleid?
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, collega's, morgen zal ik een nota voorleggen in verband met de toekomst van de sociaal-economische streekontwikkeling. Daarin wordt de nieuwe structuur verduidelijkt. Er wordt ook ingegaan op de werkwijze, zodat ieders verantwoordelijkheid duidelijk wordt. Heel de structuurhervorming zou onder mijn verantwoordelijkheid moeten gebeuren.
Het STC-personeel geniet eigenlijk van de voordelen van twee systemen. Het geniet van het overheidsbarema in combinatie met bepalingen die gelden voor werknemers in de privé-sector. Ze vallen immers onder paritair comité 218. Dat betekent dat ze een volledige dertiende maand, hoger vakantiegeld en allerlei andere in CAO's vastgelegde toeslagen op lonen krijgen.
Door deze samenloop van arbeidsvoorwaarden hebben we begrotingscorrecties moeten uitvoeren om alles te betalen. Voor de begroting 2003 is er gekozen om de geldende loonbaremastructuur te behouden en om de forfaitaire loonkostsubsidiëring te wijzigingen naargelang van de werkelijke loonkosten. Daardoor zullen we voor de begroting 2003 geen operatie moeten doorvoeren zoals dit jaar.
In verband met de brutoloonlast van het STC Aalst-Oudenaarde kon mijn administratie geen problemen melden. We veronderstellen dus dat er geen probleem is en dat de gewone indexering en de anciënniteitsverhoging voldoende zijn om de loonlast te dekken. Het is wel waar dat er een probleem was door de combinatie van de twee stelsels. Dat probleem zou zich in de toekomst niet meer mogen stellen.
Door de toekomstige structuur van de Resoc's en de SERR's zal er een volledige ontkoppeling zijn tussen de VDAB en de STC's, zowel voor de huisvesting als voor het personeel. Er is daar met andere woorden een tijdelijk probleem van regionale verschillen.
Op de regeringsvergadering van 13 december 2002 ligt het voorstel over de Resoc's en de SERR's op tafel. SERR staat voor Sociaal-Economische Regionale Raad. Deze raad bestaat enkel uit de sociale partners. Zij komen bijeen in verband met aangelegenheden die twee partijen aanbelangen. De SERR is dus vergelijkbaar met de SERV op Vlaams niveau. Resoc staat voor Regionaal Economisch en Sociaal Overlegcomité, en is dus vergelijkbaar met het Vesoc op Vlaams niveau. De Resoc's zouden bestaan uit de sociale partners, de provincies, steden en gemeenten via getrapte afvaardiging en het middenveld van de streek met raadgevende stem.
Er bestaat discussie over het aantal Resoc's dat er moet komen. Dat gaat van minimaal vijf , dus één per provincie, tot maximaal vijftien, die de bestaande structuren in de provincies zouden volgen. Er bestaat ook discussie tussen het ACV en het ABVV : het ACV wil per vier werken, omdat hun structuren per vier zijn georganiseerd, en het ABVV wil per drie werken, omdat hun structuren per drie zijn georganiseerd. Al die debatten moeten met respect voor het sociaal overleg worden gevoerd. Er zal dus wel enige tijd overheen gaan.
Mijnheer Bogaert, u vroeg ook of er in bijkomende middelen was voorzien voor onder meer de verhuis, en welke bijdrage van de provincie zal komen. De afspraken met de provincie, steden en gemeenten en de Vlaamse regering zijn nog niet voldoende ver gevorderd om hierover uitspraken te doen. Hierover hoort u meer in de tweede helft van 2003.
U vroeg ook of de streekplatformen die eigenlijk niet meer functioneren nog subsidies krijgen.
De heer André-Emiel Bogaert : Ik heb horen zeggen dat u vanaf de beslissing van vrijdag zelf de twee structuren mag beheren.
Minister Renaat Landuyt : Ik bestuur de nieuwe structuren.
Ik veronderstel dat streekplatformen die niet meer functioneren, niet meer worden gesubsidieerd.
Het is inderdaad waar dat er nood is aan dynamiek in de regio's. Er bestaan ook enorm veel verschillen tussen de streekplatforms, iets minder tussen de STC's omdat ze meer worden gedragen door het sociaal overleg. U moet weten dat wij ons werkgelegenheidsbeleid nogal sterk hebben gekoppeld aan de initiatieven van de STC's, waardoor ze wellicht veel meer functioneren dan andere organen.
U vroeg wat er gebeurt in regio's waar twee streekplatformen en één STC werkzaam zijn. Ik denk dat we zo'n voorbeeld terugvinden in de streek van Roeselare, Tielt en Kortrijk. Daar kan men een keuze maken. Dat hangt ook een beetje af van de dynamiek van de organisaties van de regio. Ofwel volgt men de structuur van het streekplatform, ofwel volgt men de structuur van het STC. Dat debat staat open, als er geen dynamiek is zal het niet functioneren. Persoonlijk pleit ik ervoor om in de provincie West-Vlaanderen te werken met de hoofdstructuur van de provincie en terug te koppelen naar de vier deelstructuren volgens de structuur van het ACV. Het zou het best zijn om zo veel mogelijk provinciaal te werken, omdat ook het politieke provinciale niveau daaraan kan worden gekoppeld. Ik herhaal dat een en ander afhangt van de dynamiek. In Limburg is men het gewoon om via het provinciale niveau te werken, in andere provincies is men dat niet gewoon.
De heer André-Emiel Bogaert : Waarom werden de middelen voor subregionale accenten met vier vijfden teruggeschroefd? Wordt er in bijkomende middelen voorzien? Kan het Lopro-budget van de VDAB niet beter worden afgestemd op de typische tewerkstellingsnoden van de subregio?
Dat is dat budget dat oorspronkelijk 1 miljoen frank bedroeg, en dat dan vanaf 2001 is verminderd tot 200.000 frank.
Minister Renaat Landuyt : Op deze vraag werden we een beetje in snelheid genomen. Mijn administratie heeft dat nagevraagd, omdat we het niet begrepen. Ik kan u spijtig genoeg nog niet antwoorden op die vraag, omdat het allemaal regionaal wordt bepaald.
De heer André-Emiel Bogaert : U mag me daar ook schriftelijk op antwoorden.
Minister Renaat Landuyt : Dan zal ik dat doen.
Kan de in het STC-besluit voorziene administratieve ondersteuning vanuit de VDAB niet worden omgevormd tot de mogelijkheid dat de STC's ter zake zelf het nodige personeel kunnen aanwerven? Hier moet ik in herhaling vallen omdat we in de toekomst die nieuwe structuren -Resoc en SERR -zullen hebben.
Tot slot was er de vraag hoe de bevoegde minister de werking van de STC's en streekplatformen ziet in de vernieuwde decretale werking van de VDAB. Het betreft hier een loskoppeling. Resoc en SERR zijn de vertaling van het sociaal overleg naar de subregio's. De VDAB is een Vlaamse openbare instelling, of een Vlaamse EVA in de toekomst, die daar los van staat. Het is een uitvoerder, terwijl SERR en Resoc overlegorganen zijn. In de toekomst zal dat dus van elkaar gescheiden worden.
Nu vragen de STC's soms opdrachten uit te voeren waardoor ze eigenlijk ook optreden als een operator en niet meer als een overlegorgaan. In de toekomst is het dus de bedoeling om het sociaal overleg ook subregionaal te regelen, rekening houdend met de provincie voor de provinciale politieke structuur.
We kunnen hier twee werkmethodes volgen. We kunnen dat onmiddellijk in een decreet zetten, maar eigenlijk zijn we dan nog geen stap verder. Zo'n reorganisatie moet op het veld zelf met alle mogelijke partners gedaan worden.
De invalshoek van de vele gesprekspartners heeft te maken met hun eigen structuren, die afgestemd zijn op vroegere oudere structuren. Ook dit is een geleidelijk proces.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de minister, in feite staan we aan de vooravond van historische beslissingen in deze sector. Ik had daar wel al iets over gehoord, maar ik wist uiteraard niet dat het al voor 13 december zou zijn.
Het feit dat er een en ander aan bevraging en aan aanpassing en modernisering toe was, wordt ook door de Vlaamse regering onderschreven. Dat er ook aan het statuut van het personeel iets zal wijzigen, wordt ook vooropgesteld. Als ik het goed voorheb, zal er een nieuwe structuur komen, los van de VDAB, met een eigen kader, met eigen middelen en met eigen verantwoordelijkheden.
Indien de Vlaamse regering de voorstellen aanvaardt, met het ineenschuiven van STC's en streekplatformen, het aanpassen van de organisaties, het creëren van een eigen statuut en het vastleggen van toekomstgerichte doelstellingen, dan zou eigenlijk een groot stuk van het probleem moeten worden opgevangen aangezien ze per definitie niet meer zouden bestaan in de nieuwe structuur. Daarom neem ik inderdaad genoegen met het antwoord, gelet op het feit dat er eerstdaags belangrijke beslissingen zullen worden genomen door de Vlaamse regering en dat er nog een schriftelijk antwoord komt.
Ik ben er zeker van dat de minister toch vrij snel -in januari, indien er een doorbraak is in de Vlaamse regering -met het volledige dossier naar de commissie zal komen om het hier te bespreken. Dan zullen we definitief kunnen bepalen of de bestaande bekommernissen worden opgevangen in de nieuwe systematiek.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Ik wil nogmaals een bepaalde bezorgdheid uitdrukken. Die bezorgdheid geldt dan niet zozeer minister Landuyt dan wel minister Gabriels. Soms heb ik de indruk dat men die overlegstructuren eigenlijk niet wil en dat men gehoopt had dat het vanzelf zou uitdoven. Ik heb de indruk dat men hoopte dat die lastige overlegstructuur, waar men altijd advies moest vragen, van de baan zou zijn. Ik kan het initiatief van de provinciale strategische cel niet anders begrijpen dan dat men eigenlijk geen echt overleg wil en dat men niet de beste intenties heeft met het organiseren van een subregionaal overlegsysteem.
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : U begrijpt dat ik niet kan laten gebeuren dat mijn collega hier, zonder zich te kunnen verdedigen, als asociaal wordt afgeschilderd. Met de grootste stelligheid verdedig ik hier dus de goede trouw van minister Gabriels.
Wat de regering betreft, wens ik te benadrukken dat het de bedoeling is om het sociaal overleg ook subregionaal te regelen, behoudens het feit dat men morgen anders zou beslissen -maar dat denk ik niet, omdat een en ander grondig is voorbereid.
De heer André-Emiel Bogaert : Is dat afhankelijk van één administratie?
Minister Renaat Landuyt : Ik zal u zeggen wat de implicaties zijn die u niet mag onderschatten. De grootste implicatie is de volgende. Men creëert een sociaal-economische raad voor de regio. Men creëert het overlegmodel Resoc in plaats van Vesoc. Als men die structuur heeft, dan betekent dit eigenlijk dat de gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen het beleidsvoorbereidende verliezen. Dat wordt verplaatst naar de SERR. Het betekent ook dat de gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen omgevormd worden tot provinciale ontwikkelingsmaatschappijen of POM's. Die staan dan voor het operationele aspect in. Het beleidsvoorbereidende zit dus in het sociaal overleg en het operationele gaat naar een provinciale instelling.
Het is zelfs te eenvoudig om te zeggen dat er één minister is die daar niet in mee wil stappen. Dat wordt tegengesproken door de regeringsbeslissing. Wel is het zo dat er op vele plaatsen een argwaan is ten opzichte van de nieuwe structuren. Er zijn regio's waar een streekplatform sterk staat. Er zijn regio's waar een STC sterk is. Soms heb je dezelfde mensen in de beide structuren. Al die gevoeligheden spelen een rol en bepalen het tempo van de hervorming. Zoals u weet, kan men sociaal overleg niet opleggen. Dat moet groeien. We kunnen alleen bepleiten dat de voorziene structuren de beste zijn, maar voor de rest zijn we afhankelijk van de sociale dynamiek en het overleg.
De heer André-Emiel Bogaert : Er was de dualiteit met de VDAB, die in het eerste besluit bepaalde plichten op zich moest nemen. Is het niet zo dat dit eigenlijk nooit goed heeft gewerkt?
Minister Renaat Landuyt : We moeten terzake kijken naar de ontstaansgeschiedenis van de STC's en de streekplatformen. De heer Laurys zal dat nog veel beter kunnen schetsen. De streekplatformen zijn gegroeid vanuit de economische politiek. Er werd ook voorzien in een soort overleg. In elke regio hebben we meegemaakt hoe men bijeenkwam.
De STC's zijn ontstaan vanuit de dynamiek van het werkgelegenheidsbeleid. Om soepel en vlug te kunnen werken heeft men nogal vlug teruggegrepen naar de structuren, de kennis en de mogelijkheden van de VDAB. Dat is de tol van de geschiedenis. Nu zouden we ervoor kiezen om dat heel zuiver uit elkaar te houden, maar dus ook in die structuren te voorzien. Misschien is een en ander niet budgettair neutraal, en zullen er nog discussies zijn over hoe sterk een SERR zal zijn en wie wat zal betalen van die SERR. Uiteindelijk is dat immers bedoeld als een regionaal orgaan. De rol van de provincie is hier nieuw voor wat tot dit sociaal-economisch aspect betreft. De provincies hebben een gebiedsgerichte werking, maar ze hebben geen werkgelegenheidsbeleid. Hier krijgen ze eigenlijk een aanleiding om op het terrein van de werkgelegenheid te komen, maar misschien brengt dit voor hen enkele budgettaire verplichtingen met zich mee.
Sommige GOM's zijn het secretariaat van het streekplatform. Dat is een structuur met een dubbele leiding, provinciaal en gewestelijk. U moet begrijpen dat die nu wordt omgevormd tot een provinciale structuur, en met een andere taakinvulling. Voor hen impliceert dit een ander personeelsbeleid en een keuze wie waar zal werken. Deze operatie is dus vrij drastisch. Maar er zit een logica in, die ook de steun krijgt van onze vrienden van de oppositie. Een deel van CD&V staat daar sterk achter, omdat ook zij het sociaal overleg genegen zijn.
De heer Jan Laurys : Voor zover dat het standpunt van de regering is, natuurlijk.
Minister Renaat Landuyt : Daarover meer morgen.
De heer Jan Laurys : U hebt het nu over de SERR's, de Resocs, de POM's. Daar komen nog de Huizen van de Onderneming bij, waarin een deel van de GOM's wordt ondergebracht. Deze ochtend had men het in de commissie voor Welzijn over Huizen van het Nederlands. Ik denk dat we straks de Straat van de Overheid gaan krijgen, met lokale werkwinkels naast het Huis van de Onderneming, het Huis van het Nederlands, het Sociaal Huis, zoals men nu winkelstraten heeft met Casa en Blokker. Ik ben bang dat men, om te vernieuwen, een structuur gaat maken die zorgt voor chaos, zodat mensen opnieuw niet weten waar ze terecht kunnen.
Minister Renaat Landuyt : Maar u begrijpt dat dit een zeer helder model is.
De voorzitter : Het incident is gesloten.