Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 05/12/2002
Vraag om uitleg van de heer Jos Bex tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de afvalkost van met composiet vervaardigde producten
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Bex tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de afvalkost van met composiet vervaardigde producten.
De heer Bex heeft het woord.
De heer Jos Bex : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, deze vraag die ik op 19 november had ingediend, werd eigenlijk deels al beantwoord bij de begrotingsbespreking en tijdens de discussie in het kader van de toelichting bij het programmadecreet over het verminderen van de heffingen met betrekking tot de delaminatietechniek. Ook op het moment dat ik uitleg heb gevraagd over het aspect Factor 10 en het Mambo-project, heb ik van de minister verklaringen gekregen die voor een groot deel antwoord geven op de vragen die ik nu stel in verband met de met composiet vervaardigde producten.
Bovendien is er nadien een regeringsbeslissing geweest die principieel goedkeuring heeft gegeven aan de actualisatie van het Vlarea. In de persmededeling die daarover is verspreid door het kabinet van de minister, lees ik ook weer zaken die in grote mate antwoorden zijn op de vragen die ik stel. Ik lees bijvoorbeeld : 'Meer nog, producenten zullen bij het concept van hun goederen rekening moeten houden met de latere afvalproblemen. Enkel zo kan het afvalbeleid een nieuw elan krijgen.' Verder in die tekst lees ik dat fabrikanten moeten instaan voor alle kosten die zijn verbonden aan het afvalbeheer van hun producten.
Al die zaken verheugen me uiteraard. Ze komen perfect tegemoet aan de vraag die ik nu concreet stel in verband met de uit composiet vervaardigde producten. Bij composieten gaat het voornamelijk om drie materiaalgroepen : ten eerste de metalen, ten tweede de keramieken en glasachtigen, en ten derde de polymeren. Door het samenvoegen van de drie producten wordt geprobeerd de goede kwaliteiten van elk product maximaal te rentabiliseren, waarbij men probeert een nieuw product te creëren dat een langere levensduur heeft.
Dat is natuurlijk allemaal wel mooi. Deze technieken zorgen inderdaad voor nieuwe mogelijkheden in de productie van materialen met een langere levensduur. Wordt bij het aanmaken van die composieten echter voldoende rekening gehouden met het feit dat die producten vroeg of laat toch ook in de afvalberg terechtkomen? Op dat moment zullen ze waarschijnlijk heel wat kosten veroorzaken. Belangrijk bij composieten is ook dat de afvalkost eigenlijk een uitgestelde kost is. Het zijn dus de volgende generaties die geconfronteerd zullen worden met de kosten die daaraan verbonden zijn.
Mevrouw de minister, ik heb al gezegd dat mijn vragen voor een groot deel reeds beantwoord zijn. Toch zal ik ook met veel belangstelling luisteren naar wat u eventueel aan nieuwe elementen zult kunnen geven.
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mijnheer Bex, het is inderdaad een belangrijk probleem. Natuurlijk zitten we daar altijd tussen aan de ene kant het leefmilieubeleid rond afval en aan de andere kant de kwestie van de productpolitiek, waar de bevoegdheden uiteraard anders liggen.
U hebt zelf al opgemerkt dat er verschillende types van composietmaterialen zijn. Er zijn de metaalmatrixcomposieten, de keramische matrixcomposieten en de polymeermatrixcomposieten. De toepassing van composieten heeft dikwijls in sterke mate te maken met het kostenplaatje. Daardoor zijn die materialen vooral te vinden in meer technische stukken. Het gaat dan bijvoorbeeld om onderdelen of producten die sterk, licht, hittebestendig of duurzaam moeten zijn. Composieten zijn minder gebruikelijk in de consumentenverpakkingswereld.
De klasse van de polymeermatrixcomposieten wordt het meest frequent aangewend. Ze bestaan meestal uit een polymeermatrix uit thermohardende kunststof waarin zich vezels of deeltjes bevinden van een ander materiaal, zoals glasvezel, koolstof of kevlar. Omdat thermohardende kunststoffen niet meer kunnen worden hersmolten, is een klassieke recyclage in de praktijk meestal niet mogelijk.
Wat wel kan, is dat men tot een vermaling van het composiet komt. Dan verkrijgt men een vulstof van lage kwaliteit, die kan worden toegevoegd aan een ander kunsthars. Uiteraard gaan de positieve eigenschappen van het composiet bij de vermaling verloren. Toch moet gezegd worden dat er momenteel onderzoeken lopen die proberen om de matrix te scheiden van de vezels, zodat in de toekomst een recyclage -of chemische recyclage -waarschijnlijk wel mogelijk wordt. De vraag blijft natuurlijk of dat financieel en economisch haalbaar zal zijn.
Vanuit een afvalstofperspectief moet inderdaad gesteld worden dat composieten geen goede zaak zijn in vergelijking met sommige andere materialen. Vanuit een meer integraal levenscyclusperspectief is dat echter veel moeilijker uit te maken.
Ik geef een concreet voorbeeld. Om benzine te besparen, moet een wagen licht zijn. Wanneer composieten gebruikt worden om zwaardere materialen te vervangen, dan zal dat uiteraard op het vlak van het brandstofverbruik een positieve balans opleveren.
Dit moet echter wel worden afgewogen tegenover het afvalaspect. Daar is de balans minder positief. Dat is dus altijd een heel moeilijke discussie. Hoeveel gewicht geeft men aan elke factor? Wat is de algemene impact op het milieu? Er ontstaan dan ook altijd discussies tussen industrie, leefmilieu, enzovoort.
Er zijn reeds fabrikanten, voornamelijk uit de automobielsector, die inspanningen leveren om een goede inschatting te verkrijgen van de milieu-impact van composieten. Op federaal niveau neemt minister Tavernier momenteel initiatieven om de productnormering meer af te stemmen in functie van problemen in de latere afvalfase.
Zo lopen er momenteel besprekingen over een KB dat meer invulling moet geven aan productnormen voor wagens en waarin een aantal voorstellen zijn opgenomen in functie van de recycleerbaarheid van bepaalde onderdelen. In december zal er een overleg plaatsvinden tussen de federale administratie, mijn kabinet en de Vlaamse milieuadministratie om na te gaan hoe het federale normeringsbeleid een grondiger ondersteuning kan bieden aan het afvalbeleid.
Dat is dus meer het globale verhaal, waarin de productpolitiek heel belangrijk is en waar we er eindelijk in geslaagd zijn om het afvalaspect voor een stuk binnen die productnormering binnen te loodsen.
Dan zijn er de terugnameplicht en de aanvaardingsplichten. Dan gaat het over individuele stromen. Het is zo dat er nu al producenten van composietmateriaal financieel verantwoordelijk worden gesteld, bijvoorbeeld via MBO's. Verpakkingsverantwoordelijken die lid zijn van FOST Plus, betalen bijvoorbeeld voor niet-valoriseerbare verpakkingen het hoogste tarief.
De bijdragen die in het Recupel-systeem -aanvaardingsplicht voor elektrische en elektronische apparatuur -worden aangerekend, houden onder meer rekening met de kosten van de latere verwerking van de producten.
Voor producten die moeilijker te verwerken zijn, moet een hogere bijdrage worden betaald. Op deze wijze worden de producenten ertoe aangezet bij het ontwerpen van producten reeds rekening te houden met de latere verwerking ervan. Met de invoering van nieuwe aanvaardingsplichten in het Vlarea zal dit principe steeds verder worden uitgewerkt.
Daarnaast wordt er veel aandacht geschonken aan sensibilisatie, gericht op het milieuvriendelijk ontwerpen van producten. Een van de belangrijke aandachtspunten hierbij is de verwerking van de producten wanneer ze in de afvalfase terechtkomen. Ook bij het steunpunt Factor 10, of Ecodesign, dat we hebben opgericht ter ondersteuning van initiatieven om tijdens de ontwikkelingsfase van een product rekening te houden met de milieu-impact wordt veel belang gehecht aan de productcyclus. Factor 10 zal de komende maanden meer impact krijgen, aangezien het nu geheel in de werkzaamheden van het STIP zal worden opgenomen, zodat de respons van het veld ook veel groter zal zijn.
Mijnheer Bex, ik weet dat dit uw stokpaardje is. We proberen het steeds meer ingang te doen vinden in het beleid, met de mogelijkheden die we hebben.
De voorzitter : De heer Bex heeft het woord.
De heer Jos Bex : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik herhaal dat uw verklaringen van de laatste tijd me verheugen. We zijn blijkbaar op de goede weg, maar er blijft uiteraard nog veel te doen. Onlangs nog verklaarde een VBO-topman de verantwoordelijkheid van de bedrijven in deze zaak geheel af te wijzen.
Het is heel positief dat u hierover gesprekken voert met minister Tavernier, maar het zou nog veel interessanter zijn, met het oog op de komende staatshervorming, na te denken over de mogelijkheid het productenbeleid over te hevelen van het federaal naar het Vlaams niveau, zeker de elementen ervan die te maken hebben met Vlaamse bevoegdheden op het gebied van afval en milieu. We zullen daar initiatieven toe nemen, en ik hoop dat u die zult appreciëren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.