Commissie voor Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Ambtenarenzaken Vergadering van 07/01/2003
Interpellatie van de heer André-Emiel Bogaert tot de heer Patrick Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, over de niet-betrokkenheid van het Vlaams Parlement bij het debat Kleurrijk Vlaanderen
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Bogaert tot de heer Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, over de niet-betrokkenheid van het Vlaams Parlement bij het debat Kleurrijk Vlaanderen.
De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte collega's, ik heb niet de bedoeling om de triasleer van Montesquieu opnieuw uiteen te zetten. Het regeerakkoord van de paars-groene regering, dat ook ik heb ondertekend, laat uitschijnen dat het debat Kleurrijk Vlaanderen volledig buiten het parlement wordt gehouden.
De vraag die ik heb ingediend, is zeer uitgebreid omdat het erg belangrijk is de chronologie te kennen. Mijnheer de minister-president, op 10 juli 2000 zag de Kleurennota het licht. Op 20 maart 2001, op de vooravond van de Vlaamse conferentie in Kortrijk, werd er een actuele vraag gesteld over de relatie tussen het door u opgestelde manifest Vooruitzien, de Kleurennota, de conferentie in Kortrijk zelf en de betrokkenheid van het Vlaams Parlement. U hebt toen geantwoord dat de Vlaamse regering in Vlaanderen een langetermijndebat op gang wou trekken. De Kleurennota moest in dat kader worden gezien. Hij vormde een bijdrage van de Vlaamse regering tot het debat.
De conferentie had de bedoeling een driehoeksoverleg op te starten. Op dit moment wordt het debat enkel gevoerd tussen het middenveld en de regering. De derde pijler komt tot nu toe nog steeds niet aan bod. Met de medewerking van de leden van de Vlaamse regering werden zes visiegroepen opgericht. Daarnaast zag de denktank Forum 21, met als voorzitters de heer Van Miert en mevrouw Cantillon, het licht.
Mijnheer de minister-president, u hebt inspiratie gehaald uit het Finse voorbeeld, dat in Europa geldt als het na te volgen idee. Spijtig genoeg werd daarbij het democratisch onderdeel vergeten, namelijk de betrokkenheid van het parlement via een speciale commissie. Die bestaat wel in alle Scandinavische landen. Het klopt dat het de taak van het parlement is om daarvoor te zorgen. Ik stel echter enkel vast, ik wil niemand iets verwijten.
U zei dat op termijn ook het Vlaams Parlement hier op een of andere manier zou kunnen op inspelen. Dat zijn in elk geval de woorden die ik heb teruggevonden in het verslag. U zei ten slotte dat het Vlaams Parlement en het Bureau zelf moeten bepalen hoe dit juist moet gebeuren.
De volgende belangrijke mijlpaal in het debat was het Pact van Vilvoorde van 23 november 2001. Eens te meer werd de discussie gevoerd tussen de regering en het middenveld en de sociale partners. Er volgden 21 doelstellingen voor het Vlaanderen van de 21e eeuw. Ook hier werd het Vlaams Parlement, het hoogste wetgevende orgaan terzake, buiten gelaten. Ter verantwoording verwees u naar een beslissing van het Bureau van 18 december 2000. Het Bureau stelde toen dat het parlement pas later het debat zou voeren. Volgens mij had die beslissing betrekking op de installatie en de werking van de zes visiegroepen.
Tijdens de zitting van 28 november 2001 werd u een nieuwe actuele vraag gesteld. Het Vlaams Parlement was als dusdanig niet aanwezig bij het afsluiten van het Pact van Vilvoorde. Een pact is een plechtig akkoord tussen verschillende partijen, in casu tussen de Vlaamse regering en het middenveld. Eens te meer werd het Vlaams Parlement niet bij de zaak betrokken noch had het enige inspraak. Het pact bevatte onder meer een pacifistisch onderdeel om een Pax Flandriae te waarborgen.
Ik heb toen gezegd dat het parlement ofwel kan optreden als notaris waarbij het alleen maar akte moet nemen van akkoorden die anderen sluiten, ofwel de discussie volgt en finaal de nodige beslissingen neemt.
Mijnheer de minister-president, u verwees naar een onderhoud met de voorzitter van het Vlaams Parlement. In maart 2002 werd gesteld dat alle documenten over Kleurrijk Vlaanderen zouden worden overgemaakt aan het Vlaams Parlement. Dit zou het parlement toelaten in te spelen op het debat. We mogen daarbij niet vergeten dat de Vlaamse regering gedurende een heel jaar Vlaanderen overspoelde met een ware barnumreclame en de mensen opriep mee te doen aan een brede bevraging over Kleurrijk Vlaanderen. Ook daar werd het Vlaams Parlement buiten gehouden. Dit betekent dat de parlementsleden enkel konden doorverwijzen naar de Vlaamse regering als ze over het onderwerp werden aangesproken.
We zijn nu een half jaar verder. Het Vlaams Parlement moet nu nog bij de zaak betrokken worden. Dat is de kern van het probleem. Ik ben op die nagel blijven kloppen vanuit een democratische reflex, zonder partijpolitieke bedoelingen. We hebben rechten en plichten. Bij het afsluiten van een pact met plechtige akkoorden mag het Vlaams Parlement zeker niet afwezig blijven.
Het parlement weet niet wat de adviezen zijn van Forum 21, het weet niet hoe de besluitvorming is verlopen om het Pact van Vilvoorde af te sluiten, het weet niets over de bevraging van de bevolking. Aan het kleurrijk debat heeft het parlement als instelling niet deelgenomen.
De beslissing werd genomen op 25 maart 2002. In de notulen van het Uitgebreid Bureau staat letterlijk dat 'na de gedachtewisseling met de minister-president, waarin de minister-president benadrukt dat uit de tussenkomsten van meerdere leden tijdens commissiebesprekingen waarin naar het project Kleurrijk Vlaanderen wordt verwezen, blijkt dat vele Vlaamse volksvertegenwoordigers vragende partij zijn voor een formele behandeling van dit project in het Vlaams Parlement, standpunt dat hij kan bijtreden, beslist het Bureau eenparig dat het project Kleurrijk Vlaanderen in het Vlaams Parlement behandeld zal worden, en dat volgens een aantal modaliteiten'.
Een van die modaliteiten was dat de Vlaamse regering alle documenten over Kleurrijk Vlaanderen aan het Vlaams Parlement zou overmaken. We zijn nu tien maanden later. We hebben die teksten nog altijd niet.
Er waren ondubbelzinnige uitspraken namens de Vlaamse regering, gevolgd door de recente Septemberverklaring. Mijnheer de minister-president, u stelde dat er beslissingen waren genomen die de Vlaamse regering zal uitvoeren. Er zou ook een ijkformule worden ingesteld om na te gaan in welke mate de engagementen worden uitgevoerd. Bij het afsluiten van dit pact werd het Vlaams Parlement niet betrokken.
Na de Septemberverklaring heb ik de koe bij de horens gevat. Die verklaring is inhoudelijk immers zeer belangrijk. Daarin stelt de Vlaamse regering dat er akkoorden met het middenveld zijn gesloten en worden uitgevoerd. Het parlement werd daar evenwel nog niet bij betrokken.
Tot 2010 werden reeds doelstellingen geformuleerd. Deze doelstellingen zijn samengebracht in het Pact van Vilvoorde. Het is een engagementsverklaring die door de Vlaamse overheid, de Vlaamse sociale partners en de belangrijkste milieuverenigingen werd ondertekend. Mijn vraag is dan ook welke waarde het parlement nog heeft.
De minister-president stelt dat elke maatregel in functie van deze doelstellingen moet staan. Dit betekent dat het beleid uitsluitend door de bovenvermelde partners wordt bepaald.
Mijn vragen zijn niet van politieke, maar van louter democratische aard. In de engagementsverklaring wordt naar de Septemberverklaring verwezen, die door de diverse betrokkenen werd ondertekend. Deze verklaring is door het parlement te nemen of te laten.
Mijnheer de minister-president, wat bedoelt u precies met uw uitspraak dat elke te nemen maatregel in functie van die doelstelling moet staan? Kunt u meer uitleg geven over de door u aangekondigde periodieke metingen, die de resultaten van het beleid tastbaar moeten maken?
Wanneer werden de door de Vlaamse regering beloofde discussieteksten bij het Vlaams Parlement ingediend? Normaliter worden de teksten na de afronding van de thematische debatcycli ter beschikking gesteld.
De voorzitter : Minister-president Dewael heeft het woord.
Minister-president Patrick Dewael : Mijnheer de voorzitter, collega's, ieder parlementslid kan op elk ogenblik de regering bevragen of interpelleren over beleidsdaden of beslissingen. Dat is ook zo in het kader van het toekomstdebat Kleurrijk Vlaanderen. Alle documenten die in het kader van het langetermijndebat worden opgesteld en met het middenveld bediscussieerd, liggen ter beschikking en kunnen via elektronische weg worden geraadpleegd. Ieder parlementslid kan de regering hierover te allen tijde ondervragen en interpelleren. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de controlefunctie van het parlement.
In het kader van het sociaal overleg, het Vesoc bijvoorbeeld, is het parlement geen geïnstitutionaliseerde partner. Als deze bijeenkomsten tussen sociale partners en regering tot formele of informele beslissingen of tot CAO's leiden, kunnen de parlementsleden de regering hierover interpelleren of ondervragen.
De heer Bogaert verwijst naar het Finse voorbeeld en de praktijk in de Skandinavische landen en de Duitse Länder. Die bestaat erin, naast het dagdagelijks regeringswerk en de uitvoering van een regeerakkoord, oog te hebben voor langetermijndiscussies. Het is belangrijk dat in Vlaanderen een praktijk wordt geïntroduceerd die ons voert naar de langere termijn en niet alleen naar de volgende verkiezingen. Dat wordt ons trouwens ook vaak verweten. In functie van bepaalde uitgangspunten zou men doelstellingen kunnen formuleren tegen bijvoorbeeld het jaar 2010 of 2020.
Deze praktijk bestaat reeds in Europa. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de Europese Top van Barcelona of Lissabon. Daar werden op een methodische wijze langetermijndoelstellingen geformuleerd. In dat geval zorgen meetnetwerken er op regelmatige tijdstippen voor dat de doelstellingen worden gehaald en geen corrigerende maatregelen nodig zijn. Dat is het doel van zo'n meetnetwerk. Ik heb aan de administratie Planning en Statistiek gevraagd de doelstellingen van het Pact van Vilvoorde te bekijken en na te gaan of wij op de goede weg zitten en of er geen tandje moet worden bijgestoken.
Ik geef het voorbeeld van de actieve welvaartsstaat en de activiteitsratio. Op dit ogenblik is er een economische terugval en rijst de vraag of de doelstellingen tegen 2010 nog worden gehaald. Een paar jaar geleden leek alles in die richting te wijzen, nu ziet de situatie er wat minder goed uit, maar binnen een tweetal jaren kan het weer volledig omslaan. De vraag is of er geen bijsturende maatregelen nodig zijn.
Dezelfde vraag beroert ook Europa. De doelstellingen van de Top van Lissabon zijn door alle lidstaten onderschreven. Zij bevatten numerieke percentages over langetermijndoelstellingen. Ook bij de lidstaten rijst de vraag of er geen bijkomende maatregelen noodzakelijk zijn om de langetermijndoelstellingen te verwezenlijken.
Het Pact van Vilvoorde is belangrijk omdat het de eerste maal is dat de regering, samen met de sociale partners en een aantal natuur- en milieuorganisaties, een akkoord heeft bereikt over langetermijndoelstellingen. Het sociaal overleg in de klassieke betekenis van het woord is actueel. De vraag is dan bijvoorbeeld of er een nieuw werkgelegenheidsakkoord moet komen, voor welke periode en tegen welke basisvoorwaarden. Dat is de kortetermijndiscussie over het sociaal overleg. Daarbuiten heb ik de sociale partners gevraagd om na te denken over de langetermijndoelstellingen, zoals dat reeds in de andere Europese lidstaten gebeurt. Dit heeft uiteindelijk geleid tot het Pact van Vilvoorde.
Moest het Vlaams Parlement dit Pact van Vilvoorde mee onderschrijven? Ik denk het niet. De langetermijndoelstellingen binden de regering. Dit heeft het voordeel dat de regering voor de uitvoering van deze doelstellingen niet alleen staat, maar dat het maatschappelijk middenveld er mee voor ijvert. Het parlement controleert de regering en ziet erop toe dat de uitvoering volgens plan verloopt.
In de opeenvolgende begrotingen, beleidsnota's en -brieven worden de leden van de regering geacht de maatregelen te nemen om die langetermijndoelstellingen te realiseren. In het kader van een begrotingsdebat of het debat over een beleidsnota kunnen de leden van de regering effectief bevraagd of geïnterpelleerd worden over het realiseren van die doelstellingen tegen 2010.
U verwees terecht naar Forum 21. Het is inderdaad belangrijk dat het een discussie wordt van parlement, regering en sociale partners of middenveld in de ruime betekenis van het woord. Ook academici kunnen, meer dan vroeger het geval was, een bijdrage leveren. Forum 21 was een eerste denktank. Intussen is de formule wat uitgebreid. Buiten de academici die de heer Van Miert en mevrouw Cantillon hadden verzameld, zijn nog andere academici bereid gevonden om een bijdrage te leveren.
Deze formule leidt tot themadiscussies, zoals het debat dat in de Schelp plaatsvond. Het werd georganiseerd samen met middenveldorganisaties en handelde over de participatie van de allochtonen in het maatschappelijk proces en in het arbeidsproces in het bijzonder. We hebben bij die gelegenheid kunnen vaststellen dat minister Landuyt, in uitvoering van het Pact van Vilvoorde, ten aanzien van de sociale partners een concreet pleidooi heeft gehouden. Minister Landuyt heeft de Unizo en het VEV opgeroepen om hun verantwoordelijkheid op te nemen en om meer allochtonen aan te werven.
Minister Landuyt heeft toen duidelijk verklaard dat we ons niet tot vrijblijvende verklaringen mogen beperken. Het quotasysteem is momenteel niet aan de orde. Ik ben trouwens niet echt een voorstander van het invoeren van quota. Indien de resultaten uitblijven, zou een dergelijk systeem evenwel onvermijdelijk kunnen worden.
Gisteren, tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst van het VEV, heeft de voorzitter, de heer Roos, de ondernemingen nadrukkelijk opgeroepen om hun verantwoordelijkheid inzake de integratie van allochtonen op te nemen. In het kader van een aanvulling op het Pact van Vilvoorde zijn met de betrokken organisaties een aantal afspraken gemaakt. Deze nieuwe engagementen moeten tot concrete resultaten leiden.
De ministers Vogels, Dua en Vanderpoorten plannen in het kader van hun eigen bevoegdheden een aantal vergelijkbare debatcycli. Het gaat hier geenszins om vrijblijvende discussies. De resultaten van deze discussies zullen namelijk tot een bijsturing van het dagdagelijks beleid leiden. Deze bijsturing zal in de vorm van beleidsbrieven en van regeringsbeslissingen worden geconcretiseerd. Het spreekt vanzelf dat de Vlaamse regering hierop te allen tijde kan worden aangesproken.
De heer Bogaert heeft daarnet terecht opgemerkt dat het afronden van een debatcyclus niet leidt tot de formele goedkeuring van een document, dat vervolgens door de Vlaamse regering aan het Vlaams Parlement zou kunnen worden overgemaakt. Dit onderwerp is al vaak ter sprake gekomen. De formule is evenwel niet eenvoudig.
Ik herinner me de pogingen die tijdens de vorige legislatuur zijn ondernomen. Er is toen vooral gediscussieerd over de vraag of dit in elke commissie afzonderlijk of in een globale commissie moest worden behandeld. Aangezien dergelijke discussies vrij kunstmatig overkomen, is het parlementair debat nooit echt van de grond gekomen. Ik heb dit onderwerp tevens aan de Vlaamse regering voorgelegd. De Vlaamse regering vindt niet dat ze na elke debatsessie een formeel document moet goedkeuren. De leden van het Vlaams Parlement kunnen de betrokken ministers uiteraard te allen tijde over het beleid ondervragen.
Ik kan me voorstellen dat heel wat Vlaamse volksvertegenwoordigers vragen hebben over de debatsessie over de integratie van de allochtonen in de arbeidsmarkt. Minister Landuyt is bereid om de engagementen van de Vlaamse regering en van de sociale partners in de bevoegde commissie toe te lichten.
Het Vlaams Parlement zou een grotere rol in het toekomstdebat kunnen spelen. Aangezien ik in dit verband zelf vragende partij ben, heb ik daarnet even toegelicht over welke mogelijkheden de Vlaamse volksvertegenwoordigers beschikken. In het kader van een toekomstdebat worden vaak heel uiteenlopende standpunten ingenomen. De Vlaamse volksvertegenwoordigers hoeven zich niet tot vragen over de standpunten van de Vlaamse ministers te beperken. Indien de leden van een commissie tot een akkoord komen, kunnen ze gerust een aantal externe sprekers uitnodigen.
Ik heb dit onderwerp ook ter sprake gebracht in het kader van Forum 21. Indien professor Huyse of een ander academicus een paper publiceert, kan een commissie van het Vlaams Parlement de betrokken auteur uitnodigen om de parlementaire debatten als extern bij te wonen. Ik wil het voeren van een ernstige toekomstdiscussie geenszins afremmen. Het Vlaams Parlement moet evenwel zelf beslissen in welk kader dit debat precies moet worden gevoerd. De Vlaamse regering is uiteraard bereid om hieraan deel te nemen.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de minister-president, ik bedank u voor uw uitgebreid antwoord. Op 10 juli 2000 heeft de Vlaamse regering verklaard het bestaande systeem 'Vlaanderen 2002´door een kleurendebat te willen vervangen. Dit is het recht van de uitvoerende macht. Dit recht kan zowel door het collegiaal opererend orgaan als door individuele ministers worden uitgeoefend.
Ten gevolge van deze beslissing is een parallelle discussie tussen de Vlaamse regering en het middenveld ontstaan. De Vlaamse regering heeft, al dan niet bewust, onmiddellijk besloten om het Vlaams Parlement hier niet bij te betrekken. U hebt deze keuze daarnet even toegelicht.
Mijnheer de minister-president, u hebt daarnet toegegeven dat het hier concrete engagementen betreft. Het Pact van Vilvoorde is eigenlijk een plechtig akkoord tussen partijen. Het Vlaams Parlement is in dit verband evenwel geen betrokken partij. Of dit een goede zaak is, wil ik hier nog even in het midden laten. Tot 2010 zal het beleid van de Vlaamse regering alleszins door op engagementen gebaseerde ijkpunten worden bepaald.
De minister-president heeft daarnet verklaard dat de Vlaamse volksvertegenwoordigers alle leden van de Vlaamse regering kunnen bevragen indien ze iets vernemen of indien een debat of een colloquium wordt georganiseerd. De Vlaamse volksvertegenwoordigers hebben dit recht evenwel altijd al gehad.
De minister-president heeft daarnet toegegeven dat de Kleurennota en het Pact van Vilvoorde in de toekomst een zware impact zullen hebben. Mijn vraag is dan ook of het uitputten van onze rechten als Vlaamse Volksvertegenwoordigers zal volstaan.
Moet het Vlaams Parlement niet meer bij deze discussies en bij deze engagementen worden betrokken?
De minister-president heeft verklaard dat de discussies niet vrijblijvend zijn. Het gaat hier blijkbaar om beleidsargumenten die een weerslag zullen hebben op beslissingen en op begrotingen. Het Vlaams Parlement kan op de ingediende begrotingsstukken inspelen. De financiële impact van een beleidsbeslissing is evenwel het einde van het verhaal.
Ik vraag me af op welke manier het Vlaams Parlement, al dan niet naar Scandinavisch model, meer bij het ontwikkelen van een langetermijnvisie kan worden betrokken. Tenslotte wordt het beleid momenteel gedeeltelijk bepaald door afspraken die de Vlaamse regering met andere partners maakt. Dit is in feite de kern van de zaak.
Ook zonder Kleurennota staat het buiten kijf dat we onze individuele rechten als Vlaamse volksvertegenwoordigers mogen uitputten. Indien de Kleurennota niet vrijblijvend is en zelfs een belangrijke impact op het beleid en op de Vlaamse begroting zal hebben, moet het Vlaams Parlement hier evenwel nauwer bij worden betrokken.
De opmerking dat we onze rechten kunnen uitputten, volstaat in dit verband niet. Dit is de kern van mijn interpellatie. Ik hoop dan ook dat we in de toekomst een evenwicht tussen de uitvoerende en de decreetgevende macht zullen bereiken.
De minister-president heeft daarnet naar het Vesoc verwezen. Ik wil er evenwel op wijzen dat het Vesoc decretaal is ingesteld. De Kleurennota geeft de visie van de Vlaamse regering weer en zal uiteindelijk in beleidsbeslissingen en in begrotingsargumenten uitmonden. Het Vesoc valt niet met deze debatten te vergelijken. Het Vesoc is decretaal ingesteld en omkaderd. De Kleurennota is spontaan gegroeid.
Ik hoop dat de minister-president in de toekomst zal streven naar een model dat het Vlaams Parlement de mogelijkheden verschaft om korter op de bal te spelen en om, over de grenzen van de legislaturen heen, mee het beleid te bepalen.
De voorzitter : Ik zou in dit verband iets willen opmerken. Het Bureau van het Vlaams Parlement heeft besloten geen commissie ad hoc op te richten. In zijn eerste nota's heeft de minister-president dit aan het Vlaams Parlement overgelaten. De fracties hebben hierover een beslissing genomen.
Het Bureau van het Vlaams Parlement heeft de Vlaamse regering wel gevraagd om, telkens een thema is afgerond, een rapport te maken dat alle gepubliceerde en gebruikte artikelen en de einddiscussietekst bevat. Dit document zou vervolgens worden overgemaakt aan de bevoegde commissie, die op dat ogenblik kan besluiten een voorstel van resolutie naar voren te brengen.
Misschien is de tijd rijp om dat te doen. Dat is de beste manier om het parlement erbij te betrekken. Het sluit aan bij wat het Uitgebreid Bureau heeft beslist.
Minister-president Dewael heeft het woord.
Minister-president Patrick Dewael : We moeten nog naar de juiste methodologie zoeken. We hebben immers geen traditie in dit verband. In Finland heb ik die toekomstcommissie bezocht en een aantal vergaderingen bijgewoond. Het is een commissie ad hoc waarvoor regering, academici en experts enkele keren per jaar komen praten over wat ze voor Finland beschouwen als de uitdagingen op lange termijn. Die commissie, geïnstalleerd naar aanleiding van de omschakeling naar de kenniseconomie, loopt tamelijk goed.
Zo'n gespecialiseerde commissie leek hier bij ons niet onmiddellijk aangewezen. Het parlement heeft dat beslist. Ik wil graag nog eens suggereren aan de regering dat niet enkel de administratieve documenten, maar ook de academische papers die worden geschreven door niet-politici, zouden worden gebundeld en systematischer zouden worden bezorgd aan het parlement. Die teksten kunnen dan worden verdeeld over de commissies. De commissievoorzitter of het Bureau van het Vlaams Parlement moet uitmaken of daarover wordt gedebatteerd en in welke omstandigheden en via welke modaliteiten dat debat dan moet verlopen. Dat is het alternatief indien we niet werken met een commissie ad hoc. Ik wijs er wel op dat al die informatie nu al beschikbaar is op het internet.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door de heer Bogaert werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.