Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 05/11/2002
Vraag om uitleg van de heer Jan Laurys tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over de erkenning en subsidiëring van organisaties inzake aangepaste vrijetijdsbesteding voor personen met een handicap
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Laurys tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over de erkenning en subsidiëring van organisaties inzake aangepaste vrijetijdsbesteding voor personen met een handicap.
De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, al tijdens de vorige zittingsperiode zijn er experimenten uitgewerkt inzake aangepaste vrijetijdsbesteding voor personen met een handicap. Men wou naast de internaten en semi-internaten ook in andere vormen van opvang voorzien, zodat de ouders even tijd krijgen voor iets anders.
Na een experimentele periode van één of twee jaar is voorgesteld om een definitieve regeling uit te werken. Op 3 mei 2002 nam de Vlaamse regering het besluit tot vaststelling van de voorwaarden en modaliteiten van erkenning en subsidiëring van organisaties inzake aangepaste vrijetijdsbesteding voor personen met een handicap. Het besluit erkent twintig organisaties, geografisch netjes gespreid over de Vlaamse provincies. Per organisatie wordt in een subsidiebedrag van 50.676 euro voorzien. Dat bedrag is gekoppeld aan het prijsindexcijfer.
Aan de erkenning en subsidiëring zijn uiteraard een aantal strikte voorwaarden verbonden.
Krachtens artikel 8, paragraaf 2 wordt een erkenning in het kader van dit besluit slechts toegekend voor een maximumduur van drie jaar. De erkenning kan worden verlengd na een grondige evaluatie van het verslag van de realisatie van het masterplan. Nochtans staat in artikel 17 dat het besluit in werking treedt op 1 januari 2002 en niet meer kracht is op 1 januari 2005 : na drie jaar dus. Hierover is nogal wat commotie ontstaan.
De erkende organisaties gaan akkoord met de tijdelijke erkenning die na een evaluatie eventueel kan worden verlengd. Ze hadden na de proefperiode eigenlijk wel een definitieve regeling verwacht. Artikel 17 wekt de vrees dat de uitgewerkte regeling opnieuw tijdelijk is, en na drie jaar zelfs ophoudt te bestaan. Op die manier blijft er natuurlijk onzekerheid heersen en aarzelen de organisaties om hun werking verder uit te bouwen. Bovendien lijkt artikel 17 in tegenspraak te zijn met artikel 8, paragraaf 2. Hoe kan men immers een erkenning na drie jaar verlengen als het besluit zelf niet meer van kracht is?
Wat is de bedoeling van de einddatum van dit besluit? Betekent dit dat na deze periode een nieuw besluit zal worden goedgekeurd? Zal de toepassing van dit besluit worden geëvalueerd, en zal men dan eventueel een totaal andere regeling uitwerken? Of is het slechts de bedoeling een in de tijd beperkte regeling uit te werken? Welke criteria en welk monitoringsysteem worden gebruikt om de toepassing van dit besluit op te volgen? Gebeurt die evaluatie al, en hoe zal men de implementatie van het besluit opvolgen?
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, geachte collega's, ik wil de heer Laurys toch enigszins geruststellen. De raad van bestuur van het Vlaams Fonds zal tijdens de bijeenkomst van november 2002 beslissen welke organisaties worden erkend en gesubsidieerd om in de periode 2003 2004 aangepaste vrijetijdsbesteding aan te bieden aan personen met een handicap. De voorwaarden voor erkenning en subsidiëring zijn bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 10 november 1998 tot vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van erkenning en subsidiëring van organisaties inzake aangepaste vrijetijdsbesteding voor personen met een handicap. Dit reglementair kader is bijgestuurd in de beslissing van de Vlaamse regering van 3 mei 2002.
Naar aanleiding van deze bijsturing heeft de Vlaamse regering als uitgangspunt aangenomen dat het doelgroepspecifieke beleid inzake de vrijetijdsbesteding van personen met een handicap moet worden afgestemd op de ontwikkelingen in het reguliere beleid inzake de vrijetijdsbesteding in de sectoren cultuur, toerisme, sport en jeugdwerk. Dat past in de aanpak van het inclusief beleid. De participatie van personen met een handicap aan het reguliere vrijetijdsaanbod in de ruimste betekenis is immers een prioritaire doelstelling. Een aparte vrijetijdsbesteding die permanent wordt georganiseerd, zou de reguliere sectoren enigszins vrijstellen om zelf inspanningen te leveren om personen met een handicap in te schakelen.
Een afgeleide doelstelling van het categoriaal vrijetijdsaanbod via het Vlaams Fonds is bijvoorbeeld het systematisch in kaart brengen van de hinderpalen die een volwaardige participatie van personen met een handicap in de reguliere circuits bemoeilijken. Het Vlaams Fonds doet trouwens in 2003 mee aan het Europees Jaar van Personen met een Handicap. Het thema is precies hun participatie aan het reguliere ontspannings- en vrijetijdsleven.
Op grond van deze afwegingen heeft de Vlaamse regering de erkenning en de subsidiëring door het Vlaams Fonds van de categoriale projecten vrijetijdsbesteding beslist te beperken tot 1 januari 2005. Tegen die datum verwacht de regering tussentijdse effectevaluaties over de gesubsidieerde activiteiten en aanbevelingen voor de verdere ontwikkelingen inzake het na te streven inclusieve vrijetijdsbeleid voor personen met een handicap.
Binnen de Vlaamse regering bestaat een consensus over het zinvolle aspect van de uitgangspunten, de doelstellingen en de vooropgestelde werkmethoden van dit besluit. Het werkveld mag de bepaalde duur van de erkenning en de subsidiëring van hun vrijetijdsprojecten dan ook niet opvatten als de voorbode van de stopzetting van de erkenning. Integendeel : de regering vraagt dat de doelmatigheid en de effectiviteit van deze ondersteunende maatregelen periodiek worden aangetoond en geactualiseerd, mede rekening houdend met ontwikkelingen in de reguliere sectoren die ik als minister van Welzijn vandaag nog niet kan voorspellen. We willen niet het signaal geven dat er een aparte categoriale sector bestaat, zodat de reguliere sector zich van inspanningen ontheven mag achten.
We willen de huidige organisaties geruststellen : het is niet de bedoeling ze af te bouwen. Het kan echter ook niet de bedoeling zijn hen voor onbepaalde duur te erkennen.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : De minister zegt dat in november het Vlaams Fonds een erkenning voor 2003 en 2004 zal afleveren. Betekent dit dat de organisaties die vandaag zijn erkend tot in 2005, dat eigenlijk niet zijn voor de jaren 2002, 2003 en 2004?
Minister Mieke Vogels : De erkenning zal gebeuren voor de periode tot eind 2004. Dat is dus tot in 2005. Eigenlijk komt dat op hetzelfde neer.
De heer Jan Laurys : Wat het inclusief beleid betreft, leert mijn ervaring me dat het soort vrijetijdsbesteding dat in die instellingen wordt aangeboden niet door de reguliere sector kan worden overgenomen. De experimenten zijn er precies gekomen omdat men besefte dat de reguliere sector dat niet kan. Nu blijkt dat men dat aanbod toch wil ombuigen naar een inclusief beleid in de reguliere sector.
Minister Mieke Vogels : Misschien moet de reguliere sector zich aanpassen en andere methodieken aanwenden.
Heel wat projecten die het Vlaams Fonds heeft erkend, zijn ook binnen de reguliere sector erkend. Het departement Cultuur levert grote inspanningen om de vrijetijdsondersteuning te versterken. Een aantal organisaties die deze subsidies ontvangen, zijn door het Vlaams Fonds erkend en gesubsidieerd om extra activiteiten voor deze doelgroep aan te bieden. Er is overlegd tussen Welzijn en Cultuur over wie welke verantwoordelijkheden moet opnemen.
De middelen zijn recurrent ingeschreven. Daarover bestaat geen discussie. Wat de besteding betreft, willen we goed nagaan hoe de evolutie van het culturele aanbod en de organisatie ervan verloopt. Over twee jaar willen we binnen het Vlaams Fonds nagaan wat de toestand is. We willen dus vandaag geen beslissing met permanent karakter nemen die misschien haaks zal staan op de toekomstige ontwikkelingen van het sociaal-cultureel werk.
De voorzitter : Het incident is gesloten.