Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 17/10/2002
Vraag om uitleg van de heer Roland Van Goethem tot de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de verstrenging van de voorwaarden voor een verlenging van de verblijfsvergunning van buitenlandse werknemers
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Van Goethem tot de heer Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de verstrenging van de voorwaarden voor een verlenging van de verblijfsvergunning van buitenlandse werknemers.
De heer Van Goethem heeft het woord.
De heer Roland Van Goethem : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik kan begrijpen dat men de voorwaarden om de verblijfsvergunning van buitenlandse werknemers te verlengen, wenst te verstrengen. Als we hoogopgeleiden aantrekken, dan verdwijnen uit de ontwikkelingslanden de broodnodige brains, noodzakelijk voor de eigen ontwikkeling. Het stuit me tegen de borst dat wij, West-Europeanen, die een overschot aan gekwalificeerd personeel hebben, mensen weghalen uit landen uit de derde wereld. Juist die mensen zouden ginds moeten instaan voor de ontwikkeling van de eigen economie en wetenschap.
Anderzijds stellen we vast dat geschoolde jongeren van hier tegenwoordig moeilijk aan een job geraken. Er is een stijging van de werkloosheid van hoogopgeleide jongeren. Dat is een probleem zowel voor ons als voor de derdewereldlanden waar die mensen vandaan komen. De overgrote massa van onze werklozen zijn laaggeschoolden. Bovendien is ook het grootste deel van de al aanwezige migranten werkloos.
Mijnheer de minister, legt u de lat niet te hoog? We hebben toch ook laaggeschoolden met verblijfsvergunningen, die hetzelfde probleem stellen als de hooggeschoolden. Vreest u niet, door de lat zo hoog te leggen, dat u de laaggeschoolden treft, die per definitie het meest lijden onder de import van buitenlandse arbeidskrachten? Bent u bereid deze maatregel uit te breiden tot alle buitenlandse arbeidskrachten?
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Mijnheer de voorzitter, geachte vier aanwezige parlementsleden van de oppositie, voor de verblijfsvergunningen is de federale overheid bevoegd. Zowel het maken als het uitvoeren van de wet zijn federale bevoegdheden.
De bevoegdheid voor arbeidsvergunningen is gedeeld. Het maken van de wet en de uitvoeringsbesluiten is een federale bevoegdheid, de toepassing van de wet, het afleveren van de arbeidsvergunningen dus, is een gewestelijke bevoegdheid.
In België wordt uitgegaan van het principe dat er geen economische immigratie wordt toegelaten. Op dit principe zijn er uitzonderingen. Eén van de uitzonderingen zijn de hooggeschoolden, op voorwaarde dat ze het juiste loon krijgen. Een andere uitzondering wordt gemaakt voor sportbeoefenaars, of voor welbepaalde situaties op de arbeidsmarkt. Er zijn dus heel specifieke categorieën waarop uitzonderingen kunnen worden toegepast.
Op het Vlaams niveau neemt de administratie Werkgelegenheid in eerste aanleg de beslissing, in tweede aanleg neem ik persoonlijk een beslissing na een aanvullend onderzoek. Voor die uitzonderingen ben ik zo streng mogelijk. Ik ga ervan uit dat bedrijven moeten investeren in opleidingen en niet de gemakkelijke weg kiezen van geschikt personeel te zoeken in het buitenland. Bovendien krijgen allochtonen die hier regelmatig verblijven, te weinig kansen op de arbeidsmarkt. Ik probeer om via een strenge immigratiepolitiek het aanwerven van hier legaal verblijvende vreemdelingen te bevorderen. Dat is de grote lijn van mijn beleid.
Er is nu een discussie ontstaan omdat de Belgische overheid via een KB versoepelingen voor economische immigratie wil invoeren. Een van die versoepelingen is, op vraag van het bedrijfsleven, het doorbreken van de beperking in tijd tot 4 jaar voor de categorie hooggeschoolden, door te voorzien in een verlengingsmogelijkheid. In het KB dat momenteel bij de Raad van State voorligt, is in die mogelijkheid voorzien. Na formele en informele onderhandelingen zijn daar echter voorwaarden aan toegevoegd, in het bijzonder ook op mijn vraag. Zo kan de regionale minister die bevoegd is voor de uitvoering zijn voorwaarden stellen in de richting van het investeren in opleidingen en het aanwerven van allochtonen. Nu reeds zeg ik dat ik de verlenging van de arbeidsvergunning van hooggeschoolden koppel aan bewijzen van bedrijven inzake het investeren in opleidingen en het aanwerven van allochtonen.
Dat is meteen het antwoord op uw vraag of we hiermee de laaggeschoolde vreemdeling benadelen, wat uw bekommernis is. Dat is niet het geval : die komt op dat vlak niet ter sprake. We proberen alle laaggeschoolden -ik noem ze liever kortgeschoolden -te steunen, door te trachten bedrijven via het marktmechanisme te stimuleren tot het meer investeren in opleidingen voor iedereen. In het bedrijfsleven is er nu veel sprake van knelpunten. Er zijn vacatures die niet kunnen worden ingevuld omdat we niet hebben geïnvesteerd in het vormen van mensen met het oog op die vacatures. De best geplaatsten om die investering te doen, zijn de bedrijven zelf.
Ik geef een heel concreet voorbeeld. Heftruckchauffeur is een knelpuntberoep. In die bedrijven waar men heftruckchauffeurs zoekt, werken mensen aan de band die eigenlijk heftruckchauffeur zouden kunnen zijn, maar niet in de mogelijkheid verkeren om dit te doen. Ze hebben werk onder hun niveau aanvaard in moeilijkere tijden en houden daaraan vast. We proberen dus zelfs bedrijven te steunen om die persoon aan de band de kans te geven om als heftruckchauffeur te werken, zonder dat hij zijn plaats aan de band verliest als het mislukt. Er is dus nood aan een heel bewuste investering in opleiding binnen de bedrijven.
Een gelijkaardig verhaal is dat van de binnenscheepvaart. Dat gaat dan wel over laaggeschoolden. Dit is een zeer actuele discussie. Door het sluiten van veel staatsrederijen in Oost-Europa is daar veel geschikt kortgeschoold personeel. Toen dat werd vastgesteld, ontstond bij de binnenschippers plots een grote vraag naar dat personeel. Ik heb geweigerd die immigratie toe te laten, want in de binnenscheepvaart blijkt vraag te zijn naar betere arbeidsomstandigheden. Als we die omstandigheden aanpassen, dan zouden er meer geschikte kandidaten zijn. Ook moet de binnenscheepvaart investeren in opleiding. De Vlaamse overheid helpt daarbij. Vorige week nog werd een opleidingsschip ingehuldigd, op kosten van minister Stevaert, als minister bevoegd voor mobiliteit. Vrijdag zal de Vlaamse regering een opleidingsakkoord goedkeuren met de sector van de binnenscheepvaart.
Met onze houding inzake economische immigratie, waar we de uitzonderingen streng behandelen, steunen we net zo goed kortgeschoolde werknemers die nog geen werk hebben. Maar het blijft een soms harde discussie. Met de binnenscheepvaart was dat het geval, omdat ik daar het been heb stijfgehouden. Ik heb hetzelfde gedaan met de transportsector. Die sector vroeg 5.000 toelatingen tot immigratie. Ook dat heb ik geweigerd, maar ik heb wel met de sector een akkoord bereikt inzake de opleiding en de aanwerving van allochtonen.
De voorzitter : De heer Van Goethem heeft het woord.
De heer Roland Van Goethem : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Met de meeste redeneringen kan ik het wel eens zijn. Wel heb ik een bedenking. Bijscholing van laaggeschoolden zal niet zo evident zijn, vrees ik. We kunnen een laaggeschoolde nu eenmaal niet zomaar omtoveren met een bijscholing.
Ik vind het ook verontrustend om te lezen dat de werkloosheid plots stijgt bij de hooggeschoolde schoolverlaters. Het bedrijfsleven vraagt hooggeschoolden, maar tegelijkertijd stijgt de werkloosheid bij hooggeschoolden. Ik denk dat het bedrijfsleven uit die reserve zal putten en dat dit probleem zichzelf gaat oplossen.
Mijnheer de minister, ik kan het volledig eens zijn met uw strenge beleid.
De voorzitter : Het incident is gesloten.