Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 04/07/2002
Vraag om uitleg van de heer André-Emiel Bogaert tot de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over een mogelijk conflict tussen de stelsels van deeltijdse arbeid en tijdskrediet
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Bogaert tot de heer Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over een mogelijk conflict tussen de stelsels van deeltijdse arbeid en tijdskrediet.
De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de voorzitter, de problematiek van de premies voor het tijdskrediet in de privé-sector heeft de jongste tijd heel wat stof doen opwaaien. Bij akte van 27 december 2001 maakte de Waalse regering een beroep aanhangig bij het Overlegcomité tegen het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001. De hele procedure leidde uiteindelijk tot een akkoord van de uitgebreide Interministeriële Conferentie over werkgelegenheid van 21 februari 2002.
Door het gesloten akkoord tussen de federale en de gewestelijke overheden, diende er binnen de Vlaamse regering een nieuw besluit te worden genomen. Tijdens de zitting van de Vlaamse regering van 1 maart 2002 werd dan op voorstel van Vlaams minister Landuyt een besluit over het tijdskrediet goedgekeurd.
Blijkbaar doen er zich toch een aantal moeilijkheden voor bij werknemers, die aanvankelijk voor het systeem van deeltijdse arbeid hadden gekozen en zich nu niet kunnen inschakelen in het nieuwe stelsel van het tijdskrediet.
Ik geef u een schoolvoorbeeld. Een 50-plusser vroeg en verkreeg in augustus 2001 een loopbaanvermindering van vier vijfden. Het stelsel ging op 1 oktober 2001 in en werd verlengd vanaf 1 maart 2002. Omdat op het ogenblik van de aanvraag de situatie in verband met loopbaanvermindering, loopbaanonderbreking en/of tijdskrediet nog onduidelijk of onbestaand was, bleef de werknemer, en vele anderen met hem, ressorteren onder het vroegere stelsel van deeltijdse arbeid. Naderhand ging de wetgever over tot het scheppen van het nodige wettelijke kader om het stelsel van het tijdskrediet te officialiseren. Dat was een uitvloeisel van het akkoord van de interministeriële conferentie. Nu blijkt echter dat de betrokken werknemers, omdat ze onder het stelsel van de deeltijdse arbeid vielen, niet kunnen overstappen op het stelsel van tijdskrediet. Bijgevolg moeten ze om de zes maanden een nieuwe aanvraag indienen en hebben ze geen recht op enige vergoeding. Collega´ die hun aanvraag indienden na 1 januari 2002, hebben echter wel recht op een vergoeding en hun aanvraag is zonder verlenging geldig tot aan hun brugpensioen.
Mijnheer de minister, hebt u weet van de geschetste sociale problematiek? Waarom heeft de wetgever bij het instellen van het tijdskredietstelsel geen overgangsmaatregelen geregeld voor werknemers die zich op dat ogenblik reeds in een systeem van deeltijdse arbeid bevonden? Bent u alsnog bereid om terzake de nodige initiatieven te nemen om deze asociale situatie te regulariseren?
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit me aan bij de vraag van de heer Bogaert, want in de praktijk rijst er inderdaad een probleem met het tijdskrediet. Diverse instanties signaleren dat mensen in afwachting van de uitvoering van het tijdskrediet verplicht waren om op vrijwillige basis deeltijds te gaan werken. Dat kwam dus neer op de wijziging van een arbeidsovereenkomst waardoor ze op het ogenblik dat het wettelijke systeem in voege trad, niet langer juridisch gerechtigd waren om in het systeem te stappen. Ze moesten immers volgens het systeem van voltijdse arbeid werken op het ogenblik van de aanvraag. Ik weet dat de controle heel moeilijk is. Er kan moeilijk met terugwerkende kracht worden geregulariseerd, want dat zou een aantal misbruiken in de hand kunnen werken. In de praktijk is er toch een probleem, want een aantal mensen is in een precaire situatie terecht gekomen door het lang uitblijven van de wettelijke regeling : ze hebben geen recht meer op de wettelijke premie.
De voorzitter : Mevrouw Declercq heeft het woord.
Mevrouw Veerle Declercq : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de commissie voor Welzijn werd een resolutie terzake goedgekeurd voor de socialprofitsector. Misschien is het de moeite waard om te onderzoeken of die kan worden overgenomen voor werknemers die een gelijkaardige opdracht uitvoeren in een bedrijf. Eventueel kan worden voorzien in aanpassingen of overgangsbepalingen. (Opmerkingen van minister Renaat Landuyt)
Het klopt dat de problemen in de socialprofitsector voor een groot deel zijn opgelost. We vragen nu om ook de problemen in de andere sectoren op te lossen.
Minister Renaat Landuyt : Mevrouw Declercq, dan moeten we dringend een alliantie vormen, want ik wil niets liever.
De regeling van het tijdskrediet is een onderdeel van CAO 77 en van de aanvulling 77bis. Het akkoord over het tijdskrediet werd dus volledig autonoom door de sociale partners afgesloten. Dat wordt soms vergeten. Het akkoord werd vertaald in de federale wet van 10 augustus 2001 met de titel 'verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven'. In die federale regelgeving werd in een aantal overgangsmaatregelen voorzien, maar nu blijkt dat toch een aantal problemen zijn ontstaan. We krijgen dagelijks brieven over problemen zoals de heren Bogaert en Laurys hebben geschetst. We dringen er bij de federale collega's op aan om bepaalde punten uit de wet aan te passen en duidelijke overgangsmaatregelen in te lassen. De anomalieën moeten worden gegroepeerd en daarna moet een regeling worden uitgewerkt.
U mag niet vergeten dat deze problematiek geregeld is door de federale wetgever. Ze slaat dus niet op de versterkte tijdskredieten van de Vlaamse overheid. Mevrouw Declercq verwees naar de socialprofitsector en daarvoor is er wel een Vlaamse regelgeving. Met het opleidingskrediet, het zorgkrediet en het krediet ter aanmoediging van arbeidsduurvermindering zijn er minder problemen. Ik herhaal nogmaals dat de gesignaleerde problemen te maken hebben met het federale tijdskrediet. Uiteraard dringen wij aan op gelijkheid en op een correcte uitvoering. Het klopt dat er problemen zijn, maar omwille van één slechte regeling moet het sociaal overleg natuurlijk niet overboord worden gegooid.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik vind het goed dat de minister toegeeft dat er sociale problemen zijn. De fouten of vergeten zaken situeren zich op federaal niveau.
Op 1 maart 2002 kwam er een besluit van de Vlaamse regering over het Vlaams tijdskrediet. Er bestaan allerhande deeltijdse werktijdregelingen. Voor Jan en Mie Modaal is het onderscheid toch moeilijk te maken. Ze merken dat collega's wel van bepaalde voordelen kunnen genieten, maar zij niet. Ze hebben niet direct een wettelijk referentiekader om de verschillen te verklaren.
Ik vraag de Vlaamse regering daarom nogmaals en met aandrang om toch op te treden, desnoods via een interministeriële conferentie. Om de anomalieën uit de wereld te helpen en de wet bij te schaven, moeten de problemen zo snel mogelijk worden aangekaart. U zegt dat de Vlaamse regering daarmee al bezig is. Dat is goed nieuws.
Minister Renaat Landuyt : Het Vlaamse tijdskrediet is gebaseerd op het federale systeem. De gesignaleerde knelpunten hebben alles te maken met de federale wetgeving.
In feite zijn we al een stap verder. Mijn federale collega Onkelinx heeft op mijn aandringen de zaak voorgelegd aan de sociale partners die zijn vertegenwoordigd in de nationale arbeidsraad. Er wordt gevraagd om te onderzoeken hoe de CAO kan worden bijgestuurd. Er zal dus een CAO 77ter komen. De gesprekken zijn bezig en ik raad dan ook iedereen, die een band heeft met een sociale partner, aan om er op het juiste niveau op aan te dringen om in het belang van de mensen orde op zaken te stellen.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u hebt natuurlijk gelijk dat het over een federale aangelegenheid gaat. Ik heb daarom ook aan mevrouw D'hondt gevraagd om een vraag te stellen in het federaal parlement. Ik wil er nog op wijzen dat de invloed die ik nog heb op mijn voormalig werk, het ACV, vrij beperkt is : uit het oog uit het hart. Ik moet trouwens opmerken dat de problemen werden veroorzaakt door de andere vakbond, en wel aan Franstalige zijde. Het huis van de sociale partners heeft vele kamers.
Minister Renaat Landuyt : De problemen zijn toch niet bewust gecreëerd? Ik dacht dat ze op voorhand niet werden ingeschat.
De heer Jan Laurys : De problemen waarover we het nu hebben, beslaan een aspect dat inderdaad over het hoofd werd gezien. In de praktijk werd vastgesteld dat mensen die niet voltijds konden of wilden werken en in afwachting van het tijdskrediet deeltijds zijn beginnen werken, nu met problemen kampen. Ze hadden een nieuwe niet-voltijdse arbeidsovereenkomst afgesloten, waardoor niet langer aan de voorwaarden van het tijdskrediet werd voldaan. Het gevolg is een vorm van discriminatie. Het probleem was niet op voorhand gekend, hoe het kan worden opgelost, is een andere zaak.
Minister Renaat Landuyt : Dat is slechts een van de knelpunten.
De voorzitter : Het incident is gesloten.