Commissie voor Algemeen Beleid, Financi?n en Begroting Vergadering van 02/07/2002
Vraag om uitleg van de heer André-Emiel Bogaert tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over de fiscale voordelen bij renovatie van verkrotte panden
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Bogaert tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over de fiscale voordelen bij renovatie van verkrotte panden.
De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in het kader van het beleid om de stijgende stadsvlucht tegen te gaan, pakt de minister uit met een aantal opvallende voorstellen om het tij ten goede te doen keren.
Op zich is dit toe te juichen, maar het zou beter zijn alle aspecten van de bestaande problematiek eerst te globaliseren en te inventariseren en nadien een reeks maatregelen decretaal te verankeren. Vandaag zijn zeer veel spelers op zeer veel niveaus met zeer veel gemeenschapsmiddelen eenzelfde symptoom aan het bestrijden waardoor heel wat inspanningen verloren gaan.
De minister stelt dat wie een krot koopt en renoveert gedurende vijf jaar het extreem laag kadastraal inkomen van dat krot mag behouden, ook na de renovatie. De minister hoopt hiermee zowel de verkrotting in stedelijke kernen als de stadsvlucht tegen te gaan. Om deze incentives werkbaar te maken, wijst de minister het sp.a-voorstel af om bouwpercelen vrij te geven aan 25.000 euro om de grondverkoop te democratiseren. Naar zijn zeggen kunnen nu in de verstedelijkte kernen goede bouwprojecten worden gerealiseerd, omdat de bouwgrond in het buitengebied zeer duur is geworden. Dit is een inversie van wat we in de jaren zestig en zeventig hebben gekend.
In de package-deal zegt minister Van Mechelen ook nog oplossingen te zoeken om renovatie van verkrotte en langdurig leegstaande panden goedkoper te maken, en dus eigenlijk een tweede fiscale incentive te geven. Is dit niet van het goede teveel? De minister stelt immers voor om in die gevallen 3 jaar lang vrijstelling van onroerende voorheffing te geven, dus geen onroerende voorheffing gedurende de verbouwingswerken noch gedurende de aanvraag tot herziening van het KI. De minister stelt zelfs letterlijk : 'Dit is toch een mooi cadeau?´
Een van de hoofdoorzaken van de verkrotting binnen stedelijke kernen is het probleem van de leegstaande handelspanden. Steeds meer zien we de trend van het verbouwen van deze panden tot lofts die meestal duurder zijn dan nieuwe appartementen. Binnen de sector van de immobiliën is men daar volop mee bezig. Hiermee trekt men hogere inkomens en belangrijke investeerders aan. Blijkbaar heeft de bevoegde minister ook de bedoeling dit soort renovaties aan te moedigen, alhoewel het niet zeer duidelijk is of die ook op dezelfde fiscale voordelen kunnen rekenen.
Vindt de bevoegde minister het nodig, en zo ja, is hij dan bereid om de problematiek van stadsvlucht, langdurige leegstand en/of verkrotting van panden, herlokalisatie van bedrijven en leegstand van handelspanden met de bijbehorende fiscaliteit eerst te globaliseren en te inventariseren om nadien passende en dienstige beleidsmaatregelen, fiscale inbegrepen, uit te vaardigen?
Wat verstaat de minister in zijn beleid onder de termen krot, stadsvlucht en leegstaand handelspand? Kunnen investeringen in de renovatie van leegstaande handelspanden en in de renovatie van krotten allebei van dezelfde fiscale voordelen genieten? Gelden de fiscale en andere voordelen globaal en onbeperkt, of zijn ze veeleer persoonsgebonden en beperkt, bedoeld om iedereen in gelijke mate dezelfde mogelijkheden te geven?
De voorzitter : Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen : Mijnheer de voorzitter, collega's, ik deel de bezorgdheid van de vraagsteller over de problematiek van de stadsvlucht, de langdurige leegstand van vooral winkelpanden, de verkrotting van panden en de problematiek van de brownfields, de noodzaak tot herlokalisatie van bedrijven en het heractiveren van bestaande bedrijventerreinen.
Dienaangaande heeft de hele Vlaamse regering al talrijke initiatieven genomen om er niet alleen over te praten, maar er ook daadwerkelijk iets aan te doen. Het is één van de mooiere projecten van paarsgroen. We proberen op dit terrein economie en ecologie met elkaar te verzoenen en zo nieuwe initiatieven op gang te brengen.
Vanuit mijn bevoegdheden als minister van Ruimtelijke Ordening en voormalig minister van Economie heb ik een studie laten uitvoeren naar de efficiëntie en doelmatigheid van het huidig instrumentarium ten aanzien van leegstaande en verwaarloosde bedrijfsruimten. Die studie werd uitgevoerd door de NV Gedas en zal donderdag in de commissie voor Ruimtelijke Ordening worden toegelicht waarbij de voorzitter en de leden van de commissie voor Economie van harte zijn uitgenodigd. Uit deze bespreking kunnen we dan conclusies trekken ter verbetering en aanpassing van het bestaand instrumentarium dat nog hoofdzakelijk repressief is.
We hebben ook een inspanning gedaan ten aanzien van de bedrijventerreinen. Ik kom terug op het verhaal van de commissie voor Ruimtelijke Ordening waarbij we de zogenaamde 62 bestemde, maar nog niet bouwrijp gemaakte bedrijventerreinen in Vlaanderen hebben geïnventariseerd. Vandaag zijn er 14 in ontwikkeling. Het is de bedoeling dat er 31 snel in ontwikkeling komen, 10 mogelijk bijkomen en ongeveer 21 zullen moeten worden afgeboekt van de ruimtebalans. Op deze manier kan er meer dan 1.000 hectare bedrijventerrein op korte termijn terug in omloop gebracht worden.
Inzake de leegstaande en verkrotte panden wil ik verwijzen naar het kader van de regelgeving inzake strategische projecten in het grond- en pandenbeleid. Een van de laatste projecten die we dienaangaande hebben goedgekeurd, was het project van de stationsomgeving in Sint-Niklaas waarbij de Vlaamse overheid op een actieve manier projecten ondersteunt. Hierbij wordt de aanleg van openbaar domein in het voordeel van voetgangers, fietsers en openbaar vervoer, verbetering van groenvoorziening en verbeteren van de woonomgeving mogelijk gemaakt. Voor 2002 werd hiervoor oorspronkelijk 2,250 miljoen euro vrijgemaakt, maar er zullen bijkomende middelen aan kunnen worden toegevoegd.
U vraagt om een en ander te globaliseren. De Vlaamse regering ontdekt op wel meer terreinen het fameuze horizontaal beleid dat gedeeltelijk ondergebracht is in Ruimtelijke Ordening, in Financiën, in Huisvesting, in Stedenbeleid en ga zo maar door. Elke minister is voor een stuk verantwoordelijk voor dat probleem. In het kader van het Zomerakkoord werd binnen de Vlaamse regering met betrekking tot de synthesenota Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening afgesproken dat de minister die bevoegd is voor Huisvesting een woonbeleidsplan zal uitwerken. Dat moet een aantal krachtlijnen horizontaal bundelen en op elkaar afstemmen teneinde er actie aan te geven.
Ik citeer uit de synthesenota Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening die de Vlaamse regering op 21 juni jongstleden heeft goedgekeurd : 'Om renovatie en vernieuwbouwprojecten te stimuleren, om de kwaliteit en de verdichting van de woongebieden in de steden te verbeteren en om de stadsvlucht tegen te gaan, worden flankerende maatregelen uitgewerkt. Voor het einde van het jaar zal een woonbeleidsplan aan de Vlaamse regering worden voorgelegd. Dit zal de instrumenten aanwijzen, zowel in ontradende als in stimulerende zin, om dit beleid te verwezenlijken.'
Ik meen dan ook dat aan uw verzuchting tot globaliseren en inventariseren van de problematiek ruimschoots voldaan wordt, op voorwaarde dat op het einde van dit jaar dit woonbeleid op de tafel kan worden gelegd.
De door mij geformuleerde concrete fiscale maatregelen ressorteren perfect onder de ambitie van de Vlaamse regering om niet alleen ontradende maatregelen te nemen maar ook stimulerende, die als flankerende maatregelen dienstig zijn om de leefbaarheid van steden en dorpskernen te verbeteren.
De Vlaamse overheid treedt wat dat betreft in haar fiscaal beleid momenteel vooral bestraffend of repressief op. Volgens mij is het niet slecht -en ik verwijs naar de discussie die plaats heeft gehad op 5 maart in de commissie voor Huisvesting -dat we dienaangaande zouden nagaan of we de heffingsgrondslag opnieuw zouden kunnen bekijken en in welke mate we aan negatieve impulsen, die veel aversie oproepen en vaak gepaard gaan met een gebrekkige administratieve organisatie, kunnen remediëren, ze bijsturen en een meer positief verhaal brengen. Vanzelfsprekend komt het de minister van Financiën toe om in het kader van zijn fiscaal beleid na te gaan in welke mate positieve impulsen kunnen worden gegeven.
Ik verwijs naar de eerste impuls die we al gegeven hebben, namelijk de verlaging van de registratierechten en de meeneembaarheid van de registratierechten, die vanzelfsprekend een heel belangrijke rol spelen bij het verwerven van bestaande woningen en eigendommen en minder bij de aankoop van onbebouwde percelen en op bouw, omdat hier BTW moet worden betaald.
Ik heb een aantal voorstellen op papier gezet die besproken werden en al dan niet zullen worden opgenomen in het totale woonbeleidsplan en in de begroting van 2003. Ik zal twee voorstellen naar voren schuiven.
Een eerste idee heeft te maken met de vaststelling dat we vandaag in steden en gemeenten worden geconfronteerd met verlaten handelspanden. In veel gevallen gaat het over woningen die naderhand werden verbouwd tot handelspanden en terug moeten worden verbouwd tot woningen. Dat zijn dure ingrepen. U verwijst naar het concept van de lofts. Het is een succesformule in een stuk van Antwerpen, maar als ik de problemen in bepaalde wijken zie, praten we niet over lofts. We zijn al blij dat we van een aantal totaal vermassacreerde woningen, die ooit winkels zijn geweest, terug woningen zullen kunnen maken. Er zullen serieuze inspanningen voor gebeuren.
Dat was de basis voor een van de ideeën om hier niet alleen leegstandsheffingen te innen -wat geld opbrengt dat voor grond- en pandenbeleid wordt gebruikt -, maar bijvoorbeeld 3 jaar vrijstelling te geven van onroerende voorheffing aan iemand die de moed heeft om een dergelijk pand te kopen, te renoveren en kwaliteitsvol terug op de woonmarkt te brengen. Dat is volgens mij een win-winsituatie. Met het initiatief van de Modenatie in de Nationalestraat in Antwerpen bijvoorbeeld hebben we in deze totaal verloederde buurt een aantal andere projecten aangetrokken, zoals couturiers, boetieks en boekenwinkels, en komt heel deze wijk terug op gang. Dit toont aan dat we meer positieve maatregelen moeten nemen om die ketting tot stand te brengen en niet alleen maar heffingen moeten innen.
Een tweede idee heeft te maken met de verkrotting en manifeste leegstand. Zou het niet beter zijn om, in plaats van belasting te heffen, de verkrotte, leegstaande en verloederde woningen terug op de woonmarkt te krijgen? Wat houdt mensen tegen om dat te doen? Een oorzaak is zeker dat wie een dergelijk pand koopt en renoveert, een hoger KI aangesmeerd krijgt. Onze redenering is dat wie de moed heeft om het te kopen, op de gerenoveerde woning niet onmiddellijk de belasting op het nieuwe KI zal hoeven te betalen, maar gedurende 3 tot 5 jaar op het oude KI. Voor de steden en gemeenten betekent dit niet minder inkomsten, alleen is er een vertraging van meer middelen.
Mijns inziens is dit een positieve maatregel ten aanzien van stedelijke renovatie. We mikken op de doelgroep van jonge en ambitieuze mensen. We zien vaak in de dorpen dat door de evolutie van de grondprijzen jonge mensen een tussenstap maken. In plaats van een kavel te kopen en te bouwen, koopt men in het centrum van de gemeente een ouder pand, renoveert dit met wat tijd, geld en moeite, brengt het na verloop van tijd weer op de markt en zet een nieuwe stap. Zo'n beleid moeten we ook in de steden op gang brengen. We geven op die manier jongeren de kans om een fiscale bonus te verwerven die vooral in de beginjaren enig financieel soelaas kan geven.
Dit moet passen in een brede visie en moet gebeuren -zoals het in het Zomerakkoord zo mooi is omschreven door de kabinetschefs -door zowel ontradende als stimulerende maatregelen in het kader van een flankerend woonbeleidsplan.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer André-Emiel Bogaert : Mijnheer de voorzitter, het antwoord van de minister bevredigt mij omdat de Vlaamse regering vindt dat er een horizontaal beleid moet komen om problemen over de bevoegdheden heen in één pakket te kunnen aanpakken.
Ik kan er ook inkomen dat het systeem van het bestraffen heeft geleid tot een enorme warboel aan conflicten, beroepen en dergelijke. Het wordt dus hoog tijd af te stappen van een beleid van alleen bestraffen en te komen tot een beleid van belonen. Aan de eindmeet zal op financieel vlak een win-winsituatie ontstaan. Ik wacht af hoe dit tegen het einde van het jaar zal zijn geconcretiseerd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.