Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 14/05/2002
Interpellatie van de heer Johan De Roo tot de heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de financiële gevolgen van de liberalisering van de energiemarkt
Interpellatie van de heer Johan De Roo tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, over de financiële gevolgen van de liberalisering van de energiemarkt
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van de heer De Roo tot de heer Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, en tot de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, over de financiële gevolgen van de liberalisering van de energiemarkt.
De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mijnheer de voorzitter, heren ministers, collega's, de inleiding van mijn beide interpellaties is dezelfde, maar ik zal de twee ministers specifieke vragen stellen.
Het thema is actueel in alle gemeenten. Ook in de wandelgangen van dit parlement komt het bijna elke dag aan bod. Ik heb het over de dreigende penibele financiële situatie van de gemeenten. Ik zal de vele elementen die een rol spelen en kostenverhogend of inkomensverlagend werken, niet opnieuw aanhalen, maar ik beperk me tot de financiële gevolgen van de liberalisering van de energiemarkt.
Minister Stevaert zal zich nog wel herinneren dat ik daarvoor gewaarschuwd heb bij de bespreking van het elektriciteitsdecreet. Hij heeft dat toen niet ontkend, wel integendeel. Hij moet echter van de nood een deugd maken en de liberalisering doorvoeren.
Niemand kan echter ontkennen dat de liberalisering van de energiesector tot heel wat minder ontvangsten zal leiden. Sta me toe in dit verband drie elementen te vernoemen.
Ten eerste moeten de Vlaamse steden en gemeenten tegen een bepaalde datum 70 percent van de aandelen in de intercommunales in hun bezit hebben en dus hun participatie op 70 percent brengen. Dit vergt van de intercommunales, of rechtstreeks van de steden en gemeenten, een kolossale inbreng. Als voorbeeld geef ik Imewo-West, de intercommunale waarvan mijn gemeente en de gemeente van minister Van Grembergen, deel uitmaken. De participatie daarin moet worden opgevoerd van 16 tot 70 percent! Die enorme factuur moet binnen twee tot drie jaar worden betaald, maar de reserves zullen daartoe niet volstaan. Dit betekent dus dat de gemeenten heel zware leningen zullen moeten aangaan.
Ten tweede is er de verlaging van de dividenden. In 2000 ontvingen de gemeenten nog -afgerond -550 miljoen euro uit inkomsten van de energiedistributie, goed voor circa 10 percent van de ontvangsten van een gemeente. Die inkomsten zullen echter aanzienlijk dalen als gevolg van de liberalisering.
Op 16 april was ik aanwezig op een heel interessante studiedag, georganiseerd door de VVSG, over de liberalisering van de energiemarkt. Op die studiedag heb ik trouwens de inspiratie opgedaan voor deze interpellatie. Ik was onthutst toen ik daar van bepaalde sprekers vernam dat de dividendenpot waar de Vlaamse gemeenten vandaag nog een beroep op kunnen doen, voor de gemengde intercommunales tegen 2006 tot 35 percent van het huidige niveau gedaald zou zijn. Voor de zuivere intercommunales zou de situatie iets minder dramatisch zijn. Hoeveel de verliezen precies zullen bedragen, ligt nog niet helemaal vast. Sommigen spreken van een verlies van twee derden tot vier vijfden, anderen houden het bij de helft. Maar zelfs de helft betekent nog een verlies van 275 miljoen euro of 6,8 miljard Belgische frank!
Minister Stevaert stelde gelukkig enkele initiatieven voor waardoor de Vlaamse steden en gemeenten die verliezen of minderinkomsten zoveel mogelijk kunnen recupereren. Zo wordt momenteel op het kabinet een retributieregeling uitgewerkt waarover op die studiedag wat uitleg werd gegeven. Een kabinetsmedewerker legde toen uit dat een retributie voor het privé-gebruik van gemeentewegen een opbrengst zou opleveren van maximum 40 miljoen euro, aangezien de water- en telecomsectoren naar alle waarschijnlijkheid vrijgesteld zullen worden. Die opbrengst van 40 miljoen euro staat uiteraard in schril contrast met de vroegere dividenden. Indien deze wegbelasting er komt -en hopelijk komt die er tegen 2003 -, dan zullen de Vlaamse gemeenten in het meest gunstige geval slechts 50 à 60 percent ontvangen in vergelijking met de huidige ontvangsten uit dividenden. Dat is dus veel minder dan wat vroeger werd vooropgesteld. De vraag is dus hoe de rest zal worden gecompenseerd. De meeste Vlaamse gemeenten wachten vol ongeduld op een aantal financiële signalen.
Mijnheer de minister, tijdens de uiteenzetting van uw medewerker is gebleken dat u zich sterk baseert op vrij enge discussies die gehanteerd worden inzake bepaalde begrippen zoals bovengrondse geleider, distributiekosten, paal- en tussenruimtes voor ondergrondse kabels, enzovoort. In dit verband had ik een beroep willen doen op uw gezond verstand, waarvan ik weet dat u er heel veel hebt. Ik verzoek u dus over dit alles nog eens grondig te willen nadenken. U zegt immers dat we sneller te werk gaan dan in Wallonië en dan in de ons omringende landen. Toch vraag ik met aandrang nogmaals goed na te denken over hoe men tot dat retributierecht op de gemeentewegen zal komen en welke berekening daarbij in aanmerking zal worden genomen. Op grond van de ervaring die ik met het elektriciteitsdecreet heb opgedaan, stel ik immers vast dat bijvoorbeeld de heer Glorieux de minister gevraagd heeft zeker niet toe te laten dat groenestroomcertificaten afgeleverd zouden worden voor de verbranding van huisvuil in een klassieke huisvuilverbrandingsoven. Ik verwijs in dit verband naar het verslag dat ik hier voor mij liggen heb en waarin de minister inderdaad zegt niet te zullen toelaten dat groenestroomcertificaten worden afgeleverd of in rekening gebracht als huisvuil wordt verbrand in de klassieke verbrandingsovens. (Opmerking van de heer Eloi Glorieux)
De minister voegde daaraan toe -en ik citeer : 'Komen wel in aanmerking voor groenestroomcertificaten, de afvalverwerkingsinstallaties waarin quasi zuiver organisch biologische fracties worden verwerkt.' Hij verwees daarbij naar de Dranco-installatie in Brecht en naar verbrandingsinstallaties waar louter hernieuwbare biomassa verbrand wordt. Het gaat hier dus om een restrictieve opstelling. In Nederland, Duitsland en Denemarken maakt men echter geen onderscheid. Daardoor kunnen die landen hier binnenkort goedkopere elektriciteit leveren, want ze passen totaal andere normen toe.
Ik verwijs in dit verband naar de IVM-verbrandingsoven in Eeklo die nu ook grote inspanningen doet. Daartoe moeten de 19 aangesloten gemeenten in de loop van volgende week leningen ten belope van 1,5 miljard frank waarborgen. De weinige elektriciteit die ze daar nu via het gebruik van deze installatie kunnen doorleveren aan Electrabel, levert slechts 0,85 centiem op. Indien ze groenestroomcertificaten in rekening konden brengen, zouden ze die elektriciteit aan 5 frank kunnen verkopen! Mijnheer Glorieux, door uw uiteenzetting -die ik zoals elke uiteenzetting in dit parlement respecteer -hebt u vele gemeenten op kosten gejaagd, terwijl men daar in tal van andere landen geen rekening mee houdt. Ik zou willen vragen dat daar ernstig over wordt nagedacht. Dit is trouwens iets waarop ook Intermixt in de voorbije weken geattendeerd heeft. We hopen dan ook dat hiervoor een oplossing zal worden gevonden.
Mijnheer de minister, ik wil u enkele concrete vragen stellen in het licht van de negatieve spiraal die wordt gevormd door de drie eerder genoemde elementen, namelijk de aanwending van middelen om een 70-percentparticipatie te bereiken, de daling van de dividenden en de boetes bij onvoldoende aanboring van alternatieve energiebronnen. Wat dat laatste betreft, zijn de vooruitzichten twijfelachtig te noemen. Sommige intercommunales zullen de normen halen, maar andere niet.
Sta me toe een voorbeeld te geven. Als de zes gemengde intercommunales, die 75 percent van de Vlaamse bevolking vertegenwoordigen, de doelstelling voor 2004 niet halen -namelijk 3 percent van de productie via hernieuwbare energie -, zal een boete betaald moeten worden van 683.055 miljoen euro, dit is ongeveer 3,4 miljard frank. Wie zal dat bedrag moeten ophoesten? Waarschijnlijk de intercommunales zelf. Ik heb eens uitgerekend dat dit voor mijn intercommunale en voor die van de minister neerkomt op een bedrag van circa 720 miljoen frank. Het gaat hier dus om een progressief bedrag, wat betekent dat het in 2004 meer zal zijn dan in 2003.
Minister Stevaert, kunt u duidelijkheid verschaffen over de omvang van de minderontvangsten voor de gemeenten? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de wegbelasting? Zal die klaar zijn tegen 2003? Wat zal de omvang zijn van de opbrengsten? Overweegt u nog andere voorstellen om de minderontvangsten te compenseren?
Minister Van Grembergen, door de vrijmaking zal de sector vennootschapsbelasting verschuldigd zijn aan de federale overheid. Zult u bij de federale regering pleiten voor een transfer naar de gemeenten van de federale meerontvangsten door die vennootschapsbelasting? Ook de Vlaamse regering kan dienaangaande stappen ondernemen door de omvang van het Gemeentefonds te verhogen met de inbreng van de opbrengst van de onroerende voorheffing. We hebben trouwens reeds een voorstel ingediend dat samen met het ontwerp van decreet betreffende het Gemeentefonds wordt besproken. Met het huidige voorstel dat de Vlaamse regering heeft uitgewerkt met betrekking tot het Gemeentefonds is het bedrag dat de gemeenten individueel zullen ontvangen, voor ongeveer één derde van die gemeenten niet verhoogd.
Daarnaast is het van groot belang dat er een duidelijke omzendbrief komt waarin de financiële modaliteiten worden beschreven. Deze omzendbrief moet duidelijkheid scheppen voor het gemeentelijk meerjarenplan 2003-2007 dat bij de begroting van 2003 door de gemeenten wordt afgeleverd.
Mijnheer de minister, ik wil nog uw aandacht vragen voor een communautair probleem. Over het algemeen bent u hier zeer gevoelig voor -wat ik overigens apprecieer. Op 1 juli 2003 worden alle Vlaamse elektriciteitsgebruikers vrij in hun keuze van stroomleverancier. Daarmee gaat de liberalisering in het Vlaams Gewest een stuk sneller dan in de andere gewesten. In Wallonië gaat de liberalisering ten vroegste in 2005 in en in Brussel in 2007. Dat betekent dat de federale schatkist via die vennootschapsbelasting gedurende enkele jaren vooral door Vlaamse middelen gespekt zal worden.
Mijnheer de minister, zult u bij de federale regering pleiten voor een transfer van die meerontvangsten naar de Vlaamse gemeenten? Zult u het Gemeentefonds aanvullen met de opbrengst van de onroerende voorheffing om een compensatie te bieden voor de aanzienlijke minderontvangsten? Ik neem aan dat u dat nog moet bespreken in de regering. Zult u via een omzendbrief duidelijkheid verschaffen aan de gemeenten? Wat is uw standpunt tegenover het communautaire probleem ten gevolge van de niet-gelijktijdige liberalisering van de elektriciteitsmarkt in de verschillende gewesten van dit land? In 2003 en 2004 zullen alleen uit Vlaanderen opbrengsten uit de vennootschapsbelasting in de schatkist belanden.
De voorzitter : De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux : Ik wil nog een paar puntjes op de i zetten. Waarvoor geeft men groenestroomcertificaten? Dat lijkt me logisch : voor groene stroom natuurlijk. Dat is hernieuwbare energie die op een schone manier wordt geproduceerd.
Het gemengde restafval dat in de klassieke verbrandingsovens terechtkomt, is per definitie niet hernieuwbaar. Op de koop toe hoort de biologische fractie die erin zit en die eventueel wel hernieuwbaar is, daar niet thuis. De Vlaamse beslissing was dan ook correct en logisch. Komt er in de toekomst een Europese definitie van groene stroom, en zit afvalverbranding daarbij, dan zullen we dat natuurlijk ook in Vlaanderen als dusdanig moeten invoeren. Ik zou dat natuurlijk betreuren. Tot dan blijft Vlaanderen echter bij zijn logische beslissing om dat niet te doen.
De heer Johan De Roo : Dat is een duur optreden van u geweest. U hebt de minister overgehaald om het restafval te schrappen uit zijn tekst. In zijn oorspronkelijke nota werd er wel nog rekening mee gehouden.
De voorzitter : De heer Schepens heeft het woord.
De heer Cis Schepens : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, ik wil mijn vraag van daarnet nog eens herhalen. De telecommunicatiebedrijven kunnen wettelijk niet worden belast.
Ik wil er het volgende aan toevoegen. Uw kabinet liet me op een bepaald moment weten dat er een studie liep naar het gebruik van het openbaar domein en de retributie daarop. Men vroeg de gegevens daarover op bij de reguleringsinstantie voor de telecommunicatie en bij de koepelorganisaties van de elektriciteits-, water- en gasmaatschappijen. De studie zou klaar zijn tegen januari 2002. Hebt u daar ondertussen al enig zicht op? Heeft het BIPT, dat verantwoordelijk is voor de telecommunicatie, die gegevens al doorgespeeld?
De voorzitter : Minister Stevaert heeft het woord.
Minister Steve Stevaert : Mijnheer de voorzitter, mijnheer Schepens, het BIPT heeft daar nog niet op gereageerd en zal dat ook niet doen. Ik zal hier even op ingaan, want dit is een ontzettend belangrijk thema dat heel wat middelen betreft. Hierover bestaan heel wat misvattingen.
In 2000 ontvingen de Vlaamse gemeenten 549 miljoen euro dividenden uit de energiesector, waarvan 75 percent uit de elektriciteitssector en 25 percent uit de gassector. Een belangrijk gedeelte hiervan betreft monopoliewinsten die dreigen te verdwijnen in een vrijgemaakte energiemarkt. Ten eerste zullen de distributienettarieven wellicht dalen als gevolg van een strenge controle van deze tarieven door de federale reguleringsinstantie CREG. Ten tweede zullen in de vrije markt de verkoopprijzen dalen als gevolg van de concurrentie tussen verschillende leveranciers. Bovendien zullen de bestaande energieleveranciers hoogstwaarschijnlijk een aantal klanten verliezen. Ten slotte zullen de inkomsten uit de verkoop van energie, in tegenstelling tot vroeger, onderworpen worden aan de vennootschapsbelasting.
Het Vlaams Gewest heeft reeds een aantal maatregelen genomen om de impact van de vrijmaking van de energiemarkt op de inkomsten van de gemeenten te beperken. Zo staat zowel in het elektriciteits- als in het aardgasdecreet dat de toekomstige netbeheerders zullen worden aangeduid op voorstel van de gemeenten, en dat de gemeenten hun aandeel in het netbeheer kunnen verhogen tot 70 percent. Dit moeten we van twee kanten bekijken. Volgens de heer De Roo is deze verhoging een dubbele inspanning voor de gemeenten. Aan de andere kant leidt dit echter tot meer middelen. Op korte termijn betekent dit voor de gemeenten een uitdaging. Ik hoop dat hun aandeel zelfs nog stijgt tot 100 percent. Op die manier behouden de gemeenten de controle over een belangrijk gedeelte van de energiesector. Daarnaast hebben ze de mogelijkheid te participeren in verkoopsvennootschappen en om hun klanten over te dragen naar een leverancier van hun keuze. Zo kunnen ze de waarde van hun klanten valoriseren.
Het elektriciteits- en het aardgasdecreet voorzien ten slotte in een stapsgewijze vrijmaking van de energiemarkt zodat de financiële gevolgen van de vrijmaking van de energiemarkt gespreid worden over verschillende jaren. Dat wordt ingekort. De cijfers die naar voren worden gebracht, zijn altijd de maximumcijfers. In de politiek is het goed om van het ergste scenario te vertrekken en dan af te bouwen.
Ondanks deze maatregelen van het Vlaams Gewest zullen de inkomsten van de gemeenten wellicht gevoelig dalen. Veel hangt af van de hoogte van de distributienettarieven en van de billijke winstmarge die de CREG zal toekennen op het geïnvesteerde kapitaal. Hierover kan pas duidelijkheid komen als de federale overheid, die bevoegd is voor energietarieven, een KB over de structuur van de distributienettarieven goedkeurt en als de CREG een richtlijnennota over de berekening van de distributienettarieven publiceert. Voorlopig zijn deze documenten er niet. In afwachting gaan de zuivere en de gemengde energie-intercommunales ervan uit dat de inkomsten van de gemeenten zullen dalen met 50 tot 65 percent. Dat is gigantisch veel.
Om een gedeelte van de verwachte inkomstendaling te compenseren, zal ik een systeem voor het toekennen van een vergunning voor de aanleg van leidingen langs gemeentewegen uitwerken. Daarnaast zal ik de gemeenten de mogelijkheid bieden om een retributie in te voeren. Deze retributie is een vergoeding voor de ongemakken die voortvloeien uit de aanleg van leidingen langs gemeentewegen en is tevens een vergoeding voor het ter beschikking stellen van het openbaar domein voor privatief gebruik. Het bedrag van de retributie kan evenwel niet willekeurig worden bepaald. Een retributie moet namelijk een redelijke vergoeding voor een tegenprestatie van de overheid zijn. Daarom moet er een billijke verhouding bestaan tussen het bedrag van de retributie enerzijds en de kosten veroorzaakt door de bewezen dienst en de waarde van de bewezen dienst anderzijds.
Op dit moment wordt de retributiebevoegdheid van de gemeenten beperkt door een aantal wettelijke bepalingen. Zo bepalen twee KB´ van 1933 en 1966 maximumbedragen voor retributies in de elektriciteits- en gassector en stelt een wet van 1991 de telecomsector vrij van het betalen van retributies. Naast het wegnemen van deze wettelijke beperkingen is een initiatief van het Vlaams Gewest ook vereist om te vermijden dat er verschillende retributies in de Vlaamse gemeenten worden ingevoerd. Ik wil namelijk vermijden dat een gemeente een hoge retributie invoert waarvan de lasten via een uniform distributienettarief voor elektriciteit en gas moeten worden gedragen door de inwoners van de buurgemeenten.
Wat het bedrag van de retributie betreft, stel ik voor dat de gemeenten de bedragen hanteren die opgenomen werden in het besluit over het invoeren van een retributie voor het privatief gebruik van gewestelijke wegen en waterwegen. De Vlaamse regering heeft dit besluit op 29 maart 2002 definitief goedgekeurd. Het besluit voorziet in een retributie van minimaal 0,15 euro per meter distributieleiding. Een gelijkaardige retributie voor het privatief gebruik van gemeentewegen, zou de gemeenten ongeveer 55 miljoen euro aan inkomsten opleveren. Bij deze berekening ga ik ervan uit dat de watersector omwille van hygiëne, volksgezondheid en brandveiligheid vrijgesteld wordt van het betalen van de retributie. De telecomsector zal, in tegenstelling tot wat de vraagsteller suggereert, de retributie wel moeten betalen.
Ik ben van plan om de noodzakelijke decretale bepalingen op te nemen in het programmadecreet 2003 zodat de gemeenten vanaf 1 januari 2003 de retributie voor het privatief gebruik van gemeentewegen effectief kunnen invoeren.
Ik denk dat we water hier beter niet in opnemen. Ik heb dit met de regering zo besproken, en ik meen dat ik hierover op één lijn sta met het Vlaams Parlement. De Raad van State maakt hier ook geen probleem over. Belgacom, Telenet of wie dan ook van de telecomsector, moet hier ook bij betrokken worden. Mijnheer Schepens, ik doe een oproep aan u om uw partijgenoot, federaal minister Daems, te overtuigen van het nut hiervan. Er zijn nogal wat vertragingen vanuit de federale overheid op dat vlak. We hebben al met handen en voeten uitgelegd hoe belangrijk het is dat dit gerealiseerd wordt.
De Raad van State gaat ermee akkoord dat we water eruit laten, maar zal problemen maken als we de telecomsector er niet in houden, want dan hebben we te maken met een ongelijke behandeling. Ik heb dat aan de federale minister, die heel beslagen is, in mijn eenvoudige taal zo uitgelegd : als een burgemeester een retributie vraagt voor sinaasappelen en niet voor bananen, dan krijgt hij een probleem met zijn inwoners. Als wij een retributie vragen voor elektriciteit en niet voor telecom, dan krijgen we problemen. Dan kan de energiesector er zich immers op beroepen dat we dat niet hebben gedaan voor de telecomsector, en dat zou pas een groot drama zijn. Ik krijg van alle liberale gemeentebesturen in Vlaanderen opmerkingen dat het zo lang duurt, want ze moeten doen wat ze niet graag doen, namelijk de belastingen verhogen. Federaal minister Daems kan ons helpen door voort te werken aan dit systeem, zodat we dit kunnen toepassen. Het is een eerste vorm van inkomsten die we kunnen genereren.
Er is een tweede vorm van inkomsten. Bij de liberalisering van de gas- en energiesector wordt de prijszetting een Vlaamse bevoegdheid. Heel vervelend is wel dat de prijszetting van de vergoeding op het Vlaams distributienetwerk een federale aangelegenheid blijft. De CREG en de VREG zijn twee aparte organen, maar wat betreft de prijzen ondergaat de VREG het federale niveau. Ik pleit voor een creatieve oplossing. Mocht het Vlaams distributienetwerk in de toekomst volledig in handen komen van de overheid -wat mijn hoop en mijn bedoeling is-, dan zou de vergoeding die daarop gegeven wordt, vrij royaal mogen en kunnen zijn. Nu is het iets ingewikkelder. Er zijn twee partners : de lokale besturen en de privé-bedrijven. Als minister ben ik er voorstander van dat de lokale besturen een royale vergoeding krijgen, maar het zou niet correct zijn om in één beweging de privé-bedrijven ook een royale vergoeding te geven, want ze nemen geen grote risico's.
Men zou moeten komen tot een immaterieel dividend, maar dat moet met de CREG geregeld worden. We moeten ervoor opletten dat Europa dit nog goedkeurt, want alle onkosten die men op het net legt, worden ooit vertaald in de prijs. Ik heb er geen probleem mee als het net 100 percent van de overheid is, want dan is dat gemakkelijk. Vermits we echter tot een uniforme regeling moeten komen, is dat moeilijk.
Hetzelfde geldt voor het transmissienetwerk op het federale niveau. Er is een zeer hoge prijs betaald voor het transmissienetwerk en er werd een heel lage vergoeding op toegestaan. Dat is eigenlijk net het tegenovergestelde van waar ik voorstander van ben. Men had de privé-sector beter een lage prijs gegeven voor het netwerk, maar er een hoge vergoeding op toegestaan. Dat zou de inkomsten van steden en gemeenten verhoogd hebben. Als we op een netwerk een goede vergoeding zouden hebben, zowel het Vlaamse netwerk onder Vlaamse bevoegdheid als het netwerk onder de bevoegdheid van België, dan zou dat al bijzonder veel soelaas kunnen bieden. Bovendien zouden we dan ook nog een heffing kunnen doen op het transmissienetwerk als compensatie voor de inkomstendaling van de steden en gemeenten. Dan draagt iedereen bij, niet alleen de gezinnen, maar ook de bedrijven.
We moeten echter voorzichtig zijn, want het staat in de sterren geschreven dat er een fiscaliteit zal ontstaan voor energie. De vraag is voor wie die fiscaliteit is bestemd : voor de steden en gemeenten, of voor de federale overheid? U weet waar mijn voorkeur naar uitgaat in deze discussie. Dit is een tweede instrument, zowel bij de gezinnen als bij de bedrijven.
Door het feit dat we sneller de markt openen, doet Vlaanderen afbreuk aan de federale overheid omwille van de vennootschapsbelasting. Maar vermits we niet voor ristorno's zijn, en ook vanuit politiekstrategisch oogpunt, pleit ik voor een vrijstelling. We genieten dus sneller van die vrijstelling omdat we de markt sneller openen. Ik kan me niet voorstellen dat de Franstaligen daar tegen gekant zouden zijn, want dat komt hen ook ten goede. Eens het zover is, zal dit moeilijk terug te schroeven zijn, en dat zou leiden tot nachtelijke vergaderingen waar we geen vragende partij voor zijn. Het zou beter zijn dat steden en gemeenten worden vrijgesteld van wat ze puren uit hun nieuwe activiteiten, namelijk het verkopen van energie. Dat zou ook voor Waalse steden en gemeenten van bijzonder groot belang zijn.
Nog een mogelijke financieringsbron -ik geef toe dat het een creatieve is, maar wel één van gezond verstand -is dat iedereen dezelfde vergoeding krijgt voor het beheren van het netwerk. Het is bijzonder moeilijk uit te leggen, maar wel belangrijk. Deze vergoeding zou moeten bestaan naast een percentuele vergoeding. Iemand die in zijn netwerk heel veel personeel ter beschikking stelt, krijgt dezelfde vergoeding. Als steden en gemeenten die hun netwerk met weinig personeel goed beheren -ik zal de provincie niet noemen waar ze met 550 mensen hetzelfde werk verrichten waarvoor ze over de taalgrens 110 mensen nodig hebben -hetzelfde ristorno krijgen als de anderen, is dat niet correct. Men moet in een vast bedrag voor de beheerskosten voorzien en er een bepaald percentage van geven. Als men dan onder die beheerskosten blijft door efficiënt te werken, moet dit geld terug naar de steden en gemeenten komen. Ik engageer me er niet voor dat ik dit idee kan realiseren, maar ik roep alle partijen op om hieraan mee te werken. Dan kunnen we al een groot stuk recupereren van de te verwachten daling van de inkomsten uit de energiemarkt. De heer De Roo heeft de meest pessimistische cijfers gegeven. Ikzelf meen dat de inkomsten minder snel zullen zakken.
Wat de groene stroom betreft, heb ik me geëngageerd om de incentives te behouden. Ik vind echter dat er nooit boetes moeten worden betaald als de overheid in gebreke is gebleven door niet snel genoeg de installaties te realiseren. Het kan niet dat het boetesysteem leidt tot het innen van boetes aan de lopende band : er moet groene stroom geproduceerd worden. Ik wil samen met het Vlaams Parlement nagaan hoe we dat op de meest redelijke manier kunnen doen. Eén zwak punt is dat men vroeger al meer inspanningen had moeten doen in de sector. Er was weinig zelfresponsabilisering.
Dan is er nog de ingewikkelde discussie over de verbrandingsovens en alles wat hiermee samenhangt.
De voorzitter : De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : We moeten nagaan hoe de groenestroomcertificaten elders in Europa worden toegepast. Als men op die manier goedkopere stroom zal leveren, zal dit nadelen opleveren voor Vlaanderen. Ik wil hier toch de aandacht van de minister op vestigen.
We steunen het creatief zoeken naar inkomsten en hopen dat er snel resultaten komen, maar gezien de juridische complicaties die de minister heeft aangegeven zowel ten aanzien van Europa als ten aanzien van het federale niveau, zal dat niet eenvoudig zijn. Een en ander is wel hoogdringend. Als we hier niet in slagen, dan zullen de ministers die verantwoordelijkheid wensen op te nemen in de Vlaamse en in de federale regering hoe dan ook voor een totale herfinanciering van steden en gemeenten worden geplaatst. Zo niet wordt de situatie compleet onhoudbaar, zeker als we ook de andere dalingen van inkomsten in beschouwing nemen, samen met de toename aan opdrachten die op alle mogelijke manieren naar de gemeenten worden doorgeschoven zonder dat er de nodige middelen voor ter beschikking worden gesteld.
De voorzitter : De heer Schepens heeft het woord.
De heer Cis Schepens : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. We zullen federaal minister Daems inlichten over uw verzuchtingen. Voor wat betreft artikel 91 van de wet van 21 maart 1991, gewijzigd in 1997, heeft de heer Versnick een wetsvoorstel ingediend om die bepaling op te heffen. Ik weet niet of federaal minister Daems hem hiertoe heeft aangezet.
Wat is het resultaat van de berekeningen van de retributies die moeten worden betaald aan de gemeenten? De oefening zou afgesloten worden in januari 2002.
Minister Steve Stevaert : Voor de gemeenten bedraagt dit 55 miljoen. Het initiatief van de heren Versnick en Van Peel is vertrokken vanuit de bekommernis om de financiering van de grootsteden. De federale regering heeft de neiging om Belgacom, waar ze aandeelhouder van is, te verdedigen. Daar ben ik het absoluut niet mee eens, want daar gaat deze discussie niet over. Er zijn ook schepenen in Antwerpen die de redenering ontwikkelen dat als er een retributiebesluit komt, ze zichzelf belasten. Dat is niet waar. Zelfs al participeert de gemeente in die intercommunale, dan nog wordt dit doorgerekend aan iedereen die dat netwerk gebruikt. Ik vind dit vormen van interessante heffingen.
Ik blijf erbij dat er heffingen zullen komen op de energiesector. Als we niet opletten, komen ze in dit land op het hoogste niveau, en dat willen we niet.
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : Mijnheer de voorzitter, collega's, het antwoord van minister Stevaert biedt een antwoord op de vraag van de heer De Roo over de houding van de Vlaamse regering ten opzichte van de vennootschapsbelasting, en over haar standpunt inzake het communautaire probleem. De Vlaamse regering zal proberen deze problemen in te schatten en op te lossen.
Er werd ook een vraag gesteld over de omzendbrief die ik eventueel naar de gemeenten zal sturen om hen richtlijnen te geven over de begrotingsplannen voor 2003. Ik beschik echter nog niet over de elementen om daar begeleidend -in de goede betekenis van het woord -informatie over te verstrekken.
De retributie voor het privatief gebruik van het openbaar domein -de zogenaamde wegenbelasting -zal effectief worden ingevoerd. Voor de juridische omkadering moet nog een model worden uitgetekend.
U vraagt eveneens of de regering het Gemeentefonds bijkomende middelen zal toekennen. Op dit ogenblik beschik ik daartoe echter noch over de middelen, noch over de politieke mogelijkheid. Ik zie voorlopig dan ook geen oplossing.
De heer Johan De Roo : Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord dat inderdaad aansluit bij het antwoord van minister Stevaert. Ik wil u echter toch vragen hoe de stroomvennootschapsbelasting vanuit Vlaanderen in 2003, 2004 en 2005 naar het federale niveau zal worden gedraineerd, zonder dat daar iets tegenover staat en zonder dat daar aan de andere kant van de taalgrens een bijdrage toe wordt geleverd. Dit heeft natuurlijk ook te maken met onze keuze om de liberalisering zo snel mogelijk door te voeren. Niettemin mag dit onderwerp toch even ter sprake komen, eventueel gekoppeld aan de bespreking van andere dossiers met communautaire gevoeligheden.
De voorzitter : Minister Van Grembergen heeft het woord.
Minister Paul Van Grembergen : We zullen dit dossier op zijn Nederlands bekijken, in de goede zin van het woord, dus mercantiel. Vanuit het standpunt van de steden en gemeenten zullen we proberen de politieke keuzes te beïnvloeden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.