Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 14/03/2002
Interpellatie van de heer Luk Van Nieuwenhuysen tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de uitlatingen van minister-president Hasquin van de Franse Gemeenschapsregering betreffende de Vlaamse basisschool in Komen
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en vorming, over de Vlaamse vrije basisschool in Komen
Vraag om uitleg van mevrouw Brigitte Grouwels tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de voorstellen van de minister inzake de pedagogische inspectie in de Franstalige faciliteitenscholen
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Van Nieuwenhuysen tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de uitlatingen van minister-president Hasquin van de Franse Gemeenschapsregering betreffende de Vlaamse basisschool in Komen, met daaraan toegevoegd de vraag om uitleg van de heer Van Dijck tot minister Vanderpoorten, over de Vlaamse vrije basisschool in Komen en de vraag om uitleg van mevrouw Grouwels tot minister Vanderpoorten, over de voorstellen van de minister inzake de pedagogische inspectie in de Franstalige faciliteitenscholen.
De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mijnheer de voorzitter, er komt blijkbaar geen einde aan het voortdurend gestook van de Franstaligen. We zijn ondertussen zeer ver verwijderd van de goodwill die de minister twee jaar geleden bij minister-president Hasquin meende waar te nemen.
De idee dat de minister gevolg zou kunnen geven aan de motie die het Vlaams Parlement vorige maand unaniem heeft goedgekeurd, volstaat voor de Franstaligen om een heus offensief op te zetten. Ik wil er trouwens op wijzen dat deze motie in de Franstalige pers meer aandacht heeft gekregen dan in de Vlaamse pers.
Op 26 februari 2002 heeft minister-president Hasquin in de Franse Gemeenschapsraad zijn bijdrage tot dit offensief geleverd. In antwoord op een vraag van mevrouw Persoons, een verkozene van het FDF, heeft hij verklaard dat de Nederlandstalige basisschool te Komen illegaal is. Hij heeft eveneens verklaard dat de Franse Gemeenschap nooit heeft geweigerd om een Vlaamse school in Komen te subsidiëren. Hij heeft hier zelfs aan toegevoegd dat de Franse Gemeenschap op een zeer grootmoedige wijze geld geeft aan een Vlaamse basisschool in Moeskroen, een andere faciliteitengemeente in dezelfde regio. Het lijkt me duidelijk dat hier niets van klopt. Net nadat de vereiste 16 handtekeningen waren gevonden, heeft toenmalig minister van Nationale Opvoeding Busquin eind september 1981 de Vlaamse afdeling van het Athenée de Comines gesloten.
Aangezien de betrokken ouders onder enorm zware druk stonden, kostte het vinden van die handtekeningen veel moeite. Toen de school er alsnog kwam, moesten de Nederlandstalige kleuters en hun ouders gedurende een aantal weken spitsroeden lopen langs rijen krijsende, opgehitste wallinganten. Na een reportage van de RTBf hebben deze betogers bekendheid verworven als 'les sorcières de Comines'. Aangezien deze gebeurtenissen zich al een tijdje geleden hebben afgespeeld, herinnert zich waarschijnlijk niet iedereen die beelden. Ze kunnen nog het best worden vergeleken met de recente beelden van gelijkaardige taferelen aan een katholieke school te Belfast, waar katholieke kinderen door rijen krijsende protestanten heen naar school moesten gaan. Het is begrijpelijk dat een aantal ouders in 1981 onder de terreur zijn bezweken en hebben afgehaakt. Voor minister Busquin was dit een ideaal alibi om te beweren dat er onvoldoende vraag naar een Nederlandstalige faciliteitenschool was.
De financiering van de Nederlandstalige school te Komen door de Vlaamse Gemeenschap is overigens niet onwettig. Dit vloeit voort uit een protocol dat de Franstalige en Vlaamse ministers van Onderwijs, de heren Busquin en Callewaert, in 1981 hebben afgesloten.
Bij mijn weten is er voor het Franstalig onderwijs in Voeren geen protocol afgesloten. Sinds het begin van de jaren 1990 wordt het Franstalig onderwijs in Voeren niet langer door het gemeentebestuur georganiseerd en, bijgevolg, niet langer door de Vlaamse Gemeenschap betaald. Het is me niet duidelijk in welke mate deze school legaal is.
De beweringen van minister-president Hasquin inzake Moeskroen lijken me al evenmin correct. Een tiental jaren geleden heb ik de toenmalige minister van Onderwijs hierover ondervraagd. Hij heeft me toen laten weten dat er op dat ogenblik nog maar een viertal leerlingen waren ingeschreven in de Nederlandstalige afdeling van het Koninklijk Atheneum van Moeskroen. Vanaf het schooljaar 1994-1995 waren er gewoonweg geen inschrijvingen meer. Dit betekent dat minister-president Hasquin er maar op los liegt.
Bovendien heeft de heer Van Eyken vorige week aangekondigd dat de Franstaligen volgend schooljaar een nieuwe provocatie zullen organiseren. Het is namelijk de bedoeling om een of meer Franstalige kinderen uit de Brusselse gemeente Ukkel in de lokale Franstalige faciliteitenschool te Linkebeek in te schrijven. Aangezien de heer Van Eyken weet dat dit een grove overtreding van de taalwetgeving is, betreft het hier een pure provocatie.
De strategie van de Franse Gemeenschap lijkt me duidelijk. Na jarenlang de herziening van de protocolakkoorden inzake het faciliteitenonderwijs te hebben tegengehouden, merkt de Franse Gemeenschap dat het Vlaams geduld stilaan op is en dat de minister een derde, unaniem goedgekeurde motie van het Vlaams Parlement niet meer kan negeren. Ik heb het dan natuurlijk over de motie waarin u werd opgeroepen om de protocollen uit de jaren zeventig als nietig te beschouwen. De motie dringt er verder op aan om niet meer te voorzien in een subsidie voor het Franstalige faciliteitenonderwijs in de Vlaamse faciliteitengemeenten als zou blijken dat de Franse Gemeenschap niet tegemoet komt aan de Vlaamse wens om de bevoegdheid van de Vlaamse onderwijsinspectie in de Franstalige faciliteitenscholen te behouden. Daarnaast werd in de motie gevraagd om na te gaan of de Franstaligen van hun kant wel voldoen aan hun verplichtingen inzake het faciliteitenonderwijs. Het lijkt mij duidelijk dat geen van beiden het geval is.
Daarom zou ik aan de minister willen vragen of en hoe u tegemoet zult komen aan de vragen die in die bewuste motie van vorige maand zijn vervat. Bent u al begonnen met het inventariseren van bewijzen dat de Franstaligen hun verplichtingen inzake het faciliteitenonderwijs niet nakomen? Binnen welke termijn vindt u het afsluiten van een akkoord met de Franse Gemeenschap over de herziening van die protocolakkoorden inzake het faciliteitenonderwijs nog aanvaardbaar? Bent u het ermee eens dat het Franstalige onderwijs - dat eigenlijk geen faciliteitenonderwijs is - illegaal is? Hoe reageert u op de uitlatingen van minister-president Hasquin met betrekking tot de Vlaamse school in Komen?
Ik zou hier tot besluit nog iets aan willen toevoegen. Mevrouw Grouwels heeft ook een vraag om uitleg ingediend over het protocol. Ik zou haar toch willen zeggen dat de suggestie van minister-president Hasquin om tot paritaire inspectieteams te komen, bij mij op bezwaren stuit. Dat voorstel zit eigenlijk al vervat in het ontwerpprotocol dat tijdens de vorige zittingsperiode werd afgesloten door minister van Onderwijs Baldewijns. Wij kunnen dat voorstel niet aanvaarden, omdat het geen wezenlijke verbetering inhoudt. Het gaat meer bepaald over artikel 3, dat voorziet in een college van vier inspecteurs dat paritair wordt samengesteld door de Vlaamse en de Franstalige onderwijsinspectie. Dat college kan de erkenning van een school intrekken bij beslissing met gewone meerderheid, wat betekent dat bij een staking van de stemmen de erkenning gewoon behouden blijft. De pedagogische adviezen voor alle vakken, behalve voor Nederlands, zouden worden gegeven door de Franse inspectie en die voor Nederlands en de 'Vlaamse cultuur' door de Vlaamse inspectie. Ik denk dat dit onaanvaardbaar is.
De Vlaamse onderwijsinspectie kan in dit ontwerp maar één, weliswaar belangrijk, onderdeel van het leerplan controleren. Als er een conflict is, moet het paritair samengestelde college zoals gezegd bij meerderheid beslissen. Als er een staking van stemmen is, blijft alles dus bij het oude. Dit doet een beetje denken aan het college van de gouverneurs dat we destijds hebben gekend. Daar werden een aantal conflicten in verband met onwettelijke praktijken van het gemeentebestuur in Voeren voorgelegd, en de knoop werd uiteindelijk niet doorgehakt omwille van een staking van de stemmen. Ik zou het spijtig vinden als u het compromis, dat nu opnieuw wordt voorgesteld door minister-president Hasquin, zou aanvaarden.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, bij het lezen van het antwoord van minister-president Hasquin was mijn eerste reactie : hij heeft gelijk, dat is illegaal. Hoe komt het echter dat de school illegaal is? Hoe komt het dat de Vlaamse Gemeenschap genoodzaakt is om deze Vlaamse vrije basisschool te ondersteunen? Verderop in zijn antwoord stelt minister-president Hasquin dat de Franse Gemeenschap nog nooit een aanvraag voor een Vlaamse school heeft gekregen. Toen rezen de haren mij te berge.
Ik zou even willen teruggaan in de tijd. Het is misschien toevallig, maar de eerste manifestatie waaraan ik deelnam als prille zestienjarige was net in Komen, op de grens met Wervik. Dat is de plaats waar de rijkswacht met rubberkogels schoot op 'paramilitaire organisaties', zoals de heer Glorieux het uitdrukte. Er is toen een foto gemaakt waarop toenmalig VU-voorzitter Vic Anciaux tussen de rijkswacht en die zogenaamde paramilitaire organisaties stond. In ieder geval, in de krantenberichten van eind jaren zeventig en begin jaren tachtig wordt er meer dan eens melding gemaakt van aanvragen voor de oprichting van een Vlaamse school.
Op dat vlak begint men een perfide spel te spelen door van de ouders te eisen voor een bepaald type school te kiezen : een gemeenteschool, een rijksschool of een vrije school. Op die manier zouden ze die ouders dan nog eens kunnen opdelen. Alles staat dus in het teken van de heilige vrije keuze. Het stoort mij alleszins serieus dat minister-president Hasquin ontkent dat er een aanvraag is.
De heer Van Nieuwenhuysen heeft reeds uitvoerig uitgeweid over deze zaak. Misschien tot spijt van velen, zijn wij nog steeds genoodzaakt om in dit Vlaams Parlement de heikele positie van de scholen in de faciliteitengemeenten aan te kaarten, omdat protocollen en afspraken niet worden nageleefd. We moeten steeds balanceren op een slappe koord, waarbij Vlaanderen zowel moet opdraaien voor de Franstalige scholen in Vlaanderen als voor de Nederlandstalige scholen in Wallonië.
Mevrouw de minister, ik heb enkele concrete vragen. Staat u achter de analyse van de minister-president van de Franse Gemeenschap? Hij zei in zijn antwoord dat de Franse Gemeenschap geld geeft aan een Vlaamse basisschool in Moeskroen. Om welke school gaat het? Hoeveel leerlingen zijn er ingeschreven? Heeft de Vlaamse basisschool in Komen nog geen aanvraag ingediend bij het gemeentebestuur? Ik zou een oproep willen doen om in deze kwestie even terug te grijpen naar het verleden. Hoe is het gesteld met de uitvoering van de onlangs goedgekeurde motie van de meerderheid inzake de taal- en pedagogische inspectie in het Franstalig faciliteitenonderwijs in Vlaanderen? Het ene blijft natuurlijk steeds gekoppeld aan het andere en we pleiten voor een legale behandeling van de scholen, maar dan moet elke gemeenschap natuurlijk haar verantwoordelijkheid opnemen.
De voorzitter : Mevrouw Grouwels heeft het woord.
Mevrouw Brigitte Grouwels : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, mijn vraag heeft niet zozeer betrekking op de school in Komen. Ik zal het veeleer over de vermeende voorstellen van de minister over de pedagogische inspectie in Franstalige faciliteitenscholen willen hebben. Hierover heeft het Vlaams Parlement al herhaaldelijk moties en resoluties goedgekeurd waarin werd geëist dat de Vlaamse onderwijsinspectie de volledige bevoegdheid zou krijgen over de pedagogische inspectie in de Franstalige faciliteitenscholen van Vlaanderen. We hebben in de commissie daarover een grondig debat gehad op 30 januari 2002, wat de aanleiding was voor een met redenen omklede motie die in plenaire vergadering is goedgekeurd.
Mevrouw de minister, in Le Soir van 8 maart 2002 verklaart minister-president Hasquin dat de Vlaamse minister van Onderwijs contact heeft opgenomen met de Franse Gemeenschap. Ik herinner me inderdaad dat u hebt gezegd dat u verschillende brieven hebt geschreven naar minister-president Hasquin. U had daar toen nog geen antwoord op gekregen. Minister-president Hasquin zegt dat u hem hebt gevraagd om de pedagogische inspectie in de Franstalige faciliteitenscholen toe te vertrouwen aan paritair samengestelde inspectieteams. Die vraag stemt natuurlijk niet overeen met de motie die het Vlaams Parlement recent heeft goedgekeurd. Wat hier werd gevraagd, is toch niet onzinnig?
De akkoorden over het faciliteitenonderwijs die zijn afgesloten tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap, dateren van 1963 en zijn dus al 39 jaar oud. Ondertussen is er in het Nederlandstalig onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap heel veel gebeurd om de kwaliteit van het onderwijs te bevorderen. Alle maatregelen die werden genomen, hebben echter geen enkel effect gehad op het faciliteitenonderwijs dat wij integraal betalen. De situatie is dus absurd geworden. Daarom komt er de duidelijke vraag van het parlement om de pedagogische inspectie in de Franstalige faciliteitenscholen toe te vertrouwen aan de Vlaamse inspectie.
Mevrouw de minister, hebt u de regering van de Franse Gemeenschap een voorstel gedaan over paritair samengestelde inspectieteams voor de pedagogische inspectie in de Franstalige faciliteitenscholen? Indien dat zo is, vraag ik u waarom u bent afgeweken van de eis van het Vlaams Parlement. Indien dat niet zo is, is mijn vraag wat u dan wel concreet hebt voorgesteld en welke stappen u zult nemen om de misverstanden de wereld uit te helpen.
De voorzitter : De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik benadruk dat het manifest onjuist is wat minister-president Hasquin zegt over aanvragen van Vlamingen of Nederlandstaligen in Komen om in de context van de faciliteitenwetten Nederlandstalig onderwijs in te richten. De geschiedenis heeft haar eigen rechten en minister-president Hasquin moet de geschiedenis niet herschrijven volgens een visie die hem beter uitkomt. Wat geweest is, is geweest en dat moeten we niet negeren. Ik onderschrijf dus in grote mate de bezorgdheid en de vragen van de collega's naar aanleiding van de recente gebeurtenissen.
Een tweede opmerking is eigenlijk een vraag naar de stand van zaken, zoals de heer Van Dijck in zijn laatste vraag ook naar voren bracht. Wat is de stand van zaken inzake de onlangs goedgekeurde motie over de taal- en pedagogische inspectie van het Franstalige faciliteitenonderwijs in Vlaanderen?
De voorzitter : De heer Moreau heeft het woord.
De heer André Moreau : Mijnheer de voorzitter, om juist in te schatten wat de heer Van Nieuwenhuysen heeft gezegd over een provocatie door de Franstaligen, zou ik nog iets willen vragen. Mijnheer Van Nieuwenhuysen, hoe zit het precies met die inschrijving van een kind uit Ukkel in de faciliteitenschool van Linkebeek? Kunt u dat nog eens herhalen, zodat ik dat goed kan inschatten?
De voorzitter : De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mijnheer Moreau, vorige week stond er een artikel in Le Soir waarin de heer Van Eyken aankondigde dat er volgend schooljaar bij wijze van proef een leerling uit de Brusselse gemeente Ukkel zal worden ingeschreven in een Franstalige faciliteitenschool. Zoals u weet, is de toegang tot het faciliteitenonderwijs beperkt tot inwoners van de faciliteitengemeenten.
De heer André Moreau : Dat is heel juist.
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, collega's, wat betreft de Vlaamse basisschool te Komen, past het toch om even de ontwikkelingsgeschiedenis van de bestaande Vlaamse basisschool van het gemeenschapsonderwijs in herinnering te brengen. In uitvoering van artikel 6 van de wet over de taalregeling in onderwijszaken zijn de gemeenten in principe verplicht om onderwijs in te richten in de taal waarvoor faciliteiten bestaan, wanneer voldoende ouders daarom vragen.
In Komen hadden in 1980 voldoende Nederlandstaligen deze vraag ingediend en was de gemeente verplicht Nederlandstalig basisonderwijs in te richten. In de gemeenteraad ontstond een probleem. Wellicht kan in de gemeentelijke archieven worden nagegaan wat daarvan de oorzaak was. Ondanks deze vraag werd er geen Nederlandstalig basisonderwijs ingericht.
Daarop heeft de toenmalige minister van Nationale Opvoeding, de heer Calewaert, beslist om dit onderwijs onder de verantwoordelijkheid van het ministerie - dus als rijksbasisschool - in te richten. Eerst gebeurde dat onder de verantwoordelijkheid van de Franstalige minister van Onderwijs, in de plaats van de gemeente die haar wettelijke plicht niet nakwam. Toen de Franstalige onderwijsminister de school in 1981 niet verder in stand wenste te houden, besliste de federale regering de school onder een voorlopige regeling te laten voortbestaan, en onder de verantwoordelijkheid te plaatsen van de Nederlandstalige minister van Onderwijs. Later is deze school overgegaan naar de ARGO, en sedert 1999 maakt de school deel uit van het Gemeenschapsonderwijs.
Zonder de oplossing die destijds werd bedacht, zouden de individuele rechten van Vlaamse ouders te Komen verder geschonden zijn. Op dit ogenblik beantwoordt de school aan de wettelijke oprichtingsnormen, met 60 leerlingen, waarvan 38 leerlingen in het lager onderwijs en 22 leerlingen in het kleuteronderwijs.
Indien de gemeente Komen wil voldoen aan haar wettelijke plicht, na meer dan 20 jaar weigering, kan de Vlaamse regering desgevallend een oplossing aanvaarden die aan de letter van de wet beantwoordt. In elk geval moeten de rechten van de betrokken ouders en leerlingen in een dergelijke regeling volledig gevrijwaard worden. Overigens zijn het de ouders, en niet het schoolbestuur, die een aanvraag tot toepassing van de wet moeten indienen.
In Moeskroen heeft zich, in tegenstelling met wat in Komen het geval was, nooit een impasse voorgedaan. Het resultaat hiervan komt erop neer dat de Franse Gemeenschap de Nederlandstalige basisschool in Moeskroen momenteel subsidieert. Het Instituut Broeders Maristen te Moeskroen telde op 1 februari 2001 80 leerlingen.
In de Vlaamse Rand bestaan door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde Franstalige basisscholen. Deze subsidiëring is wettelijk, aangezien ze gesteund is op artikel 6 van de onderwijstaalwet. De Vlaamse Gemeenschap heeft zich daar steeds loyaal aan gehouden.
De heer Van Nieuwenhuysen verwijst tevens naar Voeren, waar Franstalig faciliteitenonderwijs zou bestaan. Ik kan echter meedelen dat de gemeenschap geen Franstalig onderwijs in Voeren subsidieert. Voorheen bestond een Franstalige gemeenteschool, die echter een aantal jaren geleden werd gesloten.
Voor wat betreft de onlangs goedgekeurde motie, kan ik u meedelen dat deze kwestie werd geagendeerd op de vergadering van de Vlaamse regering van 22 maart. Het is de bedoeling de aangelegenheid van de onderwijsinspectie op de Franstalige basisscholen in de Rand te laten bespreken tussen de ministers presidenten van beide regeringen, teneinde hen het belang van dit dossier voor de Vlaamse Gemeenschap nogmaals te bevestigen.
Dan is er de vraag van mevrouw Grouwels. In een interview in Le Soir verwijst minister-president Hasquin naar een brief daterend van 6 maart 2001. Die brief was een gevolg van de gesprekken die ook hier in de commissie werden gevoerd naar aanleiding van een aantal vragen. Die brief gaat enerzijds over elementen die in het samenwerkingsakkoord zouden kunnen worden opgenomen, en anderzijds over allerlei vormen van samenwerking die met een aangrenzende regio gebruikelijk zijn. Er werd in die brief inderdaad gesproken over paritair samengestelde inspectieteams. Dat was naar aanleiding van het voorstel van protocol, daterend uit de vorige regering. Daarover had toen onderhandeld moeten worden door de toenmalige ministers Baldewijns en Onkelinx. Door latere initiatieven, zoals interpellaties in deze commissie en de resolutie, is de inhoud van de brief van 6 maart 2001 eigenlijk achterhaald. Die brief dateert van voor de resolutie. Ik zal daar rekening mee houden en aanpassingen doen.
De voorzitter : De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mevrouw de minister, u hebt terecht de bewering van minister president Hasquin over de school en over de oprichting ervan weerlegd. Dat hadden wij ook al gedaan. Het essentiële is echter dat zijn bewering past in een strategie met het oog op de besprekingen die over de organisatie van de onderwijsinspectie zullen worden gevoerd. Het is uiteraard de bedoeling toegevingen af te dwingen van Vlaamse zijde op de bepalingen uit de verschillende moties die we hier al hebben goedgekeurd.
Het verwondert me dat u nu cijfergegevens geeft over het onderwijs in Moeskroen. Vroeger heb ik herhaaldelijk schriftelijke vragen gesteld om meer informatie te verkrijgen. Toen werd me altijd gezegd dat er geen Nederlandstalig onderwijs meer was. Nu blijkt dat er dus toch te zijn.
Over Voeren antwoordt u dan weer naast de kwestie. Voeren heeft geen faciliteitenonderwijs meer sinds het begin van de jaren negentig. Mijn vraag is of het onderwijs dat daar nu wordt georganiseerd, wel legaal is. Daar hebt u niet op geantwoord. Het Nederlandstalig onderwijs in Komen is het gevolg van een akkoord en een protocol afgesloten in de federale regering. Dat gold echter niet voor Voeren.
Er komt dus een onderhandeling tussen de beide ministers-presidenten over die onderwijsinspectie in de faciliteitenscholen. Dat stelt me echter niet echt gerust. Ook u zei enkele maanden geleden, naar aanleiding van mijn interpellatie over uw houding ten aanzien van dat ontwerpprotocol uit de vorige regeerperiode, ten volle achter de bepalingen van dat ontwerp-protocol te staan. U wilde het gebruiken als uitgangspunt voor de besprekingen.
Er waren toen al twee moties goedgekeurd door het Vlaams Parlement. Daarin stond duidelijk dat het Vlaams Parlement vraagt dat de onderwijsinspectie integraal door de Vlaamse Gemeenschap zou worden uitgevoerd. Dat is nu herhaald in een derde motie. Driemaal is scheepsrecht. Ik hoop dat de regering rekening zal houden met deze heel duidelijke eis van het parlement. Ik houd echter mijn hart vast, en ik zal dan ook een met redenen omklede motie indienen.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mevrouw de minister, de nuance in uw antwoord is dat destijds door het halsstarrig negeren van de aanvraag de toenmalige regering genoodzaakt was een illegale beslissing te nemen. Ik vind het niet onbelangrijk ook even in herinnering te brengen dat daar zelfs het dossier van een weg aan werd gekoppeld. De weg Pecq-Armentière kwam er in ruil voor een schooltje, hoe absurd dat ook klinkt.
Namens de N-VA kan ik alleen maar herhalen dat we op de naleving van de regelgeving staan. Zoals gisteren al gezegd, zullen de feiten in deze belangrijk zijn. Ook wij zullen een met redenen omklede motie indienen.
De voorzitter : Mevrouw Grouwels heeft het woord.
Mevrouw Brigitte Grouwels : Mevrouw de minister, u stelt me gerust dat de woorden van minister president Hasquin slaan op een achterhaalde brief. Ondertussen hebben we inderdaad in het Vlaams Parlement nog eens een duidelijke resolutie goedgekeurd waarin we stellen dat de Vlaamse onderwijsinspectie de volledige bevoegdheid moet krijgen over de pedagogische inspectie in Franstalige faciliteitenscholen in Vlaanderen. Het stelt me gerust dat u dat onderschrijft.
Toch verbaast het me dat uw laatste brief over deze aangelegenheid aan de Franse Gemeenschap reeds een jaar oud is. U hebt er misschien geen antwoord op gekregen, maar het was niet slecht geweest een nieuwe brief te schrijven, zeker na de goedkeuring van de resolutie. Zult u die brief nu schrijven?
We zijn bijzonder geïnteresseerd in het overleg tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap over die zaak. We wensen dat er een oplossing komt. We willen dat de Vlaamse Gemeenschap het Franstalig onderwijs in de faciliteitengemeenten volledig financiert, en dat er kwaliteitsnormen komen zoals in het Nederlandstalig onderwijs in het algemeen. We hopen dat die onderhandelingen zo snel mogelijk van start gaan, en uiteraard dat ze slagen.
Ik sluit me niet meteen aan bij de scepsis van mijn collega. Ik wil in herinnering brengen dat er in juni een evaluatie komt. We kijken daar aandachtig naar uit. Ik kondig tot slot aan dat we ook een motie zullen neerleggen.
De voorzitter : De heer Moreau heeft het woord.
De heer André Moreau : Mijnheer de voorzitter, ik wil even iets zeggen over Voeren. De Franstaligen hebben daar in het verleden Franstalig onderwijs ingericht als reactie tegen toenmalig minister van Onderwijs, de heer Calewaert, die toen de belangen van de Nederlandstaligen verdedigde. De Franstaligen hebben dat onderwijs ondertussen opgegeven en dat vind ik een pluspunt. Dat vergemakkelijkt het overleg tussen de beide ministers-presidenten.
Verder steun ik minister Vanderpoorten volledig. Ik ben blij dat ze afstand neemt van de brief van 6 maart 2001. Ik voel aan dat onze laatste goedgekeurde motie daaromtrent ernstig wordt genomen. Ik zal zelf in Wallonië met invloedrijke mensen gaan praten, onder meer met federaal minister Michel die maar op 2 kilometer afstand van mij woont. Ik zal alles doen om hem te overtuigen ons te helpen, als dat nog nodig mocht zijn. Het is in ons beider belang dat we tot een aanvaardbare oplossing komen.
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Ik wil geen onduidelijkheid laten bestaan over de brieven. Ik heb op 6 maart 2001 een brief geschreven aan de Franse Gemeenschap. Ik heb daarop antwoord gekregen op 2 mei. Daarin stond dat er eerst intern overleg moest worden gepleegd. We hebben daarna niets meer gehoord. Ik heb op 20 december 2001 een nieuwe brief gestuurd, die tot nu toe onbeantwoord is gebleven.
Ondertussen is er de resolutie gekomen, waardoor de zaak is geagendeerd op de Vlaams ministerraad. De heer Van Nieuwenhuysen zei dat ik aanvankelijk nogal optimistisch was. Ik heb me inderdaad bereidwillig opgesteld en veel geduld geoefend. Dat is nu veranderd omdat ik de indruk heb dat de Franstaligen niet willen praten. Ze nemen een uitdagende houding aan. Daarom hecht ik er belang aan dat dit wordt geagendeerd op de Vlaamse ministerraad. De minister-president zal samen met mij verdere stappen plannen en ondernemen. Het parlement wordt uiteraard op de hoogte gehouden.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Van Nieuwenhuysen, door de heer Van Dijck en door mevrouw Grouwels werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.