Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 07/02/2002
Vraag om uitleg van de heer Carl Decaluwe tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over het projectvoorstel alternatief proceswater door de stad Waregem
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Decaluwe tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over het projectvoorstel alternatief proceswater door de stad Waregem.
De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, gelieve mij te excuseren voor mijn laattijdige aankomst, maar ik zat nog in een andere commissie.
In opdracht van Aminal werd in het voorjaar van 2001 een studie uitgevoerd naar de haalbaarheid van een alternatief waterbedelingssysteem voor de industrie in het arrondissement Kortrijk. Die studie is er gekomen nadat uit peilmetingen bleek dat de stijghoogte van de Sokkel reeds enkele jaren sterk aan het dalen was. Dat houdt een gevaar van uitputting en verlies aan waterkwaliteit in, want als het niveau zakt, treedt er oxidatie op. De oorspronkelijke kwaliteitsnormen worden dan niet meer gehaald.
Een en ander vormt een grote bedreiging voor de groentenverwerkende sector, maar vooral voor de textielsector in de streek. Dat Sokkelwater is namelijk een soort grondstof, een essentiële productiefactor die aan specifieke vereisten moet voldoen. Zo moet de temperatuur tussen 15 en 18 graden Celsius liggen en mag er weinig voorbehandeling zijn. In de streek leeft de vrees dat deze zaak zal evolueren zoals die in Ronse. In de jaren vijftig is de textielsector daar verdwenen, omdat het Sokkelwater er op een vrij drastische manier werd weggepompt.
De studie zelf kon op veel respons rekenen van de bedrijven uit het arrondissement omdat de bedrijven zich bewust zijn van de ernst van de problematiek. Een omschakeling op alternatieve waterbronnen is voor veel bedrijven echter slechts op langere termijn haalbaar.
Inmiddels heeft de stad Waregem in de context van de uitvoering van streekcharterprojecten ook een concreet projectvoorstel gelanceerd met betrekking tot de Sokkelproblematiek. De stad en enkele belangrijke textielbedrijven organiseerden twee jaar geleden overleg met betrekking tot deze materie. De bedrijven ondervonden namelijk steeds meer moeilijkheden bij de aanvraag van nieuwe grondwatervergunningen : ofwel werden ze toegekend voor een zeer korte periode, ofwel werd het debiet systematisch verminderd. Ook enkele partners, namelijk de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening, Electrabel en Aquaplus, werden betrokken in de plannen. Twee alternatieve waterbronnen kwamen uiteindelijk in aanmerking : Leiewater en behandeld effluent van de zuiveringsinstallatie van Waregem. Uiteindelijk bleek dat het Leiewater niet haalbaar was, en werd gekozen voor het effluent.
Onder impuls van de heer Vandenbroeke hebben we ons zaterdagmorgen met de bedrijfsleiders, een aantal parlementsleden en een kabinetsmedewerker van de minister over deze zaak gebogen. Dat was een bijzonder leerrijke ervaring. Ik ga hier alle technische kwesties niet uit de doeken doen, maar het komt er eigenlijk op neer dat er wel een alternatief is, zij het dat dit veel duurder is. Dan krijgt men echter een discussie over competitiviteit en tewerkstelling, en dat was ook de reden waarom mensen uit de streek u op 12 november 2001 een brief schreven om te vragen hier iets aan te doen.
Ook minister Gabriels werd ingeschakeld omwille van de problematiek van de financiële ondersteuning. Tot op heden kregen we van hem echter niet veel respons. Daarom was er zaterdagmorgen die vergadering op het stadhuis van Kortrijk.
Mevrouw de minister, ik denk dat u niet kunt ontkennen dat een dergelijk project perfect in uw beleidsstrategie past : de overschakeling van deze bedrijven op behandeld effluent zou verdere uitputting van de Sokkel sterk positief beïnvloeden. Bovendien krijgt u hier een concreet pilootproject, dat vanuit de sector zelf is ontstaan, op een dienbord geserveerd.
Ik heb hierover in het verleden al verschillende parlementaire vragen gesteld, en ook over de problematiek van alternatieve waterbedelingssystemen. We gaan daar nu niet dieper op in.
Indien het beleid hetzelfde blijft, met hoge heffingen en het terugschroeven van vergunningsdebieten, zonder een volwaardig alternatief te ondersteunen, zullen er sociaal-economische drama´s gebeuren in deze regio. In deze streek zijn er zoveel textielbedrijven dat we hier toch iets aan moeten doen. U weet net zo goed als ik dat dergelijke internationale bedrijven zich in de mogelijkheid bevinden om op andere locaties bepaalde productieprocessen op te starten. De lokale besturen onderschatten dit allerminst en zoeken daarom mee naar oplossingen.
Een ander element in dit dossier is het verdrag over het gebruik van de grondwaterlaag in de Kolenkalk in het gebied van Doornik. Daarvoor hebben we een verdrag gesloten met Wallonië. Volgens mij is er echter een bijkomend probleem. Ik ben geograaf-geoloog van opleiding en volg dit dossier reeds vijftien jaar. Ik hield me er ook mee bezig toen ik in het Europees Parlement werkte. Het enige wat ik toen heb onthouden, is dat ook de Fransen en de Walen het water systematisch van onder onze voeten pompten, dankzij de oriëntatie van de geologische lagen. Een bijkomende vraag zou dan ook kunnen zijn of u met uw Waalse en Franse collega's een gelijkaardig verdrag wil afsluiten, zodat een rationeel gebruik van deze geologische lagen mogelijk is.
Mevrouw de minister, zult u financiële ondersteuning verlenen aan dit streekcharterproject van de stad Waregem? Waarom zou u, naar analogie van het waterzuiveringsbeleid, geen positieve stimulansen kunnen geven aan de betrokken bedrijfssectoren om hen aan te zetten over te schakelen op alternatief proceswater in plaats van restrictief op te treden? Vindt u niet dat de Vlaamse overheid in overleg moet treden met de betrokken bedrijfssectoren om mee te zoeken naar oplossingen? Het streekplatform Roeselare-Tielt ziet de belangrijkheid van de problematiek in en heeft een projectvoorstel ingediend. Werd dit project door de Vlaamse regering geselecteerd als streekcharterproject? Aangezien dit een milieudossier is met verregaande sociaal-economische impact, lijkt het mij aangewezen om te overleggen met de minister van Economie. Heeft een dergelijk overleg reeds plaatsgehad?
De voorzitter : De heer Vandenbroeke heeft het woord.
De heer Chris Vandenbroeke : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, als Waregemnaar ben ik per definitie verweven met de textielsector. Enerzijds ben ik blij met de vraagstelling, die door de heer Decaluwe heel goed werd gebracht, anderzijds kan ik natuurlijk niet blij zijn omdat het hier gaat over een heel acuut pijnpunt. Het thema is tweeledig : aan de ene kant is er de milieuzorg, aan de andere kant zijn er de economische mogelijkheden.
Zuid-West-Vlaanderen wordt wel eens omschreven als het Texas van Vlaanderen, wat natuurlijk een verwijzing is naar de textielsector. Nu zijn er natuurlijk tal van problemen in de textielsector, maar een heel acuut probleem is het systematisch in grote hoeveelheden gebruiken van water. Dit kan zo niet verder, en de bedrijven zijn zich daar zeker bewust van. Zoals de heer Decaluwe reeds zei, doen de bedrijven enorme inspanningen om tot alternatieven te komen.
In de streek was er veel bezorgdheid omdat men dit dossier niet echt ter discussie kon stellen. Ondertussen gebeurde dat wel, in aanwezigheid van een van uw kabinetsmedewerkers. Ik denk dat het nu belangrijk is dat men vrij concrete perspectieven kan aanbieden, al zal dat niet lukken van vandaag op morgen. Waarschijnlijk zal moeten worden gewerkt met een overbruggingssituatie : het afbouwen van het oude, gebruikelijke systeem en het opbouwen van een nieuw systeem, waardoor het probleem opgelost raakt dankzij de verwerking van water. Ik kijk uit naar uw antwoord, mevrouw de minister.
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mijnheer de voorzitter, collega's, mijn medewerker heeft reeds verslag uitgebracht over de vergadering van zaterdag. Ik denk dat hij daar reeds toelichtte wat onze bedoeling is met dit dossier, maar ik zal het allemaal nog eens op een rijtje zetten. Heel recent nog werd naar aanleiding van de bespreking van de begroting 2002 in deze commissie gedebatteerd over de verhoging van de grondwaterheffing. Deze verhoging heeft tot doel om de verbruikers van grondwater aan te zetten om rationeler met het kostbare grondwater om te gaan en liefst nog over te schakelen op andere bronnen. Door de invoering van deze heffing wordt het winnen van grondwater in bedreigde waterlagen duurder, waardoor alternatieven op termijn sowieso economisch haalbaar worden. Hoe hoger de heffing is, hoe groter de kans wordt om een ander systeem in te voeren.
Het Sokkelwater is al lang gegeerd door de industrie, maar de laatste jaren werden de bedrijven zelf geconfronteerd met de gevolgen van overexploitatie van deze watervoerende laag. Het verheugt mij daarom enorm dat een aantal bedrijven nu constateren dat zij toch andere waterbronnen kunnen gebruiken, terwijl de textielsector tot voor kort nog beweerde dat het Sokkelwater de enige mogelijke bron was omwille van de scheikundige eigenschappen.
Het gaat hier dus om een zeer positief feit. De drie betrokken bedrijven hebben zich geëngageerd om binnen een tijdspanne van twee à drie jaar volledig af te koppelen van de Sokkel. Dit bewijst dat regulerende heffingen wel degelijk hun effect hebben. Aangezien dit project volledig in het verlengde ligt van mijn beleid, kan ik hier bevestigen dat het mijn volle steun geniet.
De financiële ondersteuning is eigenlijk zowat de kern van de zaak. Uit de studie die door Aminal is uitgevoerd, blijkt de haalbaarheid van de realisatie van een leidingennetwerk voor de bedeling van alternatief proceswater aan meerdere bedrijven. Dat is al een eerste belangrijke financiële ondersteuning, want wij hebben die studie uiteraard betaald. Op die manier hebben we dus financieel bijgedragen tot het zoeken naar een oplossing voor het probleem van de watervoorziening aan die bedrijven.
Wat het concrete streekcharterproject van de regio Waregem betreft, wordt de economische haalbaarheid in de eerste plaats bepaald door het aantal geïnteresseerde bedrijven. Op dit ogenblik kan ik u meedelen dat de VMW, op vraag van de stad Waregem, de conclusies voor haar project 'Gebruik Leiewater' actualiseert, gezien het eerste voorstel gebaseerd was op een vraag van slechts twee bedrijven. Door de interesse van een bedrijf van buiten Waregem kan het project mogelijk goedkoper worden. Mogelijk zullen er nog andere bedrijven volgen. Hieruit blijkt in ieder geval de groeiende belangstelling.
Als een financiële ondersteuning in een eerste fase wenselijk en haalbaar is in een Europese context, dient dit verder onderzocht te worden. Aan mijn administratie heb ik al de vraag gesteld hoe we vanuit de bevoegdheid Leefmilieu dit project financieel kunnen steunen zonder te vervallen in een vorm van concurrentievervalsing. In dat geval zouden we immers toch de boemerang terug in ons gezicht krijgen. Ik heb die vraag dus al een hele tijd geleden gesteld. Voorlopig is het antwoord daarop zeer terughoudend. Dat neemt echter niet weg dat ik vind dat we alles moeten proberen te doen wat mogelijk is.
Mijn bezorgdheid is wel dat een dergelijk project voldoende transparant moet zijn als de overheid op een of andere manier wil participeren en dat ook de kostprijs van het proceswater voor de industrie redelijk moet zijn. Ik heb de indruk dat daarover nu wat discussie is. Ik vind dat deze doelstelling haalbaar moet zijn, bijvoorbeeld via een samenwerking tussen Aquafin en de VMW. Aquafin wordt immers betaald door de overheid. Samen kunnen ze zorgen voor de nodige nazuivering van het effluent en voor het bouwen van het distributienet. Ik heb trouwens al aan mijn kabinetsmedewerkers de opdracht gegeven om die kostenstructuur eens te bekijken. Hoe zit dat precies in elkaar? Komt dat allemaal overeen met wat kan en met wat zou moeten kunnen?
Dan kom ik nu bij het antwoord op uw tweede vraag. De studieopdracht van mijn administratie was een eerste belangrijke positieve stimulans aan de betrokken bedrijfssectoren. Verdere positieve stimulansen worden gegeven in het kader van sensibiliseringsacties en van momenteel opgestarte wateraudits die op kosten van het gewest worden uitgevoerd en die moeten aangeven op welke wijze de verschillende industriële sectoren op de meest adequate manier waterbesparende maatregelen kunnen ontwikkelen.
De belangrijkste stimulans zal echter moeten voortvloeien uit het heffingenbeleid. Ik wil laten onderzoeken op welke wijze via het heffingenbeleid de alternatieve waterbronnen financieel competitief kunnen worden ten opzichte van het grondwater. We zitten daar immers wel degelijk met een competitief aspect. Als er nog bedrijven zijn die dat sokkelwater optrekken, dan zijn die zogezegd goedkoper, terwijl ze eigenlijk nadeliger werken ten aanzien van het milieu.
Ik heb de opdracht gegeven om na te gaan of we daarop via het heffingenbeleid eventueel stimulerend kunnen werken. Als we een deel van de opbrengsten uit de grondwaterheffing kunnen gebruiken als een soort tegemoetkoming voor bedrijven die alternatieve maar duurdere technieken aanwenden, dan kunnen we allicht een aantal bedrijven over de streep halen om over te schakelen.
Dan is er de kwestie van het overleg. De Vlaamse overheid treedt geregeld in overleg met de betrokken sectoren. Misschien hebben we daar wel iets te weinig de gemeenten en het streekcharter bij betrokken. In ieder geval hebben we al zeer regelmatig overleg gehad. Zelf was ik vorig jaar in december nog aanwezig op een seminarie georganiseerd door Febeltex. Ik heb daar een toespraak gehouden, waarin ik me duidelijk heb geëngageerd dat we dit zouden onderzoeken. Ik heb toen kunnen kennismaken met het project, en ik heb onmiddellijk mijn interesse laten blijken. Ik heb toen ook onmiddellijk aan mijn administratie de opdracht geven om de besprekingen op te starten tussen de stad Waregem, de drie betrokken bedrijven en de mogelijke dienstverleners, om uit te zoeken op welke wijze de overheid faciliterend kan optreden in dit project.
Dan is er het project van het streekplatform Roeselare-Tielt. Ik moet zeggen dat ik daar zelf niet echt zicht op heb. Misschien moeten we daar eens mee in contact treden. Hoe dan ook, als het een soortgelijk project is, zullen we daarvoor dezelfde strategie volgen. We zullen het dus op een soortgelijke manier benaderen en behandelen.
Vervolgens is er de kwestie van de sociaal-economische impact. Er heeft nog geen officieel overleg plaatsgevonden met mijn collega bevoegd voor Economie. Het lijkt me echter een zeer goed idee om samen met minister Gabriels te onderzoeken of er vanuit zijn bevoegdheid een mogelijkheid bestaat om dit project financieel draaglijk te maken voor de bedrijven die hier eigenlijk pionierswerk verrichten. Ik vermoed dat er via expansiesteun mogelijkheden moeten zijn, maar dat moet ik nog verder laten onderzoeken.
Concluderend denk ik dus wel dat we op een of andere manier een oplossing zullen vinden. Zelf ben ik maar echt bij dit dossier betrokken sinds december. Ik heb dus nog wel enige tijd nodig om dit allemaal rond te krijgen. Het is immers allemaal niet zo eenvoudig. Inzake het vergunningenbeleid ben ik echter wel bijna genoodzaakt om restrictief op te treden. Anders zouden we onomkeerbare processen op gang brengen, voor zover dat nu nog niet het geval is.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Dit is eigenlijk ook wel een positief antwoord. Het is natuurlijk wel zo dat de tijd dringt.
Minister Vera Dua : De tijd dringt inderdaad.
De heer Carl Decaluwe : Het is enorm positief. De sector wil inderdaad afkoppelen. Men ziet immers het gevaar komen. We moeten echter toch ook met het volgende rekening houden. De textielsector heeft een aantal schitterende jaren gekend. De komende jaren kondigen zich echter iets moeilijker aan. Er is het aspect van de competitiviteit. Als de dollar een beetje zakt, is de competitiviteit in één keer weg. Als dit er dan nog eens bij komt, kan het wel een probleem worden.
Daarom dring ik er inzake de timing op aan dat u hier zo spoedig mogelijk een prioriteit van maakt. Het is immers toch een soort primeur dat een industriële sector echt bereid is om op een duurzame manier mee te helpen investeren. De sector verwacht echter toch ook wat hulp van uwentwege. Kortingen op de bestaande heffingen als stimulans zouden een bijzonder interessante denkpiste kunnen zijn. In combinatie met de ecologische expansiesteun zou dat de sector misschien echt wel kunnen helpen.
Mevrouw de minister, ik wil u nog de volgende tip geven. We hadden de indruk dat Aquaplus enigszins misbruik gemaakt zou kunnen hebben van de monopoliepositie. Dat moet een aandachtspunt zijn. Laten we ervoor zorgen dat we hier op een realistische manier aan werken, zodat het zo spoedig mogelijk operationeel kan worden gemaakt.
Minister Vera Dua : Voor die problematiek zal ik inderdaad ook aandacht hebben.
De voorzitter : De heer Vandenbroeke heeft het woord.
De heer Chris Vandenbroeke : Mevrouw de minister, ik was enigszins verrast over uw aarzeling in het licht van de Europese normering. Het gaat hier in feite over ecologische steun. Ik ben dus verrast dat u twijfelt aan de mogelijkheden vanuit Europa.
Minister Vera Dua : De adviezen van mijn administratie gingen vooral in die richting. Het is een kostprijs die ook in andere landen bestaat. We moeten zoeken naar een mogelijkheid. Daarom moeten we misschien milieu-instrumenten zoeken om de steun te geven.
De voorzitter : Het incident is gesloten.