Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 17/01/2002
Vraag om uitleg van mevrouw Margriet Hermans tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de residentiële afdelingen bijzondere jeugdzorg Ter Loke te Turnhout
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Hermans tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de residentiële afdelingen bijzondere jeugdzorg Ter Loke te Turnhout.
Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de bijzondere jeugdzorg vraagt reeds decennia meer middelen om in de broodnodige infrastructuur te kunnen voorzien voor de residentiële afdelingen.
Mevrouw de minister, u hebt een onderzoek laten uitvoeren door de Ehsal. Dit onderzoek bevestigt dat gegeven en adviseert een verhoging van de subsidies voor infrastructuur. De Vlaamse regering heeft dan ook in september 2001 beslist dat voor de sector bijzondere jeugdzorg een bijdrage van het VIPA, het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, mogelijk wordt vanaf 1 januari 2002.
Sinds 1 januari 1999 heeft Ter Loke uit Turnhout de VZW Hoogland in Wechelderzande overgenomen. De organisatie wist meteen dat er een huisvestingsprobleem was, omdat in Wechelderzande 10 kinderen op 4 kleine slaapkamers moesten slapen. Ter Loke heeft zich geëngageerd om dit probleem op te lossen. In 2001 was het duidelijk dat een bijdrage van het VIPA mogelijk werd voor de bijzondere jeugdzorg en dat vanaf 2002 ook middelen zouden worden begroot en intussen ook gepland zijn.
In de loop van 2001 heeft Ter Loke dan ook beslist om in het arrondissement Antwerpen, waar een schrijnend tekort is aan residentiële plaatsen voor bijzondere jeugdzorg, een gebouw te kopen. De aankoop werd uitgesteld tot januari 2002, zodat er geen probleem was om een beroep te doen op VIPA-middelen. Begin januari 2002 blijkt dat de zorgstrategische criteria nog steeds ontbreken om subsidiedossiers te kunnen indienen.
Ter Loke kan zonder extra subsidies het beoogde gebouw onmogelijk aankopen. Met een werkingssubsidie van ongeveer 619,73 euro is het onmogelijk om in gepaste infrastructuur te voorzien voor 10 minderjarigen. Dat werd reeds aangetoond in het rapport van professor Popleu, waarin geconcludeerd werd dat de subsidiëring van de infrastructuur substantieel ontoereikend is voor de residentiële afdelingen bijzondere jeugdzorg.
Voor Ter Loke wordt het infrastructuurprobleem bijzonder nijpend, omdat die mensen de huidige huisvesting moeten verlaten op 1 april 2002. Als er geen oplossing of overgangsmaatregel komt voor dit probleem, verkeert Ter Loke in de onmogelijkheid om de opvang van de aan hen toevertrouwde minderjarigen verder te organiseren.
Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van de dreigende huisvestingsproblemen van Ter Loke? Is er voor Ter Loke een concrete oplossing mogelijk op korte termijn? Wanneer zullen de criteria, die gehanteerd worden bij de beoordeling van de zorgstrategische en technisch-financiële infrastructuurplannen van de sector bijzondere jeugdzorg, worden bepaald en bekendgemaakt? Zal het mogelijk zijn om subsidiedossiers met terugwerkende kracht in te dienen? Naast het dossier van Ter Loke zou er nog een gelijkaardig dossier bestaan met vergelijkbare problemen. Is het niet mogelijk om voor deze dossiers een gezamenlijke oplossing uit te werken?
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw de minister, we hebben allemaal de brief van Ter Loke ontvangen. De vraag van mevrouw Hermans is terecht. De residentiële sector heeft al langer de vraag gesteld om uit te breiden. Destijds werd onder minister Martens een soort ruiloperatie georganiseerd, waarbij residentieel werd afgebouwd om de ambulante dienst te kunnen uitbreiden.
Mevrouw de minister, hebt u zicht op programmatie, normen of criteria over de regio's waar nog residentieel kan worden uitgebreid?
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, geachte leden, na heel wat jaren van onderzoek door de Ehsal heeft de Vlaamse regering op 14 september 2001 beslist om de investeringssubsidies van het VIPA ook open te stellen voor de bijzondere jeugdzorg. De voorontwerpen worden nu onderzocht door de Raad van State. Zodra die hier de nodige adviezen over heeft verleend, worden ze voor definitieve goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse regering. Er is dus nog geen rechtsgrond om het VIPA op te richten.
Om aanspraak te kunnen maken op deze investeringssubsidies, zullen de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand de procedure van het zorgstrategisch plan moeten volgen. Dit wil zeggen dat indien er nieuwe investeringen worden gedaan, er moet worden aangegeven welke doelgroepen men wil bereiken, om welk profiel en geografische omschrijving het gaat, of er nood is aan het initiatief en op welke manier men wil samenwerken met andere voorzieningen in de regio.
Het is de bedoeling de zorgstrategische plannen niet loodzwaar te maken. We hebben in de bijzondere jeugdzorg niet te doen met megaplannen van ziekenhuizen of ouderenvoorzieningen, die dikwijls grootschaliger zijn. In overleg met de sector gaan we dan ook na hoe we de criteria van de zorgstrategische planning kunnen bepalen en hoe we de zorgstrategische commissie het best kunnen samenstellen.
Op dit moment zijn er gesprekken tussen het VIPA, de afdeling bijzondere jeugdbijstand, de afdeling Inspectie en Toezicht en vertegenwoordigers van de koepelorganisaties. We willen de besprekingen in het voorjaar van 2002 afronden. Zodra het advies van de Raad van State bekend is, kunnen we criteria voor de zorgstrategische planning vastleggen en de commissie oprichten. We wensen hiermee niet langer te wachten dan nodig. Op dit moment kan ik echter nog geen precieze datum geven.
De directie van Ter Loke heeft mij het huisvestingsprobleem van de instelling gesignaleerd in de brieven van 23 oktober en 18 december 2001. We hebben nooit gegarandeerd dat de subsidiëring effectief ter beschikking zou zijn vanaf 1 januari 2002. In het verleden was de inrichtende VZW zelf voor een deel verantwoordelijk voor de huisvesting. Dat blijft zo, ook als er VIPA-subsidie wordt toegekend. Ter Loke moet de schuld dan ook niet bij de overheid leggen. Een VZW moet immers ook haar verantwoordelijkheid nemen. Als de nood hoog is, ben ik wel bereid om na te gaan of tussentijdse oplossingen mogelijk zijn. Het is echter al te makkelijk om de overheid verwijten te maken.
In de laatste brief van Ter Loke staat dat ze huisvesting zoekt in het arrondissement Antwerpen. Daar zijn inderdaad nog heel wat voorzieningen mogelijk. Tot nu toe werd de officiële erkenningsprocedure nog niet opgestart. Als een voorziening van de ene regio naar een andere verhuist, is het logisch dat ze aan de administratie vraagt of de plaatsen kunnen worden overgeheveld. Mevrouw Hermans, ik stel voor dat u Ter Loke suggereert dit zo snel mogelijk te doen.
Mevrouw Becq, destijds werd een programmatie opgemaakt, vooral inzake de residentiële capaciteit binnen de bijzondere jeugdzorg. Doordat er in 2000 nieuwe middelen ter beschikking werden gesteld, en die onder meer bestemd waren voor de uitbouw van residentiële opvang, heeft de administratie de bezetting of invulling van de verschillende normen in de verschillende gerechtelijke arrondissementen geactualiseerd. Hieruit bleek dat er een overprogrammatie was in West-Vlaanderen en een onderprogrammatie in de grootstedelijke gebieden. De programmatie wordt door de administratie opgevolgd, in afwachting van de verdere uitbouw van de integrale jeugdhulpverlening. De programmatie werd dus geactualiseerd.
Ik hoop dat het VIPA zo snel mogelijk operationeel wordt en dat er een inbreng volgt in de voorzieningen voor de bijzondere jeugdzorg. Dat zal in elk geval gebeuren in de loop van het voorjaar. Ik wens ook zo snel mogelijk duidelijkheid te scheppen over de zorgstrategische planning en de criteria. Voorlopig kan er steeds contact worden opgenomen met de administratie. Dat kan nodig zijn voor de erkenning ter plaatse en eventueel om na te gaan hoe we een antwoord kunnen bieden aan de dringendste noden.
De voorzitter : Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw - aanvaardbaar - antwoord. Ik zal aan Ter Loke suggereren om op uw antwoord correct te reageren. Dit neemt niet weg dat het probleem nijpend is. Het verheugt me dat u de mogelijkheid openlaat om naar een overgangsmaatregel te zoeken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.