Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 15/01/2002
Vraag om uitleg van mevrouw Isabel Vertriest tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over het voorkomen van scrapies bij schapen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Vertriest tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over het voorkomen van scrapies bij schapen.
Mevrouw Vertriest heeft het woord.
Mevrouw Isabel Vertriest : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de vraag werd een tijd geleden al gesteld, en toen keek iedereen met een bang hart uit naar de resultaten van een Brits onderzoek over BSE bij schapen. Naderhand bleek dat het onderzoek verkeerd was gelopen, en met runderhersenen in plaats van schapenhersenen was gebeurd. De onrust in de sector blijft natuurlijk bestaan, te meer omdat laatst nog in het tijdschrift Nature een artikel verscheen, waaruit bleek dat de ziekte BSE zou zijn overgegaan van runderen op schapen, en dat die ziekte zich al gedurende enkele jaren heeft verspreid.
Het verschil tussen scrapies en BSE bij schapen is zeer moeilijk vast te stellen. Als er BSE bij schapen voorkomt, zou het zich sneller verspreiden. Tot nu toe is nog niet bewezen dat BSE bij schapen voorkomt, maar als dat zou gebeuren, zou het een zeer moeilijk probleem kunnen worden. Daar zijn aspecten van volksgezondheid aan verbonden, maar dat is een federale aangelegenheid.
Mevrouw de minister, kunt u al maatregelen nemen om de kleinveestapel te beschermen tegen scrapies en BSE? Een van de middelen zou het kweken van scrapie-ongevoelige rammen kunnen zijn. Men gaat ervan uit dat de kuddes dan ook minder gevoelig zouden zijn voor BSE. Mevrouw de minister, wordt er gewerkt aan een meer sluitend identificatie- en registratiesysteem voor kleine herkauwers? Wordt het kweken van scrapie-ongevoelige rammen gestimuleerd in de fokkerij en bij de stamboeken?
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mevrouw Vertriest weet dat haar eerste twee vragen op het federaal niveau slaan. De administratie, die overkomt naar de gewesten, heeft zich toch de moeite getroost om daar een antwoord op te geven.
Dierengezondheid is een federale materie. Sinds 18 september 1990 is scrapie bij schapen een aangifteplichtige ziekte. De opsporing van scrapie is tot op heden gebaseerd op de aangifte van die ziekte. Sedert 1990 werden verschillende haarden vastgesteld. In 1992 één haard met vijf positieve schapen, in 1997 twee haarden met vijf positieve schapen, in 1998 één haard met eveneens vijf positieve schapen, en in 1999 twee haarden met elf positieve schapen. Als we ons baseren op de aangifte, kunnen we concluderen dat het voorkomen van scrapie in de Belgische schapenpopulatie relatief beperkt is. We kunnen ons ook afvragen of we alle haarden kennen en moeten dat dus enigszins relativeren.
Hoewel er geen bewijs is dat BSE voorkomt bij schapen onder natuurlijke omstandigheden, is veel van de reglementering die van toepassing is op BSE bij runderen, als voorzorgsmaatregel ook van toepassing op schapen, gezien de nog niet beantwoorde vraag of BSE al dan niet voorkomt bij schapen. Ik was op de Europese Landbouwraad waar Groot-Brittannië met beschaamde kaken moest bekennen dat het onderzoek volledig fout gelopen is. Enerzijds was dat een goede zaak, anderzijds voel ik steeds meer ongerustheid over het al dan niet voorkomen van BSE bij schapen. Op Europees niveau is men daar heel sterk mee bezig. Onder impuls van de Europese Unie wordt op 1 april 2002 gestart met een steekproefsgewijze screening met de snelle BSE-test op slachtschapen en schapenkadavers om het werkelijk voorkomen van TSE, dat zijn overdraagbare spongiforme encephalopathieën, in te schatten. Als men die positieve tests heeft, zal men nagaan wat scrapie is en wat BSE.
Het identificatie- en registratiesysteem is geharmoniseerd op Europees vlak. Dit betekent dat de lidstaten de bepalingen van de betreffende richtlijn moeten implementeren in hun nationale wetgeving. In België werd het identificatie- en registratiesysteem van kracht in de loop van 1996, conform de bepalingen van deze richtlijn. Er moet dus in ieder geval een registratie gebeuren. De voorbije mond- en klauwzeercrisis heeft de noodzaak van een goede identificatie, registratie en traceerbaarheid van de bewegingen van schapen en geiten aangetoond.
Fundamentele wijzigingen in de reglementering betreffende de identificatie van schapen en geiten, worden in de eerste plaats op Europees niveau besproken. Anders heeft dat geen zin. De discussie wordt momenteel gevoerd. Eind november 2001 heeft de Europese Commissie een ontwerpreglementering voorgesteld, die nu met technici en vertegenwoordigers van de landbouwsector wordt besproken. De schapen- en geitenpopulatie in de EU is heel heterogeen samengesteld. De kosten-baten-effecten van het aanpassen van de reglementering zullen sterk verschillen naargelang van de lidstaat en afhankelijk zijn van hoever men wil gaan. In Europese discussies merken we dat bepaalde landen grote belangen hebben in die sector. België en Vlaanderen hebben weinig inbreng omdat dat bij ons een kleine sector is.
De evolutie van de TSE-problematiek, de ervaringen na de MKZ-crisis en de voorwaarden voor het toekennen van premies, zijn de sturende criteria die men zal hanteren in de discussie. In de loop van dit jaar hoopt men daarover een consensus te bereiken.
In de loop van 2001 hebben de federale diensten een intensieve campagne gevoerd om ervoor te zorgen dat de huidige wetgeving zo sluitend mogelijk wordt toegepast. Dat gebeurde naar aanleiding van MKZ en resulteerde in de registratie van een groot aantal hobbybedrijven die vroeger niet gekend waren. Nu zijn die wel in het Sanitelsysteem opgenomen en dat is goed.
Er werden intensieve bedrijfscontroles uitgevoerd om na te gaan of de verplichtingen worden nageleefd inzake de identificatie van kleine herkauwers en het bijhouden van een bedrijfsinventaris. Zo heeft men zicht op de bewegingen. De traceerbaarheid van de bewegingen werd verbeterd door in 2001 ook het gebruik van vervoersdocumenten verplicht te maken.
Uit onderzoek is gebleken dat bepaalde genotypen van schapen resistent zijn voor de ziekte. Andere genotypen van schapen blijken dan weer uitermate gevoelig te zijn voor de ziekte. Voor nog andere genotypen van schapen is er variatie in de gevoeligheid voor de ziekte. De belangstelling om de resistentie van de schapenpopulatie te verhogen door het gebruik van rammen die niet gevoelig zijn voor de ziekte, is zeer groot in de sector. Natuurlijk moeten we eerst weten of de resistente schapen geen asymptomatische dragers zijn van overdraagbare ziekten. Er is dus nog onderzoek nodig.
Met de sector van geiten- en schapenfokkers wordt overleg gepleegd over de problematiek. De sector zal nu zelf voorstellen formuleren. Als die voorstellen bijdragen tot de gezondheid van de dieren en de kwaliteit van het voedsel, dan ben ik bereid mijn medewerking te verlenen. De sector is zich goed bewust van de problematiek.
De voorzitter : Mevrouw Vertriest heeft het woord.
Mevrouw Isabel Vertriest : Ik dank de minister voor haar antwoord.
Minister Vera Dua : Deze vraag was een goede test. De overheveling van de bevoegdheden is geen probleem. Ik heb de antwoorden van de diensten gekregen en ik heb de diensten naar aanleiding van de vraag van mevrouw Vertriest gefeliciteerd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.