Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 17/01/2002
Vraag om uitleg van de heer Jacques Laverge tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over het behoud en de verdere ontwikkeling van de spraaktechnologie in Vlaanderen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Laverge tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over het behoud en de verdere ontwikkeling van de spraaktechnologie in Vlaanderen.
De heer Laverge heeft het woord.
De heer Jacques Laverge : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, deze vraag is belangrijk, want de Vlaamse Gemeenschap heeft veel geïnvesteerd in Lernout & Hauspie. We stellen vast dat de administratie voor Wetenschapsbeleid erg positief stond tegenover de projecten voor de ontwikkeling van spraaktechnologie. Zo niet had men geen steun verleend voor een bedrag dat volgens sommige bronnen 24,789 miljoen euro bedraagt. Er zijn verscheidene redenen waarom het allemaal verkeerd is gelopen. Het is wel spijtig dat de ontwikkeling van spraaktechnologie ten dele tot stilstand is gekomen, want dat had de Westhoek economisch kunnen ontwikkelen.
Sommige onderdelen en ook een beperkt aantal personeelsleden van L & H zijn overgenomen door andere bedrijven. Maar veel is verloren gegaan. De ontwikkeling van deze technologie beantwoordde aan de doelstelling van de Vlaamse regering om de kenniseconomie zo veel mogelijk te stimuleren. De kennis is ontwikkeld. Er kwam een financieel, maar geen technologisch debacle. Het verraste me dat weinig Vlaamse of buitenlandse bedrijven met activiteiten in Vlaanderen zich interesseerden voor een overname. Ik denk dan aan bedrijven zoals Siemens, Philips, Telindus en Belgacom. Dat zijn toch bedrijven die inzake communicatietechnologie een positie te verdedigen hebben.
Hoe komt het dat er enkel in de VS een beperkte interesse bestond? Heeft dat te maken met een gebrek aan bewustwording over het belang van de kenniseconomie? Steunen de bedrijven in Vlaanderen wel de uitbouw van de kenniseconomie? Zijn onze bedrijven nog altijd niet te veel gericht op afgeleide producten, terwijl de kennis van elders komt? Misschien worden we nog altijd beschouwd als noeste werkers die in relatieve sociale rust vooral zorgen voor een hoge output en productiviteit. Het zou spijtig zijn als dat zo is. De kenniseconomie moet bij ons tot ontwikkeling komen.
Het debacle van L & H moet ons aan het denken zetten. Wat denkt de minister hierover? Kunnen we nog initiatieven nemen om alsnog spraaktechnologische elementen te redden? Er blijven hoogtechnologisch geschoolde werknemers achter. Kunnen we met hen iets aanvangen? Moeten we ons niet afvragen of er geen bijkomende inspanningen nodig zijn om de kenniseconomie in Vlaanderen vorm te geven?
De voorzitter : De heer Vandenbroeke heeft het woord.
De heer Chris Vandenbroeke : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, hoewel het voor Lernout & Hauspie te laat is, bespeur ik hoopvolle aspecten in de uiteenzetting van de heer Laverge. We moeten de geschiedenis van L & H niet schrijven, maar toch moeten we spreken van een gemiste kans. Ik heb het nu niet over de malversaties. Tijdens de laatste weken van L & H was het duidelijk dat u veel goodwill voor de ontwikkeling van spraaktechnologie aan de dag legde, terwijl dat bij minister Gabriels minder het geval was. Ik zoek geen spijkers op laag water en wil geen tweespalt in de regering veroorzaken. Er zijn over dit dossier vragen om uitleg, actuele vragen en interpellaties gesteld. Het debacle is er al.
Ik weet niet waarom minister Gabriels minder goodwill aan de dag legde. In elk geval is het duidelijk dat bij het begin van de zittingsperiode minister Van Mechelen behoorde tot de believers. Hij vond dat men dit potentieel moest aanboren en de ontwikkelingen positief moest beïnvloeden. Uiteindelijk is het misgelopen, en in de laatste fase had ik de indruk dat we weinig hebben gedaan om te redden wat er te redden viel. Vlaanderen heeft nog altijd veel mogelijkheden om spraaktechnologie te ontwikkelen. Dit is een dossier dat zich helemaal in de marges van het fundamenteel en van het toegepast onderzoek bevindt. De technologische expertise is er ; kunnen we daar een constructief vervolg aan breien dat de economische toekomst van Vlaanderen ten goede kan komen?
De voorzitter : Toen we daarover met minister Gabriels hebben gediscussieerd, heb ik hem een vraag gesteld waarmee ik nog steeds worstel : had de PMV niet kunnen en moeten optreden? Een participatie in een maatschappij die het werk van L&H voortzet, beantwoordt aan de doelstellingen van de PMV.
Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen : Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, hier staan twee zaken ter discussie : L & H enerzijds en het probleem van de technologie-ontwikkeling en de kenniseconomie in Vlaanderen anderzijds. Ik stel voor om beide zaken niet met elkaar te verwarren. In het verleden heb ik trouwens al verscheidene antwoorden gegeven op vragen van onder meer de heren Bogaert en Van Goethem over de banden tussen de overheid en L & H. De heer Laverge zal zich ongetwijfeld herinneren dat ik toen erg gedetailleerd heb uiteengezet welke bedragen de Vlaamse regering ter beschikking heeft gesteld van dit bedrijf. In elk geval blijft het totale bedrag ver verwijderd van het bedrag van 24,789 miljoen euro dat hij heeft vermeld.
De heer Vandenbroeke heeft het hier goed samengevat. Als minister bevoegd voor Wetenschapsbeleid en Innovatie maar ook voor Economie, heb ik zeer veel contacten gehad met de bedrijfsleiding van L & H. Ik had contacten met de heren Lernout, Bastiaens, Dehaene en Bodson. Als er echter geen degelijk businessplan op tafel komt, krijgt men geen bewegingsruimte. Alles zit dan muurvast. In zo'n geval blijven we consequent dezelfde lijn aanhouden - ook in het geval van DAT, weze het met enige moeite. Als er geen degelijk businessplan voorligt, zal Vlaanderen niet investeren.
Op 28 november heb ik nog onderzocht of we toch niet een gedeelte van de text-to-speechtechnology van L & H konden redden. Twee dagen later heb ik overlegd met de top van de GIMV. Ik citeer in dat verband uit een brief van voorzitter Daems. Daarin wordt bijzonder goed uiteengezet welke verhouding er bestond tussen Vlaanderen en L & H. Ik hoop dat we daarmee dit verhaal kunnen afsluiten. De geschiedenis zal daarover ongetwijfeld nog haar zeg krijgen.
'Het is u bekend dat GIMV in de moeilijke opstartjaren van Lernout & Hauspie een belangrijke rol heeft kunnen spelen, samen met startende ondernemers. Nadien heeft GIMV zijn belangen in de onderneming sterk verminderd. Dat was volkomen in de lijn met de basisstrategie van GIMV om bedrijven uit te bouwen. Nadien moet GIMV die bedrijven verlaten, want het is slechts door regelmatige exits te realiseren dat GIMV zijn fundamentele rol kan blijven spelen. Zo komen er immers kapitalen vrij om in nieuwe projecten te investeren. Indien GIMV al zijn participaties zou aanhouden, zouden er geen middelen zijn voor de toekomst. De ervaring heeft GIMV geleerd dat een investeringsmaatschappij maar op een goede manier kan functioneren als er aan twee basisvoorwaarden voldaan is. Er moet vooreerst een goed doorwerkt businessplan zijn dat aangeeft hoe de onderneming in de toekomst beschikbare middelen zal gebruiken om haar groei in een aantal welomschreven markten te realiseren. Vervolgens moet er een groepje ondernemers of een managementsteam zijn dat over de ervaring beschikt om het businessplan te realiseren.
Het is alleen wanneer die twee voorwaarden vervuld zijn dat de risicokapitaalverschaffer een rol kan spelen. GIMV kan zelf geen businessplannen maken of ondernemer zijn. Daarom gaat GIMV ook meestal in zee met partners die de markt kennen. Telenet is daarvan een goed voorbeeld. De partners van de intercommunales kenden de markt en hadden de infrastructuur. Bovendien werd bij de opstart een Amerikaanse operationele partner binnengehaald. Het probleem is dat er vandaag geen geloofwaardig businessplan en geen ervaren managementsteam bij GIMV bekend is dat in zee zou wensen te gaan met een risicokapitaalverschaffer om iets te doen met de activa van Lernout & Hauspie.
Het ziet ernaar uit dat de enige partijen die belangstelling hebben voor de activa andere ondernemingen in de sector zijn die de vaardigheden hebben om die activa goed aan te wenden. Het is zeer onwaarschijnlijk dat risicokapitaalverschaffers rechtstreeks een rol zouden kunnen spelen bij andere of bij aanstaande veilingen. Bovendien zijn bij GIMV geen succesvolle overnames door risicokapitaalverschaffers via veilingen bij falingen bekend. De toestand van Lernout & Hauspie is nog extra gecompliceerd door het feit dat er nog talrijke juridische procedures in de Verenigde Staten en misschien ook in België gevoerd zullen worden. Het lijkt me uit voorzichtigheid dan ook wijzer dat de oude aandeelhouders vandaag geen actieve rol spelen teneinde de complexiteit niet verder te vergroten en geen extra argument te geven aan eventuele eisers.'
Ik citeer uit deze brief om aan te tonen dat dit dossier met alle mogelijke middelen is onderzocht. Er zijn echter aan alles grenzen. Ik zou over dit dossier nog lang uit de biecht kunnen klappen, maar dat zal ik voor mijn memoires bewaren. Eerlijk gezegd : ik heb daar enkele staaltjes van management gezien waarover ik de grootste twijfels heb. Tot daar enkele bedenkingen bij het dossier L & H.
Wat de ontwikkeling van de kenniseconomie in Vlaanderen betreft, ben ik absoluut niet pessimistisch. Ik had het genoegen een missie van IMEC naar Tokio te leiden, en ook om in Singapore aanwezig te zijn op bijeenkomsten met de medespelers van IMEC, het VIB en de VITO. Ik stelde toen vast dat Vlaanderen echt aan de spits staat van de ontwikkeling van de micro-elektronica en de life-science. Benchmarking kan ongetwijfeld aantonen dat de kennisinstituten van IMEC steeds meer ondernemingen in de schaduw van hun Leuvense gebouwen aantrekken. Dat is voor de commissie misschien een mooie gelegenheid om nog eens het debat over de vernieuwing van de beheersovereenkomst met IMEC te voeren. Ik ben zelf erg ambitieus inzake de doelstellingen op middellange termijn. In de komende vijf tot tien jaar wil ik een zeer zwaar programma realiseren.
Er zijn enorme mogelijkheden, zoals wordt aangetoond door het feit dat een topbedrijf als Philips zijn volledige researchafdeling heeft opgedoekt en overgebracht naar Leuven. Dit bevestigt wat ik ooit tijdens de uitreiking van de Ankerprijs in Kortrijk heb uiteengezet. We zullen er nooit in slagen om hier bedrijven met kapitaal te verankeren. We beschikken immers niet over genoeg kapitaal om dat te doen. In Vlaanderen kunnen we wel met onze kennis een verankering realiseren. We moeten op die ingeslagen weg blijven verdergaan. De Vlaamse overheid moet dus de omgevingsfactoren beïnvloeden die toestaan om innoverende technologieën te ontwikkelen en in gebruik te nemen. Tijdens de bespreking van de beleidsbrief over het innovatiebeleid hebben we duidelijk uiteengezet welke richting we willen inslaan.
Twee zaken wil ik benadrukken. Het instrumentarium is gestroomlijnd. Er zijn drie nieuwe besluiten die de innovatiesteun vorm moeten geven. Het gaat om het financieringsbesluit, het VIS-besluit en het interface-besluit. Voor het eerst beschikken we over een tamelijk transparante regeling om de ontwikkeling van technologie in Vlaanderen te ondersteunen. De vraag is : overheidssteun voor wat? De steun zal losstaan van de investeringsmaatschappijen, want dat is een ander verhaal. De brief van de GIMV is op dat vlak duidelijk : alle mogelijkheden waren uitgeput. Hetzelfde geldt voor de PMV die in de tweede helft van januari operationeel wordt. De PMV kan enkel werken na een uitdrukkelijke opdracht van de Vlaamse regering. Het uitgangsprincipe zal echter hetzelfde zijn als dat voor de GIMV : risicokapitaal wordt alleen verschaft als aan twee voorwaarden is voldaan : een goed businessplan en een goed managementsteam. Desnoods laat ik de businessplannen zes keer controleren. Als de kwaliteit er niet is, komt er geen geld op tafel. Er zijn goede en slechte managementsteams. Barco is een voorbeeld van een goed team. Er zijn echter ook voorbeelden van slechtere teams.
De actoren zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen initiatieven. De overheidssteun is derhalve in de eerste plaats indirect, en heeft betrekking op vijf niveaus. Het eerste niveau is de subsidiëring van basisonderzoek en gericht technologisch onderzoek in de onderzoeksinstellingen. Dat is fundamenteel. Ik ken de sector nu al twee jaar van dichtbij. We willen een nieuw initiatief ontwikkelen voor de integratie van de nano-technologie, de beeld- en spraaktechnologie en zelfs de biotechnologie. De kennis bestaat aan de universiteiten. Men heeft het voortdurend over de spraaktechnologie, maar Vlaanderen heeft ontzaglijk veel meer kennis op het vlak van de beeldtechnologie. Voorbeelden zijn Barco, Alcatel en Philips. Er zijn er echter nog meer. Ik heb die mensen ooit eens in Leuven rond de tafel gebracht om te praten over de toekomst. We bereiden een programma voor om de kennis samen te brengen in projecten die niet aan één enkele instelling zijn verbonden. We willen dat programma in een Europese context ontwikkelen.
Ten tweede : we verlenen steun aan het industrieel onderzoek op initiatief van de ondernemingen. Ten derde : we verlenen steun aan de verspreiding van technologie en kennis. Ten vierde : we zetten niet technologische initiatieven van algemeen belang op. Ten vijfde : we willen die technologieën ook zelf aanwenden in eigen diensten en participaties.
Wat de spraak- en taaltechnologie betreft, kunnen we op elk van deze niveaus voorbeelden aanhalen van steun die door de Vlaamse overheid is gegeven. Wat betreft het basisonderzoek is er het programma Spraak- en Taaltechnologie voor het Nederlands. Dat programma is door toenmalig minister-president Van den Brande opgestart. Aan zes universitaire projecten is meer dan 42 miljoen frank besteed. Dat programma is definitief beëindigd. Er is het fameuze programma Strategische Technologieën voor Welzijn en Welvaart of STWW, dat is opgevolgd door het programma Generisch Basisonderzoek aan de universiteiten of GBOU. Er zijn 3 projecten in verband met beeld- en spraaktechnologie, die samen goed zijn voor 3,12 miljoen euro steun. Wat het basisonderzoek betreft, zijn er specialisatiebeurzen en onderzoeksmandaten van het IWT : enkele tientallen vorsers krijgen zo de kans om zich te bekwamen.
De tweede invalshoek is de steun aan bedrijven. Het IWT geeft financiële ondersteuning aan bedrijven en onderzoekscentra om in Vlaanderen R&D te stimuleren. Vanuit die doelstelling heeft het IWT in het verleden verschillende R&D-projecten gesteund bij Lernout & Hauspie in de periode 1992-2000, goed voor ongeveer 157 miljoen frank. Er zijn op een bepaald ogenblik bewarende maatregelen genomen, maar die sloegen enkel op de eindfase van een klein programma. De meeste projecten die bij L & H werden gesteund, hadden betrekking op basisonderzoek : onderzoek naar geavanceerde spraaktechnologieën, in samenwerking met Vlaamse universiteiten. Die kennis is nog steeds aanwezig. L & H heeft ooit een volledige afdeling van de universiteit van Leuven overgenomen. Ik neem aan dat die beweging ten dele zal worden omgekeerd.
We moeten niet pessimistisch zijn. Is met L&H de spraaktechnologie in Vlaanderen verdwenen? Ik zeg dat dit niet het geval is. Meer dan ooit is het ogenblik gekomen om andere initiatieven te ontwikkelen. Dat staat ook zo in de brief van de GIMV. Ons is verweten dat we te veel eieren in het mandje van L&H hebben gelegd. In de brief staat er : 'Uw zorg over de toekomst van taaltechnologie in Vlaanderen is zeer terecht. Ik kan u wel melden dat GIMV nog andere investeringen heeft in taaltechnologie- ondernemingen in Vlaanderen, en op deze manier zeker een rol blijft spelen in de ontwikkeling van taaltechnologie.'
Het verhaal is met het hoofdstuk over L&H niet af. Ik geef enkele voorbeelden van bedrijven die betrokken worden bij IWT-projecten. L&C-Language & Computing in Zonnegem houdt zich vooral bezig met medische informatica en taalverwerking. Keyware, dat actief is in Ieper en ook in de VS, houdt zich bezig met beveiliging via spraakpatronen, irisdetectie, vingerafdrukken en andere technieken. Speethon van Ieper is een starter, en maakt gebruik van spraak in AutoCad voor architecten. Technologie en Integratie van Gent ontwikkelt spraak- en taaltechnologie voor personen met een handicap, in samenwerking met de RUG en ELIS. Xplenation houdt zich in Heverlee bezig met automatische vertaling van teksten. De Wilde CBT van Merelbeke is bezig met taalleeromgevingen. Het IWT heeft samen met het bedrijf een project uitgevoerd, een nieuw project is aangevraagd. Phonetic Topographics van Ieper focust op spraaktechnologie voor geografische toepassingen.
Er zijn ook experimenten in aanverwante domeinen. In de multimediasector is er bijvoorbeeld PIMC van Diepenbeek en Vartec van Gent. Wat language learning betreft, gaat het om Access van Tongerlo, RG Visualia en Givi. Wat de apparatuur betreft, gaat het om Philips ITCL dat zich naast IMEC in Leuven is komen vestigen. Philips participeert in de fusie van micro-elektronica en beeld- en spraaktechnologie. Philips Aachen en Philips Oostenrijk zijn gespecialiseerd in spraaktechnologie, maar Philips ITCL probeert onder de leiding van de heer Frits Schuiten in dit domein eveneens door te breken. Het ITW ondersteunt op dat vlak trouwens een zeer ambitieus project.
De derde pijler is de steun aan de verspreiding van technologie en kennis. De verspreiding van technologie kan gebeuren via samenwerkingsverbanden die rond een kenniscentrum worden gecreëerd. De oude cluster-aanpak is door de Inspectie van Financiën gedurende jaren in het verdomhoekje geduwd. We hebben dat opgevangen met het VIS-besluit waardoor innovatieve samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en universiteiten mogelijk worden. Er is een oproep gedaan en dat zal wellicht tot de totstandkoming van projecten leiden.
De vierde pijler van de ontwikkeling van beeld- en spraaktechnologieën bestaat uit het opzetten van niet technologische initiatieven van algemeen belang. Er zijn twee mooie projecten. Corpus Gesproken Nederlands is een omvangrijk project van Vlaanderen en Nederland voor de creatie van Nederlandstalige hulpmiddelen ter ondersteuning van spraaktechnologie. Dat programma loopt van 1998 tot 2003, en daarvoor is in 200 miljoen frank overheidssteun voorzien. Nederland brengt twee derde in, Vlaanderen een derde. Het programma wordt uitgevoerd door verscheidene Vlaamse en Nederlandse universiteiten. Er is een gebruikerscommissie opgericht waaraan alle geïnteresseerde bedrijven kunnen deelnemen. De databases met Nederlandse woorden en uitspraken worden op cd-rom ter beschikking gesteld om te worden gebruikt in text-to-speech- en speech-to-textapplicaties. Verder is er het Platform Nederlandse Spraak- en Taaltechnologie : een overleggroep onder leiding van de Nederlandse Taalunie om de vooruitgang in dit domein te sturen. Dit Platform werkt in overleg met verscheidene Vlaamse en Nederlandse overheden en vele actoren in het taal- en spraakdomein. Er wordt dus actief opgetreden.
Ten slotte zijn er de participaties en eigen applicaties. Overheidsacties kunnen via de GIMV en morgen ook via de PMV gebeuren. Het gaat om alles wat heeft te maken met e-Vlaanderen, e-government en e-VRT. Ik geef een voorbeeld. De VRT gebruikt voor de ondertiteling van programma's voor gehoorgestoorden de meest geavanceerde technologieën. Zo wordt het mogelijk om commentaar bij voetbalwedstrijden in ondertitels om te zetten. We willen de toepassingen uitbreiden. We onderzoeken ook of deze technologie aan de regionale omroepen ter beschikking kan worden gesteld.
Ik vat samen. L&H is een pijnlijk verhaal. Vorige week was ik te gast bij de Kamer van Koophandel en Nijverheid in Ieper. Vorig jaar ben ik ook in Ieper geweest, en ondertussen is het daar bijna een spookbuurt geworden. Het voelt ongemakkelijk aan. We moeten oog blijven hebben voor mogelijkheden om de draad terug op te nemen. Ik blijf erbij dat dit dan wel moet gebeuren op basis van een goed businessplan en met goede managers. En dat moet gebeuren binnen een goed industrieel project dat ook een kennisproject is.
De voorzitter : De heer Laverge heeft het woord.
De heer Jacques Laverge : Uiteraard wil ik geen verwarring creëren over de aspecten wetenschapsbeleid en economie. Eigenlijk moet deze vraag ook aan de minister van Economie worden voorgelegd. Ik ben erg verheugd dat de minister alle initiatieven in verband met spraaktechnologie heeft opgesomd. Ik zou het op prijs stellen als hij dat wat beter zou bekendmaken. We moeten daarop immers verder bouwen. We mogen op dat vlak onze voorsprong niet verliezen. Misschien kan men overwegen om bij de initiatieven die we steunen een aantal universitair geschoolde werknemers van L&H te betrekken. Zo kunnen we de daar verworven kennis ten dienste van de Vlaamse economie stellen.
De minister stelt dat de GIMV geen brood meer zag in een reddingsplan voor L&H. Voor Barco was dat wel het geval. U verwijst heel even naar het herstelbeleid, een periode die weinig klaarheid heeft gebracht. De GIMV houdt er een vrij negatieve benadering op na en geeft u een negatief advies. Toen ScanSoft, een Amerikaans bedrijf, het overnam, moeten toch een aantal criteria zijn uitgewerkt. Ofwel gaat dat bedrijf een avontuur aan, ofwel voeren zij een toekomstgerichte politiek en dan hebben zij een koopje gedaan. Wie heeft het bij het rechte eind, de GIMV of de Amerikaanse groep?
Minister Dirk Van Mechelen : Dat is net het punt. ScanSoft is een specialist op de markt en heeft een managementteam dat de juiste technologie kan ontwikkelen en marktleider kan worden, terwijl de GIMV een investeringsmaatschappij is die wacht op een managementteam met een businessplan. Nooit heb ik van hen een velletje papier ontvangen met ook maar een beetje businessplan, ook niet van de heer Bodson. Dit reserveer ik voor mijn persoonlijke memoires. Ik vraag me af hoe dit mogelijk is. Zelfs wereldconcerns hebben de evolutie op de voet gevolgd. De capabele mensen van Lernout zijn vandaag zeker nog actief, maar niet langer onder de vlag van L&H.
De voorzitter : De heer Vandenbroeke heeft het woord.
De heer Chris Vandenbroeke : De minister heeft zijn antwoord schitterend voorbereid. Ik hoop dat deze tekst naar buiten komt. Vlaanderen mag weten wat wij hier binnenskamers hebben vernomen. Het verhaal is veel positiever dan wat de meesten onder ons denken.
De minister zegt zelf dat we wel met een spookstad achterblijven. Bij mijn weten, vanuit die kleine zuidwestelijke Vlaamse hoek, zitten er misschien wel kansen bij de KULAK. Ieper en Kortrijk zijn maar een steenworp van elkaar verwijderd en kennis is mobiel. Er waren zeer goede contacten tussen Lernout en de KULAK op het vlak van vertalingen. Er waren ook intense contacten vanuit het streekcharter Rekkem, een grenspost, en ook interactief met L&H. De restbestanden, die er ongetwijfeld zowel bij de KULAK als bij het streekcharter zijn, kunnen misschien worden gecoördineerd. Dit is maar een suggestie. Er is zeker nog veel meer en ik verheug mij hierop.
Minister Dirk Van Mechelen : De historische banden tussen de KU Leuven en L&H zijn voldoende bekend. Het spraaktechnologieresearchteam van de KU Leuven was immers naar L&H overgestapt. Het innovatiebeleid dat we in Vlaanderen wensen te voeren is misschien wat minder 'flashy' als in het verleden. Ik wil wel de rekening maken na vijf jaar en ze zal ongetwijfeld kloppen.
Er is zeker nog spraaktechnologie in Vlaanderen actief, na L&H.We hebben een documentairecampagne via de regionale zenders lopen, onder de titel Enter 21. Dit zijn korte spots gemaakt door Johan Opdebeeck, de beste documentaireproducent en maker van allerlei informatieve programma's. Deze gaan zelfs over technologie die in de landbouw wordt gebruikt en op containerparken, voor het ontmantelen van buislampen. De reeks wordt in 2002 opnieuw gemaakt en we kunnen hem vragen specifiek rond spraak- en beeldtechnologie te zeggen wat er in Vlaanderen leeft. Ik heb een programma over beeldtechnologie opgestart. Daarin wordt gewerkt aan het uitbouwen van een geoloket in Vlaanderen zodanig dat op termijn, en uiterlijk midden volgend jaar, aan alle gemeenten zeer scherpe resolutiebeelden kunnen worden geleverd, waardoor het ruimtelijke ordeningsbeleid een ongelooflijke ondersteuning krijgt. Vandaag bestaat dit niet. De technologie wordt in Leuven ontwikkeld. Het knappe van de software zit in het feit dat een informatica overlay tussen de verschillende cartografische gegevens wordt bewerkstelligd. We hebben beelden nodig die we nu moeten kopen. Deze worden via satelliet gemaakt. De kunst van de software die we nu bouwen, bestaat erin deze over elkaar te stapelen en dan bruikbaar te maken voor facetten van ruimtelijke ordening en leefmilieu. De evolutie we nu meemaken, is indrukwekkend, misschien moeten we er meer mee naar buiten komen.
De voorzitter : De vergadering wordt geschorst.