Commissie voor Buitenlandse en Europese Aangelegenheden Vergadering van 08/11/2001
Vraag om uitleg van de heer Patrick Hostekint tot de heer Jaak Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over het resultaat van de inspanningen inzake internationale samenwerking in het kader van de horizontale begroting ontwikkelingssamenwerking
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Hostekint tot de heer Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over het resultaat van de inspanningen inzake internationale samenwerking in het kader van de horizontale begroting ontwikkelingssamenwerking.
De heer Hostekint heeft het woord.
De heer Patrick Hostekint : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik heb deze vraag aan alle Vlaamse ministers gesteld om na te gaan wat er is gebeurd met het horizontaal beleid inzake de ontwikkelingssamenwerking van de Vlaamse regering. Het is niet mogelijk om van alle ministers een antwoord te krijgen omdat binnenkort de nieuwe begrotingsbesprekingen van start gaan.
Mijnheer de minister, ik besef dat u niet verantwoordelijk bent voor alle beslissingen die werden genomen. U bent relatief nieuw op dit departement. U weet echter dat minister van Ontwikkelingssamenwerking Anciaux in zijn beleidsbrief 2000-2001 het concept heeft gelanceerd van de samenwerkingsontwikkeling. Dit komt erop neer dat men in Vlaanderen van hoog tot laag, van regering over gemeente tot bevolking, een bewustmakingsproces op gang wil brengen om een breder draagvlak te creëren om de solidariteit tussen Noord en Zuid te versterken.
Het beleid van minister Anciaux en van de Vlaamse regering steunt op drie pijlers : de opvoeding en sensibilisering van vooral jongeren, de gemeenten, die - weliswaar beperkte - middelen krijgen om eigen ontwikkelingsprojecten op te starten, en het horizontaal beleid binnen de Vlaamse regering. Over dit laatste punt handelt mijn vraag. Dit beleid is erop gericht om bij iedere minister een derdewereldreflex te creëren. Ik had van bij de aanvang mijn twijfels over de wil van iedere minister om zich in te zetten voor ontwikkelingssamenwerking.
Minister Anciaux heeft een aantal cijfers vooropgesteld. Iedere minister zou de internationale middelen waarover hij beschikt in kaart brengen. 10 percent van die middelen zou door de betrokken beleidsverantwoordelijke worden besteed aan projecten voor ontwikkelingssamenwerking.
Uit een eerste raming in de begroting van 2001 bleek dat het totale bedrag voor de hele Vlaamse regering 6 miljard frank bedroeg. Als daar de 10-percentregel op wordt toegepast, dan zou volgens minister Anciaux 600 miljoen kunnen worden besteed aan ontwikkelingssamenwerking. In april heeft minister Anciaux de eigenlijke resultaten bekendgemaakt. Het bleek om een bedrag van 207 miljoen frank te gaan. Het wantrouwen van de commissie was dus enigszins gegrond.
Mijnheer de minister, de internationale middelen van uw departement zijn groot. U bent immers verantwoordelijk voor Buitenlandse Handel en Economie. Die middelen liggen uiteraard vast. Binnen de Vlaamse regering zei men echter dat 10 percent daarvan zou gaan naar ontwikkelingssamenwerking. Tijdens de vorige vergadering heeft de heer Sarens een vraag gesteld aan minister Anciaux. Hij ergerde zich aan bepaalde uitspraken van zowel minister-president Dewael als uzelf ten aanzien van Vietnam. U zei, en ik citeer uit de Handelingen van 18 oktober 2001 : 'Ontwikkelingssamenwerking moet het tempo van de economische samenwerking volgen. Wie daar tegen is, lijdt aan een Sinterklaassyndroom'.
We hebben al verscheidene malen met minister Anciaux gediscussieerd over ontwikkelingssamenwerking. Net zoals buitenlandse handel zal die voor Vlaanderen steeds belangrijker worden. Minister Anciaux zei heel duidelijk dat er twee principes zijn die men zeker moet respecteren. Het eerste is de niet-gebonden hulp. Ik hoop dat dit ook gebeurt en dat de Vlaamse parlementsleden daar zeer nauwgezet op zullen toezien. Daarnaast is er het principe van de concentratie. Het concentratiebeleid moet op dit moment voornamelijk gericht worden op Afrika, op Zuid-Afrika in het bijzonder. Vanaf volgend jaar komt daar ook Marokko bij. Een andere concentratie betreft Chili in Zuid-Amerika.
Het concentratiebeleid is nodig omdat de middelen voor ontwikkelingssamenwerking zeer beperkt zijn. Ik hoop dat door de regionalisering de middelen van volgend jaar worden verhoogd tot meer dan 1 miljard frank. Als men de enorme problemen ziet in het Zuiden, dan is dat bedrag echter peanuts.
We hebben gezien wat de federale overheid gedurende jaren heeft gedaan. Er was een vermenging tussen economische belangen en de zogenaamde belangen van ontwikkelingslanden. We weten allemaal tot welke excessen dit in de jaren tachtig en negentig heeft geleid in Afrika.
We nemen nu een nieuwe start met de ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen. We mogen zeker niet dezelfde fouten maken. Men heeft orde op zaken gesteld. Er is een opvolgingscommissie opgericht. Ik hoop dat men ook op federaal vlak het principe van de niet-gebonden hulp zal hanteren. Mijnheer de minister, ik hoop dat uw visie aansluit bij de principes die werden vastgelegd door minister Anciaux en deze commissie.
Mijnheer de minister, hoeveel bedragen de internationale middelen op de begroting van de departementen Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting? Welk bedrag is gereserveerd voor ontwikkelingssamenwerking? Over welke projecten gaat het? Bent u bereid om wat uw bevoegdheden betreft de middelen voor ontwikkelingssamenwerking te verhogen?
De voorzitter : Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer Hostekint, deze vraag heeft niet rechtstreeks te maken met mijn bevoegdheden. Onrechtstreeks zijn er evenwel inderdaad raakvlakken. Voor de buitenlandse handel is de exportpositie van Vlaanderen vanzelfsprekend heel belangrijk. Van de 8.000 miljard frank buitenlandse handel neemt Vlaanderen meer dan 70 percent voor zijn rekening. Niet alleen de export is groot, ook de import. Er zijn dus zeker verbanden tussen buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. Dat heb ik overigens zelf kunnen vaststellen in Vietnam.
Momenteel is er geen specifieke bijdrage aan de ontwikkelingssamenwerking. Door onze aanwezigheid in de buitenlandse kantoren worden we natuurlijk geconfronteerd met deze materie. In 2004 wordt ontwikkelingssamenwerking een regionale bevoegdheid. Het spreekt vanzelf dat we samenwerkingsverbanden moeten organiseren om te vermijden dat er ook nog eens een aparte verantwoordelijke voor de ontwikkelingssamenwerking bijkomt in alle buitenlandse afdelingen. Op die manier kunnen we wellicht in veel meer landen actief zijn.
In Zuid-Amerika zijn er kantoren in Argentinië, Brazilië, Chili, Peru, Mexico en Venezuela. In Noord Afrika zijn er kantoren in Marokko en Tunesië. In Zuid-Afrika is er een in Johannesburg. In Azië zijn er kantoren in de Filippijnen, Maleisië, Thailand, Indonesië, Indië, Vietnam, en China. Ik ben het ermee eens dat het personeel van deze bureaus zich ook moet inzetten voor ontwikkelingssamenwerking, daar waar er raakvlakken zijn.
Qua huisvesting zijn er wél concrete initiatieven. In de beleidsnota over buitenlands beleid en Europese aangelegenheden voor 2000-2004 wordt gezegd dat in specifieke domeinen en met betrekking tot doelgerichte projecten Vlaanderen actief zal deelnemen aan de opbouw van Palestina, rekening houdend met de behoeften van de Palestijnse partner. Het Vlaams Parlement heeft die visie van de regering gesteund met zijn resolutie van 23 februari 2000, en gevraagd de nodige initiatieven te nemen.
Op haar vergadering van 15 december 2000 heeft de Vlaamse regering over dit onderwerp twee ontwerpbesluiten goedgekeurd over de herstelling en heropbouw van woningen in Palestina en Zuid Afrika. Beide subsidies werden ingeschreven in de begroting van 2000. De steun voor het Marokkaanse project via de Belgisch-Marokkaanse Stichting voor Weeskinderen maakt deel uit van de bijdrage van het beleidsdomein huisvesting aan de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking en internationale solidariteit.
Voor Zuid-Afrika gaat het om 9 miljoen frank uit de begroting van 2000, voor Palestina om 40 miljoen frank uit de begroting van 2000, en voor Marokko om 2 miljoen frank uit de begroting van 2001.
Het departement Economie onderneemt geen acties in het kader van ontwikkelingssamenwerking. We zullen evenwel zeker streven naar synergie waar dat mogelijk is. Een kleine regio als Vlaanderen kan moeilijk overal aanwezig zijn.
De voorzitter : De heer Hostekint heeft het woord.
De heer Patrick Hostekint : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben het volledig eens met uw opmerkingen over de samenwerking inzake huisvesting. We spelen in op de nood aan huisvesting in bepaalde gebieden.
De Vlaamse regering is overeengekomen dat elke minister 10 percent van zijn of haar internationale middelen zal besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Uw uitspraken in Vietnam stemmen daarmee overeen. Tussen economie, buitenlandse handel, economische ontwikkeling en samenwerkingsontwikkeling zou een nauwe band moeten bestaan. U onderschrijft dit principe.
Ik vrees echter dat bij zo'n nauwe samenwerking het economische de bovenhand zal krijgen op de ontwikkelingssamenwerking, en dat de selectie van projecten zal gebeuren op basis van economische criteria. Het horizontaal beleid van de Vlaamse regering moet uitgaan van de belangen van de ontwikkelingssamenwerking, en niet van de economische belangen. Factoren als exportmogelijkheden voor de Vlaamse bedrijven mogen niet in aanmerking worden genomen. Ik ben bang dat de economische kant van de zaak zal primeren op de noden van de ontwikkelingssamenwerking.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer Hostekint, in het kader van de VVOB steunen we in Vietnam een project voor de opleiding van jonge economisten tot startende ondernemers aan de economische hogeschool en de universiteit van Ho Che Minh-stad, het vroegere Saigon. Dat is een mooi voorbeeld van het samengaan van economie en ontwikkelingssamenwerking. Synergie is dus perfect mogelijk. Het enige dat de mensen ter plaatse verwachten, is dat onze inspanningen leiden tot de verbetering van hun levensomstandigheden. Dat is wat telt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.