Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 07/11/2001
Interpellatie van de heer Eddy Schuermans tot de heer Jaak Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over het ontmantelen van de Vlaamse Commissie voor Preventief Bedrijfsbeleid
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Schuermans tot de heer Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over het ontmantelen van de Vlaamse Commissie voor Preventief Bedrijfsbeleid.
De heer Schuermans heeft het woord.
De heer Eddy Schuermans : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, als parlementslid krijg ik nogal wat jaarverslagen en commentaren van Vlaamse overheidsinstellingen, commissies, enzovoort. Ik heb er zelden één ontvangen als dat van de Vlaamse Commissie voor Preventief Bedrijfsbeleid 2000. We hebben dat verslag nog niet in de commissie besproken. In haar rapport stelt de commissie dat ze technisch werkloos is. Ze werd opgericht bij decreet van 27 juni 1985. Eind juli 1990 werd haar decretale grondslag gewijzigd door het decreet tot reorganisatie van de Vlaamse Commissie voor Preventief Bedrijfsbeleid.
- De heer Jacques Laverge treedt als voorzitter op.
Het Vlaams Parlement vond het op dat moment noodzakelijk de Vlaamse KMO's op hun bedrijfseconomische gezondheid door te lichten. Zieke bedrijven kunnen begeleid worden en, in de mate van het mogelijke en wenselijke, van het faillissement behoed worden.
Bij de presentatie van het jaarverslag 2000 blijkt dat de commissie sinds maart 2001 technisch werkloos is en haar decretale opdrachten niet langer vervult. Naast afwezigheden wegens ziekte wordt de dienst lamgelegd door een beslissing van minister Van Mechelen, die toen bevoegd was over de materie. Hij heeft twee van de vier ambtenaren van niveau 1 naar een andere dienst binnen zijn administratie gedetacheerd zonder dat ze werden vervangen. De getroffen commissie was 'stomverbaasd' dat dit is gebeurd zonder enig overleg of voorafgaande melding.
Half januari 2001 was de ploeg teruggevallen tot een niveau dat het onmogelijk maakte de decretale opdracht te vervullen. Na herhaaldelijk aandringen is er dan op 16 januari toch een consultatie geweest van de voorzitter. Daar werd bevestigd dat de twee mensen gedetacheerd zouden blijven. De directeur-generaal van het departement Economie werd aangeduid tot aanspreekpunt van de commissie. Ook hij stelde dat er geen vervangend personeel zou worden toegewezen.
De commissie heeft toen besloten dat ze haar taak niet meer kon vervullen en dat ze zich in een toestand van technische werkloosheid bevond. In het jaarverslag staat : 'blijkbaar hebben decreten, goedgekeurd door het Vlaams Parlement, en besluiten van de Vlaamse regering niet veel betekenis indien men zo eenzijdig, zonder decretale machtiging, dit instrument opgeeft'.
We kunnen een discussie voeren over de zin of onzin van zo'n commissie. Het kan echter niet zijn dat een commissie die door de decreetgever werd opgericht en waarvan de werking vrij recent op aanvraag van het parlement werd aangepast, bij eenzijdige beslissing wordt lamgelegd. Mijnheer de minister, u voert hetzelfde beleid als uw voorganger. Wat is de basis om het betreffende decreet naast zich neer te leggen?
De voorzitter : Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, met het decreet van 31 juli 1990 tot reorganisatie van de Vlaamse Commissie voor Preventief Bedrijfsbeleid werd het wettelijk kader gecreëerd voor een Vlaams falingspredictiebeleid. Dit beleid bestaat erin dat deze commissie periodiek de ondernemingen of exploitatie-eenheden in het Vlaams Gewest analyseert die gemiddeld vijftig of meer werknemers tewerkstellen. Ze kan ondernemingen die gemiddeld 50 tot 99 werknemers tewerkstellen grondig onderzoeken, indien ze dit unaniem beslist. Voor ondernemingen met meer dan 100 werknemers zal ze dit doen op verzoek van de Vlaamse regering, op verzoek van de onderneming of de exploitatie-eenheid, of op gemotiveerd verzoek van een meerderheid van de werknemersafgevaardigden nadat de commissarisrevisor in de ondernemingsraad is gehoord. De commissie beschikt hiertoe krachtens artikel 5 over een eigen personeelsformatie.
- De heer André-Emiel Bogaert, voorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op.
Elke beleidsmaatregel dient periodiek het voorwerp uit te maken van een evaluatie. Deze mag zich niet beperken tot de maatregel als dusdanig. Ze moet ook bekeken worden in het licht van het evoluerend maatschappelijk economisch leven en de partijen die zich daarin begeven. Zo is het zinvol te weten in hoeverre op de diensten van de commissie een beroep werd gedaan los van de beschikking van een overheidsinstantie, of het bedrijf of de werknemersafvaardiging, om na te gaan of na tien jaar functioneren de commissie bij haar doelgroep een erkende gesprekspartner is geworden. Het jaarverslag van 2000 van de VCPB dat u hebt aangehaald geeft daarover geen informatie.
De opdracht werd gegeven om een evaluatie door te voeren. Elke evaluatie dient zich uit te spreken over efficiëntie en effectiviteit. In het licht van de resultaten dient het beleid zich te beraden over de toekomst van de maatregel en het organisme dat met de uitvoering ervan is belast. Tot op heden werd aan deze gevraagde evaluatie geen gevolg gegeven.
Voor wat betreft de personeelsaangelegenheden stellen alle jaarverslagen vanaf 1996 dat het secretariaat onderbemand zou zijn. Zowel uit de interne audit die door het departement Algemene Zaken en Financiën, administratie Personeelsontwikkeling tijdens de vorige zittingsperiode werd uitgevoerd, als uit de PIP/PEP-oefening die in 2000 werd doorgevoerd, blijkt deze bewering niet met harde data te kunnen worden gestoffeerd, noch kwantitatief, noch kwalitatief.
In ieder geval heeft de commissie in het jaar 2000 tegen normale getalsterkte kunnen werken. De tijdelijke terbeschikkingstelling ging slechts in begin 2001 en dit totdat de achterstand inzake behandeling van de expansiedossiers is weggewerkt. Deze maatregel sluit aan bij de beleidsintenties dat het wegwerken van die achterstand samen met de uitbouw van een nieuw modern economisch ondersteuningsbeleid als topprioriteiten dienden te worden beschouwd. Ook nu blijft dit één van mijn voornaamste doelstellingen.
Omtrent de efficiëntie stelt het jaarverslag 2000 dat op een doelgroep van 2.650 ondernemingen, 14 bedrijven een aanbeveling verkregen of anders uitgedrukt ongeveer 0,5 op 100. Hiervoor werden 16 personen ingeschakeld, 7 ambtenaren en 9 externe bedrijfskundigen, de commissieleden als dusdanig. De mededeling dat de commissie vanaf maart technisch werkloos is, is merkwaardig aangezien de commissie nog steeds 5 ambtenaren ter ondersteuning krijgt aangeboden. De budgettaire weerslag bedroeg 3.554.885 frank voor de werking van de commissie exclusief de kosten voor de administratieve ondersteuning, geboden door de administratie Economie.
Dit alles toont aan dat het goed functioneren van de VCPB daadwerkelijk in vraag kan en moet worden gesteld. Een eerste afweging is derhalve of de input in functie van de gerealiseerde output optimaal is, met andere woorden of de ter beschikking gestelde middelen in verhouding tot de aanbevelingen en de opvolging van deze aanbevelingen goed afgewogen zijn. Het jaarverslag geeft hierover onvoldoende indicaties, onder meer omdat over de opvolging van de aanbevelingen geen uitspraak wordt gedaan.
Ook over de effectiviteit van de maatregel, de out-come uitgedrukt in het aantal voorkomen falingen, geeft het jaarverslag 2000 geen uitsluitsel. Zo maakt de commissie gewag van 23 bedrijven die onder haar toezicht vielen en die in 2000 failliet werden verklaard. Ze concludeert dat in deze concrete dossiers de betrokken bedrijfsrevisoren hun rol ten volle hebben gespeeld. De belangrijkste vraag is wat de rol van de VCPB in deze dossiers had moeten en kunnen zijn. Kortom, welke faillissementen zijn door haar toedoen vermeden? Het voorkomen van faillissementen was haar primaire opdracht.
In dit verband dient te worden gewezen op het veranderend maatschappelijk en economisch leven en de partijen die zich daarin begeven. Het jaarverslag maakt bijvoorbeeld geen melding van de nieuwe activiteiten van de depistagediensten bij de handelsrechtbanken en de daar gehanteerde techniek van corporate cleansing. Hierover verscheen een interview in Trends op 6 september 2001.
De gevraagde evaluatie moet worden toegespitst op de eerder vermelde aandachtspunten : efficiëntie, effectiviteit en een ge-update omgevingsanalyse. Ze moet een conclusie bevatten over hoe de VCPB zich ten aanzien van deze diensten dient te herpositioneren. Ik neem mij voor op korte termijn actie te ondernemen om deze evaluatie zo snel mogelijk klaar te hebben.
De voorzitter : De heer Schuermans heeft het woord.
De heer Eddy Schuermans : Mijnheer de minister, de evaluatie die u in het vooruitzicht stelt, lijkt niet veel zin meer te hebben. U hebt brandhout gemaakt van de werking van de VCPB. Wellicht zou een debat ten gronde over het nut van deze commissie nuttig zijn.
Er is decretaal bepaald hoeveel personeelsleden de VCPB mag hebben en hoe ze wordt geacht te werken. Tot nader order zijn die spelregels niet veranderd. Ik ga er vanuit dat wat is beslist, ook wordt uitgevoerd. In dat verband moet worden opgemerkt dat volgens een mededeling van de commissie haar personeelsbezetting is verminderd tot een medewerker van niveau 1 en twee van een lager niveau. Ondertussen is een van die twee laatste niet meer beschikbaar wegens ziekte. Het aantal personeelsleden ligt dus ver onder de vooropgestelde normen. In 2000 had de VCPB nog 5 tot 6 mensen in dienst, zoals u zelf opmerkte. Nu blijven er daar nog 2 van over. Dat is een teken dat eigenlijk al bij voorbaat de mening overheerst dat de activiteiten best worden stopgezet. Ik ben benieuwd naar het debat ten gronde, dat de mensen die nu hard zijn aangepakt de kans zal geven zich te verdedigen.
De voorzitter : Elk jaar werd er een verslag ingediend, en steeds hadden de leden van deze commissie hun vragen bij de slotopmerking, waarin stond dat de VCPB bij gebrek aan middelen niet meer kon doen. We vonden dat de VCPB moeilijk jaar na jaar kon beweren dat ze wel goed werk wilde doen, maar gewoon niet kon.
Bij de laatste begrotingsbesprekingen heeft de heer Laurys gevraagd waarom het budget voor de VCPB werd verlaagd. Minister Van Mechelen heeft toen duidelijk gemaakt dat de regering het nut van de commissie niet meer inzag. In 2000 waren er dus al voortekens van het huidige beleid.
Mijns inziens moet op een bepaald moment de knoop worden doorgehakt en decretaal worden vastgelegd dat dit vehikel overbodig is geworden. Dat zou beter zijn dan te blijven aanmodderen en elk jaar interpellaties over de activiteiten van de VCPB op de agenda te zien verschijnen.
De heer Jacques Laverge : Mijnheer de voorzitter, ik ben het met u eens. Elk jaar is het hetzelfde liedje. We moeten ons eens afvragen of we de VCPB niet beter opdoeken. Bij de oprichting leek een dergelijke dienst nuttig en verantwoord, maar ondertussen bestaan er andere instrumenten. Misschien is dit wel een goede gelegenheid om te tonen dat decreten die voorbijgestreefd zijn, best geschrapt worden. Wellicht ligt hier een mogelijkheid om een symbolische daad te stellen.
Het is schandalig dat een dienst die zoveel miljoenen frank opslokt zo'n schrale verslagen opstelt en beweert zijn werk niet te kunnen doen.
De heer Eddy Schuermans : Onze fractie is van oordeel dat er geen eindoordeel kan zijn zonder dat er een debat is geweest. Ik pleit er niet voor om de dienst gewoon af te schaffen. We moeten dit eerst in discussie brengen voor een gefundeerd eindoordeel mogelijk is.
Minister Jaak Gabriels : Het is duidelijk dat ik een aantal elementen heb aangereikt en dat we de evaluatie zo snel mogelijk hopen te finaliseren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.