Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 07/11/2001
Interpellatie van de heer Eddy Schuermans tot de heer Jaak Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over het aanmoedigen van bedrijfsinvesteringen door de Vlaamse overheid
Interpellatie van de heer Jos Stassen tot de heer Jaak Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over het stelsel van de expansiesteun
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van de heer Schuermans tot de heer Gabriels, Vlaams minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, over het aanmoedigen van bedrijfsinvesteringen door de Vlaamse overheid, en van de heer Stassen tot minister Gabriels, over het stelsel van de expansiesteun.
De heer Schuermans heeft het woord.
De heer Eddy Schuermans : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het is niet mijn bedoeling om naar aanleiding van deze interpellatie een eigen visie te ontwikkelen over wat een ondersteuningsbeleid vanuit de Vlaamse overheid zou kunnen zijn. Wel is het mijn bedoeling om de aandacht te vestigen op het feit dat sinds het aantreden van deze Vlaamse regering in 1999 iedereen in de ondernemerswereld - van de kleine onderneming tot het grootbedrijf - in het ongewisse blijft over de mate waarin en de manier waarop men nog aanspraak kan maken op wat we gemeenzaam de expansiesteunregeling noemen.
Daar hebben we ook vandaag nog steeds geen zekerheid over. Dat zorgt voor een concurrentiehandicap ten opzichte van andere regio's die zich uitputten om op dit vlak binnen de contouren van de Europese regelgeving ondernemingen maximaal aan te moedigen. Uitgedrukt in bedrag per inwoner ligt de steun die in Wallonië aan ondernemingen wordt toebedeeld, anderhalf maal zo hoog als in Vlaanderen. Ook andere regio's doen op dat gebied hun uiterste best om daartoe bij te dragen.
Het lijkt erop dat door het oneindig lang talmen van deze Vlaamse regering er een zichzelf waarmakende voorspelling ontstaat, die inhoudt dat expansiesteun niet belangrijk zou zijn voor bedrijven of dat dit slechts een toemaatje zou zijn dat er zomaar wordt bijgenomen. Dit lijkt een systeem te worden dat een bedrijf niet kan incorporeren in de normale financiële planning als het investeringen voor ogen heeft. Dat is bijzonder jammer.
Ik wil heel kort een tiental stappen schetsen uit het verhaal dat we tot nu toe op dat gebied hebben meegemaakt sinds 1999. Eigenlijk is het al begonnen met de beleidsnota en de beleidsbrief van de voormalige bevoegde minister Van Mechelen. Hij kondigde toen immers al aan dat de expansiesteunregeling zou worden hervormd. Dit was een wijziging ten opzichte van de voorafgaande zittingsperiode. Toen sprak de VLD-fractie immers over het afschaffen van de expansiesteun.
Hoe dan ook, in de beleidsnota van minister Van Mechelen werd dus een hervorming aangekondigd met twee belangrijke elementen. De minister sprak over een enveloppenfinanciering en over steun die zou worden verleend op basis van een wedstrijdformule. Indien dat doorgang zou hebben gevonden of nog zou vinden, zou dat betekenen dat het niet meer volstaat te beantwoorden aan vooropgestelde criteria om in aanmerking te komen voor de financiële steun. Men zou namelijk maar aan de bak kunnen komen in de mate dat er geld voorhanden is, op voorwaarde dat men batig gerangschikt is in een of andere wedstrijdformule. Ik heb altijd grote vragen gehad over het nut en de haalbaarheid van zo'n systeem.
In deze zittingsperiode is er één concrete maatregel op het vlak van expansiesteun genomen. Dat is de tweede stap in mijn redenering. De beslissing dienaangaande is genomen eind april van dit jaar. Toen werd beslist om de meertewerkstellingssteun op te schorten. Op dat ogenblik was de situatie op de arbeidsmarkt namelijk van die aard dat een heroriëntering van de middelen weg van de meertewerkstellingssteun zich opdrong. In 2000 was dat namelijk toch nog wel goed voor 6 miljard frank. Dit was dus wel een belangrijk aspect van expansiesteun.
Het valt ook op dat het vrijgekomen budget in 2001 niet wordt aangewend. Onder het mom van het niet meer nuttig zijn van dit aspect van expansiesteun heeft de regering eigenlijk een budgettaire besparing willen realiseren. Zo interpreteer ik dat tenminste toch.
Dan kom ik aan het derde facet van deze zaak. Vlak voor het voorbije zomerreces heeft de Vlaamse regering een ontwerp van decreet in verband met ondersteuningsbeleid goedgekeurd. Daarin werden een aantal grote lijnen van de hervorming opgenomen.
Dan kom ik bij een vierde aspect. Mijnheer de minister, vlak na uw aantreden voor wat deze bevoegdheid betreft, hebt u samen met uw voorganger naar aanleiding van de aangekondigde problemen bij Opel Antwerpen 440 miljoen frank steun toegezegd. Naar ons aanvoelen staat dat enigszins haaks op wat vroeger werd aangekondigd in de beleidsnota en de beleidsbrief. Op basis daarvan zou zo'n toezegging, waarvan ook nog moet blijken in welke mate ze gerealiseerd zal worden, niet mogelijk geweest zijn.
In augustus van dit jaar hebt u ook naar aanleiding van het dossier Opel Antwerpen via de media afstand genomen van het ontwerp van decreet dat op het niveau van de regering nog maar pas was goedgekeurd midden juli 2001. U hebt gezegd dat u voor één systeem van expansiesteun bent voor alle bedrijven, en dus niet voor een onderscheid op basis van de grootte van de ondernemingen. Daaraan was dan meteen ook het idee gekoppeld van afcentiemen voor vennootschapsbelasting.
De dag erna heeft minister Landuyt de steunbelofte ten opzichte van Opel Antwerpen opnieuw ingetrokken. Wat hem betrof, kon die toezegging niet plaatsvinden, omdat de steun gekoppeld moest zijn aan werkgelegenheid.
Minister Stevaert heeft dan weer op basis van uw uitlatingen in de richting van een eventuele lastenverlaging gezegd dat dit niet kan worden gefinancierd met expansiesteunmiddelen. Hij heeft gezegd dat we dit instrument van economisch beleid niet uit handen mogen geven. Indien er een lastenverlaging komt, zal dat door u op een andere manier gefinancierd moeten worden. U hebt op uw beurt gezegd dat u toch bij uw idee bleef dat een gedeelte van de expansiesteunmiddelen gebruikt kan worden voor een korting op de vennootschapsbelastingen.
Voor de laatste stap in mijn redenering verwijs ik naar de Septemberverklaring van de minister-president. In die verklaring wordt immers met geen woord gerept over investeringssteun. Mijns inziens was het toch wel op zijn plaats geweest om in die verklaring voor het komende werkjaar een aantal intenties op dat vlak te formuleren, zeker ook omdat het economisch klimaat ondertussen niet meer zo gunstig was als enige tijd geleden. Daarom kan expansiesteun vandaag ook in die context misschien vernieuwde aandacht krijgen.
Mijn laatste punt betreft een budgettair belangrijke indicator. In de begroting 2002, die nog moet worden besproken in de commissie en in de plenaire vergadering, lopen de kredieten voor economie terug met 23 percent. Dit illustreert duidelijk dat het economisch beleid en het expansiebeleid absoluut geen prioriteit vormen voor deze regering.
Mijnheer de minister, ik geef u deze opsomming omdat het zowel voor de kleine als voor de grote bedrijven erg belangrijk is om over meer rechtszekerheid te beschikken op het vlak van de steunmaatregel. Het geeft geen zin om het regime om de haverklap te wijzigen. Dat in de loop van twee jaar tien verschillende oriëntaties tot stand zijn gekomen waarvan op het terrein niets concreets kan worden vastgesteld, heeft bovendien negatieve gevolgen. Het enige dat merkbaar is op het terrein is de opschorting van de meertewerkstellingssteun.
Bedrijven die rekening willen houden met een gedeelte steun van de overheid, moeten die in hun financiële planning kunnen incalculeren, want dan pas is zo'n steun relevant. Grote bedrijven moeten dit doen in samenspraak met hun hoofdkwartieren. Gisteren was ik aanwezig op een bijeenkomst met 180 bedrijfsleiders waar de nieuwe directeur van Ford-Genk het woord heeft gevoerd. Het behoeft geen illustratie dat expansiesteun voor dat bedrijf altijd bijzonder belangrijk is geweest en belangrijk blijft. De situatie wordt onmogelijk voor bedrijfsleiders die ervan overtuigd zijn gebruik te kunnen maken van expansiesteun en dit ook meedelen aan hun hoofdkwartieren, maar plots moeten terugkrabbelen omdat ze niet weten wat de regering van plan is. De onzekerheid is erg groot en heeft een ernstige concurrentiehandicap tot gevolg voor onze regio.
Mijnheer de minister, wanneer kunnen we een debat ten gronde voeren over deze materie? Wanneer denkt u duidelijkheid te kunnen scheppen voor ondernemend Vlaanderen?
De voorzitter : De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik zal het woord met enige schroom voeren, want vandaag is een sociaal-economische zwarte dag, denken we maar aan Sabena en aan Opel. Er zijn betere dagen denkbaar om deze discussie te voeren, maar door allerlei omstandigheden werd de interpellatie vandaag geagendeerd.
Ik geloof in het federale systeem dat in België werd uitgebouwd, waarbij de verschillende overheden verschillende bevoegdheden hebben. Het federale niveau is voor het besproken domein van de ondernemende economie verantwoordelijk voor fiscaliteit, sociale zekerheid en arbeidswetgeving. Het Vlaams niveau is bevoegd voor steun- en omgevingsbeleid. Wat de economische context ook moge zijn, zelfs op een zwarte dag als vandaag, we moeten blijven vertrekken vanuit dit systeem en elk niveau moet instaan voor de eigen bevoegdheden die werden vastgelegd in de Grondwet en in de bijzondere wetten. Dit is een van mijn uitgangspunten voor deze interpellatie.
Ik heb nog een tweede uitgangspunt. Ik heb er alle begrip voor dat een nieuwe minister snel van zich wil laten horen en graag een stempel wil drukken op het beleid. Het probleem is dat niet kan worden gestart met een blanco blad. De regeringsploeg had immers al een aantal zaken beslist en gaat uit van een regeerakkoord waarin duidelijke afspraken zijn opgenomen. Tijdens deze regeerperiode werden terzake al heel wat afspraken gemaakt. In het regeerakkoord werden onder meer passages gewijd aan ecologische ombouw, verantwoord ondernemerschap en bedrijfsinvesteringen.
Ik ben het niet volledig eens met het geschiedkundig overzicht dat de heer Schuermans heeft geschetst, maar misschien kunnen we het daar later over hebben in een debat of tijdens de begrotingsbesprekingen. In elk geval werden reeds een aantal stappen gezet en die hebben geleid tot een concreet ontwerp van decreet. Zo komt er een heroriëntering van de expansiesteun waardoor onder meer de meertewerkstellingssteun wordt afgeschaft. Daarvoor bestaan immers gegronde redenen. Een aantal andere aanpassingen werden doorgevoerd omwille van de veranderde economische omstandigheden en politieke context, maar ook omwille van de Europese richtlijnen. Op basis van deze uitgangspunten heeft minister Van Mechelen een ontwerp van decreet uitgewerkt. Het werd vlak voor uw aantreden door de Vlaamse regering goedgekeurd. Het wacht nu op verdere behandeling van het parlement.
Mijnheer de minister, ik herhaal dat we ons moeten baseren op de bevoegdheden van het Vlaams Gewest, op de afspraken die werden vastgelegd in het Vlaams regeerakkoord en op de afspraken gemaakt door de vorige bevoegde minister. In het licht van deze uitgangspunten komen een aantal van uw uitspraken over dit dossier nogal vreemd over. Een paar uitspraken staan haaks op een beslissing van een maand eerder, onder meer die over de afschaffing van het systeem van expansiesteun en de vervanging ervan door Vlaamse afcentiemen. Het regime dat door de Vlaamse overheid werd uitgewerkt is selectief. Zo is het beleid van minister Landuyt gericht op het bereiken van een aantal doelgroepen. Uw beleid moet zijn gericht op het bereiken van een aantal doelstellingen, onder meer ecologische. De maatregelen zijn vrij selectief, maar u stelt een lineaire maatregel voor.
Mijnheer de minister, wat is het gevolg van de door u aangekondigde beleidsaccenten op het ontwerp van decreet over het economisch ondersteuningsbeleid, dat al door de regering werd goedgekeurd en binnenkort zal worden ingediend in het Vlaams Parlement? Als we inderdaad doorgaan met de switch van selectieve naar lineaire maatregelen, in welke mate zal deze switch dan volgens u compatibel zijn met de keuzes die gemaakt werden in het kader van het ondersteuningsbeleid en van het regeerakkoord waarbij andere accenten gelegd werden?
Graag had ik van u een duidelijk antwoord gehad op die beide vragen zodat we weten waar we staan en hierover een debat kunnen voeren.
De voorzitter : De heer Laverge heeft het woord.
De heer Jacques Laverge : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, eigenlijk is het veel belangrijker te weten wat het bedrijfsleven zelf denkt over de economische expansiesteun. Iedereen weet immers dat de vroegere expansiesteunsystemen hun doel niet bereikt hebben.
Eigenlijk verbaast de interpellatie van de heer Schuermans mij. Het was immers tijdens de ambtsperiode van de heer Van den Brande, toen hij nog minister-president en minister van Economie was, dat de expansiesteun in vraag werd gesteld en zelfs afgebouwd. Ik kan dit beter dan wie ook weten, want ik was toen voorzitter van deze commissie. Onder minister Van Rompuy werd de keuze voor selectieve ondersteuning voortgezet, maar ondertussen vond wel een verschuiving in de accenten plaats. Zo werd meer nadruk gelegd op milieu, een aspect dat een hele periode zwaar heeft doorgewogen.
Het bedrijfsleven vraagt lastenverlaging, en niet zozeer expansiesteun à la carte. Een analyse van de expansiesteunstatistieken leerde dat circa 80 percent van de expansiesteun ten goede kwam aan de grote bedrijven die dit als een bonus beschouwden die eigenlijk geen enkel verband hield met hun bedrijfsactiviteit. Bij KMO's, die dus veeleer vragende partij waren van een lastenverlaging ter ondersteuning van hun concurrentievermogen, werd vastgesteld dat zij sterk opzagen tegen de administratieve rompslomp en de kracht of het geduld niet vonden de betreffende dossiers samen te stellen en in te dienen.
Ik hoef u waarschijnlijk niet te vertellen dat de Vlaamse economische rijkdom sterk geschraagd is op multinationale ondernemingen en op zware buitenlandse investeringen. We moeten alles in het werk stellen om dit te behouden. Daarom hebben we nood aan een orgaan dat punctuele ingrepen mogelijk moet maken. Dit is iets waar al onze ministers van Economie voor gepleit hebben en wat ze uiteindelijk ook hebben verwezenlijkt door het voorzien in ondersteuningspunten voor de Vlaamse economie. Mijns inziens moeten we het daarbij houden.
Wat is nu eigenlijk het effect van expansiesteun? Onlangs werd de Vlaamse economische expansiesteun van de voorbije tien jaar vergeleken met de Waalse economische expansiesteun in dezelfde periode. Uit die studie bleek dat de economische expansiesteun, omgerekend per bedrijf, in Wallonië aanzienlijk hoger ligt dan in Vlaanderen. Als we die massale ondersteuning van de Waalse bedrijven door de overheid, door Europa, door transfers en dergelijke bekijken, dan stellen we vast dat die ondersteuning niet de beoogde economische groei heeft teweeggebracht. Integendeel, die massale steun heeft een negatief effect veroorzaakt door het in stand houden van een aantal structuren en systemen die eigenlijk al lang afgebouwd hadden moeten worden. Mijns inziens is het de opdracht van de regering de economie te begeleiden en daarbij enkele accenten te leggen. Dit mag echter niet de vorm aannemen van een verkapt subsidiesysteem.
Ik verwijs in dit verband naar de dossiers die op grond van de expansieregelgeving tijdens de vorige legislatuur werden ingediend. Er bleken toen onvoldoende budgettaire middelen te zijn. Twee jaar later heeft men dan de budgettaire middelen aangepast. Gelukkig zijn die bedrijven niet verdwenen omdat die expansiesteun er toen niet was. Die steun hebben ze dan twee jaar na de aanvraag ontvangen.
Het zou goed zijn binnenkort een grondig debat te organiseren over het voorstel tot herschikking van de expansiesteun en rond het betreffende ontwerp van decreet. We kunnen dan nagaan welke verfijningen nog noodzakelijk zijn, rekening houdend met het feit dat situaties plotseling kunnen veranderen waardoor een flexibele wetgeving vereist is om eventueel accenten te kunnen verleggen naargelang een periode goed of slecht is.
Mijnheer de minister, ik steun u in uw pragmatische benadering en pleit ervoor die te blijven volgen. (Opmerking van de heer Eddy Schuermans)
De voorzitter : De heer Van Goethem heeft het woord.
De heer Roland Van Goethem : Mijnheer de voorzitter, ik wens me aan te sluiten bij de verklaringen van de heer Laverge.
Als we de bevoegdheden van onze minister van Economie bekijken, dan moet ik vastellen dat hij vergeleken kan worden met een jockey die met een aanzienlijke handicap vertrekt. Over fiscaliteit, de vennootschapsbelasting en -wetgeving, en de socialezekerheidsbijdrage heeft de minister weinig te zeggen. Met het systeem van expansiesteun zitten we in een perfide cirkel. We leggen bedrijven lasten op, die dan opnieuw als een snoepje worden verdeeld. Dat is mijns inziens niet de juiste weg. Om een macro-economisch resultaat te bekomen, moeten we de lasten verlagen. Ik steun de minister dan ook als hij lineaire maatregelen wil treffen.
De voorzitter : Er is een grondig debat nodig over dit onderwerp. In de jaren zestig en zeventig werd in Europa een bikkelhard gevecht geleverd om grote bedrijven binnen te halen. In de jaren tachtig werden we geconfronteerd met het debacle van de nationale sectoren. Dat heeft geleid tot gedeeltelijke regionalisering van de materie. In de loop van de jaren negentig is men dan gekomen tot gewijzigde beleidsopties.
Ik wil de commissie herinneren aan de begrotingsdebatten van 1999 en 2000. Vooral in 2000 is er een zeer grondig debat gevoerd. Minister Van Mechelen stelde voor om de meertewerkstellingsssteun om te vormen tot vormingssteun. Daar was een brede consensus over in de commissie. Veel leden pleitten er echter ook voor om een vangnet in te bouwen. Er is in feite een nieuw beleid ontstaan. Spijtig genoeg hebben de feiten de wetgever ingehaald. Er is weinig flexibiliteit om de wetgeving aan de omstandigheden aan te passen. Dat maakt het moeilijk om goed te besturen.
Minister Gabriels opteert voor lineaire maatregelen. Hij wil voor het verlagen van de lasten een deel van de vroegere steun aanwenden. Ik heb het daar moeilijk mee. Lastenverlagingen zijn in de fiscaliteit zo verspreid dat de gevolgen te veel verdampen. Het heeft dus weinig invloed.
De heer Laverge vindt dat er voor multinationals een uitzondering moet worden gemaakt. Dat vind ik een enorm selectief beleid. Bij Ford bijvoorbeeld zegt de directie dat de expansiesteun het verschil maakt om hier te expanderen of ergens anders. Het is niet duidelijk of dat daadwerkelijk klopt of dat het een drukkingsmiddel is. We moeten hier in deze commissie een nieuw debat over voeren. De situatie op de arbeidsmarkt is van die aard dat bijsturing zich opdringt.
Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik wil mijn betoog openen met iets positiefs in deze tijden van slecht nieuws. Ik ben gisteren de eerste spadensteek gaan geven van de Tower Automotive in Gent. Dat zal 2.200 arbeidsplaatsen opleveren. Dat mag ook eens worden gezegd.
Ik had ook een gesprek met een aantal belangrijke grote investeerders. Ze willen investeren, ook zonder expansiesteun. We mogen niet zomaar beweren dat hier allerlei zaken afhankelijk van zijn. Het spreekt vanzelf dat we het instrument zo efficiënt mogelijk moeten gebruiken zolang het bestaat. We mogen hier evenwel de verkeerde conclusies niet uit trekken.
Ik zou nog even willen ingaan op de opmerkingen die de heer Stassen daarnet heeft gemaakt. Ik ben niet met een wit blad begonnen. De heer Laverge heeft daarnet perfect geschetst hoe dit instrument de voorbije tien jaar is gehanteerd. De verschillende ministers van Economie die hiervoor de verantwoordelijkheid hebben gedragen, hebben steeds ingezien dat dit instrument in eerste instantie het bedrijfsleven dient te ondersteunen. In de eerste plaats moeten we tegemoet komen aan de verzuchtingen van het bedrijfsleven. Dit moet het uitgangspunt blijven. We moeten niet proberen om met een subsidiepot Sinterklaas te spelen. We moeten inspelen op de behoeften van het bedrijfsleven en niet op onze eigen verzuchtingen. Mijns inziens is dit ook het uitgangspunt van mijn voorgangers geweest.
Om die reden is steeds geprobeerd om het systeem efficiënter te maken. Het is mogelijk om in dit verband verschillende formules te bedenken. Hoe dan ook moet het instrument steeds zo eenvoudig en zo lineair mogelijk blijven. Ik zal straks nog even verduidelijken wat ik met een lineair systeem bedoel.
De vorige bevoegde minister, de huidige minister van Financiën, heeft de meertewerkstellingssteun afgeschaft. Op bladzijde 33 van de beleidsbrief heb ik uitdrukkelijk gesteld dat het hier een feitelijke behoefte betreft. De meertewerkstellingssteun bleek niet aangepast te zijn aan de reële behoeften van het bedrijfsleven. Deze steun was geen stimulans meer om meer arbeidskrachten aan te trekken. De vraag was dan ook of dit systeem in stand moest worden gehouden. Aangezien dit me dwaas leek, heb ik de ingezette golf van veranderingen voortgezet.
Ik heb wel verklaard dat een gedeelte steeds voor de expansiesteun moet worden voorbehouden. We zullen in de toekomst nog steeds op adhocsituaties moeten kunnen inspelen. Ook naar aanleiding van het dossier Opel Belgium heb ik dit standpunt steeds verdedigd. Ik zal hier straks nog even op terugkomen.
Mijns inziens moeten we tot een eenvoudig en lineair instrument komen. Lineaire maatregelen leveren immers meer voordelen op dan ad-hocmaatregelen. Ik zal me hier beperken tot het voorbeeld van de loonkostenverlaging. Aangezien de economische toestand dit niet toelaat, heeft de eerste schijf van de loonkostenverlaging tot onze grote spijt nog geen vervolg gekregen. Het is en blijft evenwel de ambitie om de loonkosten verder te verlagen zodra de economische conjunctuur heropleeft.
De eerste schijf van de loonkostverlaging heeft Opel Belgium 377 miljoen frank opgeleverd. Dit is 3,5 percent van de totale productiekosten. In totaal heeft de Vlaamse regering Opel Belgium sinds 1996 449 miljoen frank gegeven. Aangezien bepaalde onderdelen van het dossier nog niet zijn uitgevoerd, is ongeveer 100 miljoen frank hiervan nog niet uitbetaald.
Ik ga akkoord met de stelling van de heer Laverge dat de bedrijven de voorkeur geven aan lineaire maatregelen. Lineaire maatregelen leveren de bedrijven meer op. Indien we de loonkostverlaging hadden kunnen verdubbelen, had dit voor Opel Belgium 7 percent van de productiekosten betekend. Dit is voor alle bedrijven een significant percentage. We moeten, binnen de eigen mogelijkheden, nagaan wat we op dit vlak nog kunnen doen.
De heer Van Goethem heeft de lineaire maatregelen ook verdedigd. Ik wil hier toch even opmerken dat ik niet bevoegd ben voor de fiscaliteit en voor de vennootschapsbelasting. Het spreekt vanzelf dat ik deze instrumenten liever rechtstreeks zou toepassen. Gelukkig heeft de federale regering besloten om de vennootschapsbelasting tot 34 percent terug te brengen. Dit is het percentage dat in Nederland wordt gehanteerd. De veralgemening van het rulingsysteem, zoals in Nederland al langer het geval is, zal in heel wat gevallen toelaten om op termijn ver onder de 30 percent te zakken.
De heer Eddy Schuermans : Mijnheer de minister, u hebt blijkbaar heimwee naar uw federale bevoegdheden.
Minister Jaak Gabriels : Neen, ik beantwoord de vragen die hier zijn gesteld.
We moeten trouwens uitgaan van de verzuchtingen van de betrokkenen en van de burger in het algemeen. Deze mensen maken het onderscheid tussen al die niveaus niet. Aangezien het voor hen een enkel beleid betreft, moeten we over de grenzen van de eigen bevoegdheden kunnen kijken. We moeten de druk op de ketel houden. Zodra zich een economische heropleving voordoet, moet het federale niveau verder de ingeslagen weg opgaan.
Naar aanleiding van de implementatie van het ontwerp van decreet en van de uitvoeringsbesluiten zullen we hier een debat moeten voeren. Tijdens dit debat zal ik iedereen oproepen om het instrumentarium zo eenvoudig mogelijk te houden.
Momenteel klaagt het bedrijfsleven nog het hardst over de onvoorstelbare administratieve rompslomp die met bepaalde ondersteunende maatregelen gepaard gaat. Sommige bedrijven vinden dit zo erg dat ze zelfs niet proberen om van deze maatregelen gebruik te maken. Ik veronderstel dat iedereen het met me eens is dat we hier iets aan moeten doen.
Ik zou nog een tweede algemene opmerking willen maken. De heer Schuermans heeft daarnet geïnsinueerd dat we momenteel minder expansiesteun geven dan vroeger. Volgens hem is het budget met 23 percent gedaald. Mijns inziens weet hij maar al te goed dat het budget de voorbije twee jaar met 4 miljard frank is verhoogd. Bovendien hebben we 8 miljard frank nodig om vroegere toezeggingen na te komen. We moeten immers onze beloften houden.
Ik besef dat we op Europees niveau met een probleem zitten. Aangezien Vlaanderen de Europese richtlijnen te laat in de eigen regelgeving heeft geïmplementeerd, moeten we afwachten wat Europees Commissaris Monti zal toestaan. We moeten nog nagaan op welke manier we deze lopende dossiers, die zich momenteel in een eindfase bevinden, verder kunnen afhandelen. Ik hoop hieromtrent in de loop van de eerstkomende weken duidelijkheid te kunnen verschaffen.
We zullen proberen om onze beloften zo maximaal mogelijk te houden. Er is niets ergers voor het imago van een land dan het niet houden van beloften die aan het bedrijfsleven zijn gedaan. Dit is een vaststelling die absoluut niets te maken heeft met deze of de vorige Vlaamse regering. Ik stel enkel vast dat we een aantal beloften die we aan het bedrijfsleven hebben gedaan misschien niet zullen kunnen houden. Aangezien we dit niet mogen laten gebeuren, moeten we proberen alles te regelen wat we kunnen regelen.
Ik wil dit onderwerp nog even puur budgettair benaderen. We beschikken nu over een miljard frank meer dan in de periode tijdens dewelke de eerste inhaalmanoeuvre van 4 miljard frank is toegekend. Dit is de realiteit van de Vlaamse begroting. Ik besef dat we momenteel niet over voldoende middelen beschikken.
Wallonië geeft de helft meer dan Vlaanderen. Een dergelijke ondersteuning vergt evenwel keuzes. Ook het Vlaams Parlement zal zich hierover moeten uitspreken, maar dan liefst tijdens een plenaire zitting. De leden die zich meer met de zachte sectoren bezighouden, moeten de kans krijgen om dit debat bij te wonen. Ze moeten de consequenties van die keuzes begrijpen.
Dat Wallonië de helft meer uitgeeft dan Vlaanderen, betekent dat de Waalse overheid veel minder geld kan besteden aan cultuur en aan andere zachte sectoren. Dat is de consequentie van het beleid dat de Waalse overheid voert. Het is onmogelijk om alle sectoren meer middelen te geven. De Waalse budgettaire mogelijkheden zijn al even beperkt als de Vlaamse.
We moeten keuzes maken. Ik wil een debat voeren over de toekomst van de hele Vlaamse Gemeenschap. Aangezien we ons momenteel in een economische recessie bevinden, rijst de vraag of de slinger niet veeleer in de richting van de hardere gewestbevoegdheden zou moeten gaan dan in de richting van de zachtere gemeenschapsbevoegdheden.
Tijdens de eerstkomende budgetcontrole en de begrotingsopmaak zal ik mijn stem laten horen. Mijns inziens vormt dit een onderdeel van een debat dat het Vlaams Parlement moet voeren. Binnen de budgettaire mogelijkheden moeten realistische keuzes worden gemaakt. We moeten ons aanpassen aan de realiteit. Dit lijkt me noodzakelijk om het draagvlak van de welvaart en van het hieruit voortvloeiende welzijn te verzorgen.
Ik denk dat ik op de belangrijkste inleidende opmerkingen ben ingegaan. Ik zal nu even toelichten wat we eigenlijk met de expansiesteun willen doen. Het ontwerp van decreet met betrekking tot het economisch ondersteuningsbeleid was een eerste juridische stap in de heroriëntering van de klassieke expansiesteun. De vroegere wetgeving was verouderd, onvoldoende doorzichtig, budgettair onbeheersbaar en niet meer in overeenstemming met de regelgeving van de Europese Commissie. Het is mijn intentie om in 2002 dit decreet - dat een kaderdecreet is - inhoudelijk in te vullen via uitvoeringsbesluiten die ik ook eenvoudig wil houden.
Ik sta inderdaad een algemene lastenverlaging voor, teneinde competitief te blijven met de ons omringende en beconcurrerende landen, waar er een algemene tendens is waar te nemen om via fiscale hervormingen de lasten voor het bedrijfsleven te verlagen. Ik heb trouwens de voorzitter van het Vlaams Economisch Verbond horen spreken op het jaarcongres. Hij maakte een vergelijking qua fiscaliteit in algemene zin tussen Vlaanderen en de ons omringende landen. Daar gaat het dus duidelijk over lineaire maatregelen die men bepleit. Natuurlijk is dat niet alleen onze bevoegdheid. Dat heeft ook te maken met het federale niveau, maar uiteraard kunnen we in Vlaanderen de middelen die we hebben ook op de beste manier doeltreffend aanwenden.
Op dit ogenblik laat ik onderzoeken in welke mate de Vlaamse overheid het effect van de geplande federale verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting verder kan bijsturen via lineaire maatregelen, met behoud van een gedeelte expansiesteun. Dit is dus perfect te combineren. We moeten ons vooral focussen op het aantrekken van nieuwe ondernemingen, en daarnaast moeten we ervoor zorgen dat we de bestaande ondernemingen in een gunstig omgevingsklimaat brengen.
Mijn administratie is nu bezig de expansiesteun te benaderen via een viertal criteria : de transparantie, de administratieve eenvoud, het incentive-karakter en de budgettaire beheersbaarheid. Het systeem met gesloten enveloppe laat toe om binnen de beleidsopties een bedrag vrij te maken voor expansiesteun en voor een lineaire maatregel.
Om te bepalen wat de beste projecten zijn, zullen een aantal criteria gedefinieerd worden die een economisch strategisch belang hebben, die duidelijk geformuleerd zijn en die gemakkelijk controleerbaar zijn. Iedereen moet dat kunnen volgen. In mijn beleidsbrief voor 2002 werden reeds een aantal mogelijke criteria opgesomd. Daar zullen we later nog verder over kunnen uitweiden. In een eerste fase zal bij wijze van proefproject met een beperkte selectie worden gewerkt, die later na tussentijdse evaluaties kan worden gewijzigd of uitgebreid.
Mijnheer Schuermans, het feit dat dit voortdurend voor wijziging vatbaar is, leidt niet noodzakelijkerwijze tot onzekerheid. Buiten de meertewerkstellingssteun houd ik immers een aantal criteria aan. Ik kan u zeggen dat ik in de loop van de voorbije weken voor meer dan 1,5 miljard frank aan verschillende expansiedossiers heb getekend. Daar zijn ook een aantal belangrijke dossiers bij, onder meer Philips in Turnhout en DAF in Westerlo.
Op dat vlak houd ik dus de continuïteit aan, terwijl ik tegelijkertijd bezig ben de regelgeving te hervormen. Dat moeten we trouwens naar buiten brengen omdat we de bedrijven zelf ook tot een onderzoek en een reactie moeten aanzetten. Op die manier komt er dan een regelgeving die veel beter geënt is op de behoeften die de bedrijfsleiders hebben.
Het is dus niet de bedoeling dat we alweer een decreet opstellen dat de reële behoeften voorbijschiet. Meestal zijn we immers te laat en hollen we achter de feiten aan. De bedoeling van deze discussie is precies om wetgevend alleen nog maar dat vast te leggen wat beantwoordt aan de reële belangen en behoeften, ongeacht de economische crisis.
Het lijkt me dan ook evident dat bepaalde onderdelen daarvan voortdurend moeten worden bijgestuurd. Het is bovendien ook noodzakelijk omdat we alleen op die manier de efficiëntie van die maatregelen kunnen garanderen.
Bij de hervorming van de ecologiesteun worden eveneens een aantal uitgangspunten vooropgesteld. Ten eerste is er de resultaatsverbintenis, wat nogal evident is. Ten tweede is er de administratieve vereenvoudiging door het gebruik van een limitatieve lijst van technologieën en het gebruik van een internettoepassing. Ten derde is er dan nog de budgettaire beheersbaarheid via diverse beperkingen.
De energie-investeringen moeten leiden tot een vermindering van de CO2-emissies. Ik geef het voorbeeld van een bedrijf dat bezig is met het maken van een aluminiumcoating die steeds meer in wagens wordt gebruikt. Die coating haalt het gewicht enorm naar beneden en levert op die manier een zeer grote bijdrage tot het verminderen van de CO2-emissies.
Dergelijke zaken zijn in de praktijk dus bezig. Nu moeten we nagaan op welke manier we dat verder kunnen stimuleren. Ook de milieu-investeringen betreffende efficiënter gebruik van grondstoffen en het gebruik van milieuvriendelijke technologieën moeten blijven behoren tot de uitgangspunten van het beleid. De KMO's moeten bij deze steunverlening positief gediscrimineerd worden. Ik veronderstel dat iedereen het daar wel mee eens zal zijn.
Inzake verantwoord ondernemerschap zal de bestaande adviespremieregeling worden bijgestuurd. Dit zal onder meer gebeuren door de doelgroep uit te breiden, door de soorten adviespremies te verruimen, door de subsidieplafonds en de frequentie van de aanvragen te verhogen en door de uitbetalingsprocedure en de erkenning van de bedrijfsadviseurs te versoepelen. Tevens zal de subsidiëring van een trajectbegeleiding bij haalbaarheidsstudies worden ingevoerd.
Ik heb al een belangrijke maatregel ingevoerd om vreemde investeerders aan te trekken. Ik heb namelijk het Amerikaanse systeem van 'one-stop shopping' ingevoerd. Er zijn vier dossiers waar één persoon van de Dienst Investeren in Vlaanderen op wordt gezet. Die persoon volgt de dossiers in kwestie van begin tot einde bij al de verschillende overheden.
Het is namelijk heel belangrijk dat we in de praktijk bewijzen dat we het zo voor vreemde investeerders gemakkelijker maken. Neem van mij aan dat buitenlanders niet altijd te spreken zijn over de administratieve rompslomp hier. Als ze alle verschillende loketten moeten passeren, weten ze vaak niet meer waar ze nog terechtkunnen voor bepaalde zaken. Daar doen we in de praktijk dus iets aan. Voor al onze nieuwe dossiers zorgen we dan ook echt dat dit op een gemakkelijker manier kan verlopen.
Een andere maatregel om het ondernemerschap te bevorderen is de introductie van opleidingscheques voor alle ondernemingen. Een deel van de meertewerkstellingspremies is daarop gericht. In dat verband wacht ik nog op het advies van de Raad van State. Men had ons gezegd dat dit tegen midden oktober klaar zou zijn, maar we zijn nu al begin november. Zodra dat advies er is, kunnen we deze maatregel in het parlement bespreken.
We zijn nu echter wel al bezig met de voorbereiding voor het implementeren van deze maatregel. Mijn administratie is volop bezig met de uitwerking van een website. Dit zal immers gebeuren via een 'call system', dat klaar zal zijn tegen 1 januari.
Ik hoop dat er op 1 januari ook al een decreet zal zijn, maar daarvoor moeten we uiteraard nog wachten op het advies van de Raad van State. Als dat advies binnen is, kunnen we met de bespreking beginnen en kunnen we de opleidingscheques operationeel maken. Het betreft hier een duidelijke lineaire maatregel. De cheques zullen door iedereen via een administratief vereenvoudigde procedure via internet kunnen worden aangevraagd.
Mijnheer de voorzitter, ik denk dat ik hiermee op de vragen van de interpellanten heb geantwoord. We hebben budgettair niet afgebouwd. Integendeel, ten opzichte van twee jaar geleden is er een verhoging met 1 miljard frank. Naar aanleiding van de moeilijkheden bij Opel Belgium hebben we ook nooit gezegd dat we geen expansiesteun meer zouden hebben. We zoeken echter naar lineaire maatregelen die wellicht beter in staat zijn te beantwoorden aan de behoeften van het bedrijfsleven. We zullen ervoor zorgen dat er een eenvoudige, toegankelijke en transparante regelgeving komt. Daar is iedereen immers mee gediend.
De voorzitter : De heer Schuermans heeft het woord.
De heer Eddy Schuermans : Mijnheer de minister, u hebt omstandig uw visie ontwikkeld. Ik herken daarin wat u in het verleden al hebt verkondigd.
We blijven natuurlijk fundamenteel van mening verschillen. U bent uw uiteenzetting begonnen met te zeggen dat u een aantal mensen van enkele bedrijven hebt ontmoet. U stelt dat een van die mensen het volgende heeft gezegd : indien de expansiesteun er niet komt, komt de investering er toch. Daarmee hebt u willen illustreren dat die expansiesteun eigenlijk niet relevant is.
Minister Jaak Gabriels : Dat heb ik niet gezegd.
De heer Eddy Schuermans : U zegt dat het voor het bedrijf niet uitmaakt of die steun al dan niet wordt gegeven. Dan is er maar één conclusie : schaf dit systeem dan af. Dan heeft die steun inderdaad geen zin. Als u met die uitspraak wilt aantonen dat het niet van dien aard is dat het ingrijpend is voor bedrijfsbeslissingen, dan is er maar één remedie : schaf het af.
De heer Laverge gebruikt eigenlijk dezelfde toon. Hij zegt dat het bedrijfsleven die steun eigenlijk niet vraagt. Wat wil het bedrijfsleven? Ik heb niet de pretentie om te kunnen spreken voor het bedrijfsleven. (Opmerking van de heer Jacques Laverge)
Ik laat dat over aan de vertegenwoordigers van sociale organisaties en richt me op resultaten van peilingen in bedrijven. Ik baseer me niet op mijn intuïtie. Zowel het VEV als Unizo ijveren voor een herwaardering van de expansiesteun. Ze willen niet dat de Vlaamse regering de expansiesteun afbouwt, maar vragen om meer te investeren in de groeikracht van de Vlaamse economie. In de SERV zijn niet enkel de patronale organisaties, maar ook de werknemersorganisaties voorstander van een ondersteuningsbeleid.
Natuurlijk bestaat het systeem reeds decennialang, maar het is in de loop der jaren onder de ministers Van den Brande en Van Rompuy meer selectief geworden. Dat was de wens van ons allen. De basissteun werd herleid tot een absoluut minimum en in sommige gevallen tot nul. Door selectiviteit willen we bepaalde doelstellingen realiseren. Dat is een goede benadering, maar het is iets volledig anders dan het afschaffen van de expansiesteun of dan de confrontatie met een lastenverlaging.
Uiteraard zijn de bedrijven voorstander van een lastenverlaging. Welke bedrijfsleider kan daar tegen zijn? De lastenverlaging behoort echter tot een andere discussie. Het is een federale bevoegdheid. Als regio beschikken we over een bijna exclusieve bevoegdheid op het vlak van het ondersteuningsbeleid. Onze discussie moet zich toespitsen op de vraag wat we doen met het daarvoor beschikbare instrumentarium.
Ik beschik ook over uitspraken van vertegenwoordigers van Fabrimetal-Vlaanderen. Een ervan stelde dat het expansiebeleid een hefboom is voor het economisch beleid van Vlaanderen. Het gaat over uitspraken van mensen die voor sectoren kunnen spreken, maar er is ook een peiling geweest in afzonderlijke KMO's. Samen met de administratieve vereenvoudiging, heeft de expansiesteun aan bedrijven heel slecht gescoord. Amper 13 percent van de ondervraagden kan het werk van de Vlaamse regering op dat punt goed noemen. Dat wijst er toch op dat ook in de individuele bedrijven een nood bestaat.
We zijn geen alleenstaand geval in Europa. Algemeen beschouwd, is de steun in de Europese Unie gedaald. Dat is te danken - of te wijten - aan een aantal beslissingen in een beperkt aantal landen of regio's, waaronder Vlaanderen. Toch blijven de regio's zich uitputten in het leveren van heel zware inspanningen voor de eigen bedrijven en voor het aantrekken van nieuwe bedrijven. Vanuit zijn positie klaagt Europees Commissaris Monti dit zelfs aan. Indien we geen concurrentiehandicap wensen, dan moeten we onze verantwoordelijkheid opnemen.
Mijnheer de minister, u zegt dat u een gedeelte van de middelen voor expansiesteun zult behouden en dat u het ad hoc zult besteden. Ik vind dit een slechte aanpak. Ad hoc wil immers zeggen dat er op voorhand geen rekening mee kan worden gehouden. De steun kan bijgevolg niet in een bedrijfsplanning worden opgenomen. Dit alles ondergraaft het systeem. Lukraak en à la tête du client beslissen, vind ik niet getuigen van een goede aanpak. Als er een regelgeving is, dan moet die permanent en voor iedereen op dezelfde manier worden toegepast.
De voorzitter : De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben geen verdediger van het steunsysteem dat u hebt geërfd van minister Van Mechelen. Vroeger zijn trouwens een aantal zaken verkeerd gelopen. Ontsporingen ten belope van 8 miljard frank zijn daarvan het bewijs. Bijgevolg zijn aanpassingen nodig. Het is dan ook niet meer dan logisch dat we regelmatig hebben gediscussieerd over de aanpak. Uit die discussies is het kaderdecreet ontstaan. We proberen lessen te trekken uit de ontsporingen van het verleden en proberen ook rekening te houden met de Europese richtlijnen en met de huidige politieke constellatie. Ik begrijp dat u het gedistilleerde kader blijft verdedigen. Ik herhaal dat ik geen voorstander ben van het oude model. Wel zijn er voldoende redenen om het bestaande model een kans te geven.
Ik heb geen moeite met het pleidooi voor een lastenverlaging, maar het debat erover moet worden gehouden op het bevoegde niveau. De federale regering heeft een aantal beslissingen genomen. U hebt erop gewezen dat één daarvan, de lineaire lastenverlaging ten belope van 30 miljard frank per jaar, niet kan worden behouden omwille van budgettaire redenen. Het effect van de beslissing moet worden geëvalueerd en als de situatie het toelaat, kan de maatregel misschien worden hernomen. Het gaat echter over een beslissing die is genomen op federaal vlak, want ze volgt uit de verdeling van bevoegdheden. U hebt gelijk dat dit niet de boodschap is die we aan de man of vrouw in de straat, of aan de bedrijfsleiders moeten sturen, maar we moeten onze politieke discussie baseren op de bevoegdheidsverdeling. Lastenverlagingen behoren tot de bevoegdheden van de federale overheid, maar wij kunnen ingrijpen in twee belangrijke domeinen : die van de steun en die van het omgevingsbeleid. Deze twee gewestmateries moeten we zoveel mogelijk uitputten en ze aanpassen aan de economische context. Die context is vandaag trouwens heel anders dan twee jaar geleden. De ingewikkelde regelgeving uit het verleden moet natuurlijk worden aangepast.
Ik begrijp dat u het decreet van uw voorganger blijft verdedigen en dat de invulling ervan zo duidelijk en eenvoudig mogelijk zal gebeuren via uitvoeringsbesluiten. We zullen de discussie over het kostenplaatje nog voeren op het daartoe geschikte moment. Ik wil u alleen nog vragen op welke wijze u het begrip lineariteit zult invullen, want ik begrijp niet goed wat het voor u betekent. Als u ermee bedoelt dat een duidelijk antwoord moet worden gegeven op een vraag om steun, dan is dat een nieuwe definitie, maar dan kan ik ermee akkoord gaan. Als lineariteit slaat op een bepaald bedrag dat aan god-weet-wat wordt gegeven, dan lijkt het me moeilijk in het decreet in te passen.
De voorzitter : De heer Van Goethem heeft het woord.
De heer Roland Van Goethem : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb uit uw antwoord onthouden dat wordt gestreefd naar een Vlaamse lastenverlaging. Ik kan dat enkel toejuichen. Het is juist dat dringend iets moet worden gedaan aan de doorzichtigheid van de maatregelen. Het is immers niet enkel zo dat een aantal KMO's de steun niet aanvragen omdat dat zo ingewikkeld is, een aantal KMO's heeft zelfs geen weet van de mogelijkheid tot steun. Dit is vooral het geval voor kleine ondernemingen. Een ingreep is dan ook dringend nodig.
U deelde ook mee dat nog een deel expansiesteun overblijft dat ad hoc zal worden verdeeld. Ik kan me moeilijk voorstellen dat expansiesteun zomaar lineair onder alle bedrijven kan worden verdeeld. Expansiesteun is voor mij sowieso een ad-hocmaatregel. (Opmerkingen van de heer Eddy Schuermans)
De voorzitter : De heer Laverge heeft het woord.
De heer Jacques Laverge : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de interpellaties zijn uitgegroeid tot een boeiend debat. Wellicht wordt het de kiem van een aantal ideeën en initiatieven.
We mogen niet uit het oog verliezen dat de regering drie belangrijke opties heeft genomen. Ten eerste zullen de ondernemingen worden gestimuleerd wanneer ze milieu-investeringen doen. Dat is een belangrijk accent. We hebben bepaald dat onze bedrijven een aantal milieuaspecten moeten inbouwen. Die aspecten vormen echter een belangrijke kost voor de bedrijven. Vooral de grondsanering maakt een belangrijk deel uit van de bedrijfskosten. We moeten de bedrijven hierbij selectief steunen.
Ten tweede - en daar sluit ik me aan bij de heer Stassen - zijn de omgevingsfactoren voor het bedrijfsleven soms veel belangrijker dan gelijk welke vorm van steun. Misschien herinnert u zich nog het gesprek met de Dienst Investeren in Vlaanderen. Uit de door de DIV gevoerde enquête bleek dat de criteria op grond waarvan een bedrijf naar Vlaanderen kwam, vooral de volgende zijn : omgevingsfactoren, ligging, beschikbaarheid van gronden, administratieve vereenvoudiging, mobiliteit en bereikbaarheid. Expansiesteun zelf scoorde daarbij veel minder. Het zou misschien goed zijn aan de resultaten van die enquête een debat te wijden. Zo kunnen we precies te weten komen welke criteria gehanteerd worden voor de inplanting van bedrijven.
Ten derde wens ik te verwijzen naar de steun voor technologische vernieuwing van ons economisch patrimonium. Niet alleen deze regering, maar ook de vorige regeringen hebben hier een belangrijk aandachtspunt van gemaakt. Toenmalig minister-president Van den Brande heeft op dit vlak belangrijke positieve zwenkingen doorgevoerd, onder meer via het IWT en de VITO. Al die organen werden onder de vorige legislatuur gedynamiseerd. Deze dynamiek wordt ook door deze regering voortgezet. Uiteraard juich ik dit toe. Op grond van mijn ervaring in het bedrijfsleven en in diverse economische organisaties kan ik stellen dat heel wat bedrijven, waaronder heel wat KMO's, sterk geïnteresseerd zijn in steun voor research op het vlak van processing en productvernieuwing, een interesse die vaak groter is dan die voor algemene expansiesteun.
Ik stond erop die drie elementen even aan te reiken in de hoop geen achterhaalde technieken te implementeren. Het zou een grote vergissing zijn de in de jaren zestig gehanteerde expansiesteuntechnieken opnieuw in te voeren.
De voorzitter : Het is dus duidelijk dat de regering opteert voor lineariteit, en niet voor specificiteit. Ik sluit me echter aan bij de heer Stassen die verklaarde dat de voorwaarden voor die lineariteit vrij vaag blijven. Met betrekking tot dienstverlening zijn de zaken wel duidelijk. Websites bijvoorbeeld zijn voor iedereen even toegankelijk, dus volledig lineair. Wat echter onduidelijk is, is de wijze waarop men het geld lineair kan laten toekomen. Indien dit via lastenverlaging gebeurt, dan bevinden we ons tot nader order op federaal niveau. Gaat het over een herverdeling van de middelen die wel binnen onze bevoegdheid liggen, dan moet evenwel een andere soort lineariteit worden ingevoerd.
U hebt als voorbeeld verwezen naar Opel. De aldaar ingevoerde lastenverlaging leverde een bedrag op van circa 300 miljoen frank. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat het om een recurrente ingreep gaat, gespreid over verschillende jaren. Als men de booms en recessies van de economie daar niet in calculeert, dan zal men in een slechte periode terechtkomen met veel minder inkomsten om die uitgaven te kunnen dekken.
Er werd hier ook verwezen naar een fonds of een instrument, ad hoc aan te wenden bij speciale aangelegenheden. Mijns inziens is dat een heel gevaarlijk systeem. Indien men daar toch op blijft aandringen, zou ik opteren voor de oprichting van een specifiek fonds met transparante omgevingsnormen en duidelijke voorwaarden zodat het 'ad hoc' niet kan verzeilen in een 'à la tête du client'.
Minister Gabriels heeft het woord.
Minister Jaak Gabriels : Ik wens nog even enkele misverstanden uit de wereld te helpen.
Mijnheer Schuermans, ik heb niet gezegd dat die steun niet van betekenis zou zijn. Ik heb enkel gezegd dat bepaalde bedrijven zich in hun beslissing om uit te breiden of om een nieuwe vestiging in te planten maar weinig laten leiden of beïnvloeden door het al dan niet steun krijgen.
U hebt ook verwezen naar het VEV, de Unizo en Agoria. Welnu, precies die drie zijn vragende partij voor lineaire maatregelen. (Opmerkingen van de heer Eddy Schuermans)
Ik heb de bestuursraden van die organisaties bijgewoond en kan u zeggen dat met name het VEV en Agoria mij op het hart hebben gedrukt aldus te werk te gaan. Wat de Unizo betreft, hebt u verwezen naar die 13 percent. Weet u waarom de zelfstandigen in die zin reageren op expansiesteun? Omdat die expansiesteun meestal aan hun neus voorbijgaat! Het is om die reden dat KMO's daar geen voorstander van zijn en dat zij zeggen dat alles naar de grote bedrijven gaat, terwijl zij geen frank krijgen.
Wat betekent nu 'ad hoc'? Ad hoc zal altijd wel 'à la tête du client' zijn, zoals door de voorzitter gesteld. Ik heb steeds uitdrukkelijk gezegd dat het voor mij om expansiesteun én om lineaire steun moet gaan. Ad hoc betekent dat een instrument moet kunnen worden ingezet in een specifieke situatie. Punctueel zou een synoniem kunnen zijn. (Opmerkingen van de heer Eddy Schuermans)
De heer Laverge heeft daarnet de drie doelstellingen van het beleid opgesomd. Opleiding en omgevingszorg spelen daarin een belangrijke rol. Dit zijn trouwens de elementen die de Europese Commissie nu aanvaard heeft als criteria om nog steun te kunnen verlenen. Dit is een belangrijk gegeven dat ondertussen daadwerkelijk door de bedrijven in de praktijk wordt toegepast. Ik heb daar deze morgen reeds een voorbeeld van gegeven.
Wat we zeker moeten doen, is het aanhouden van voldoende druk op de federale regering. Als zij regelmatig op ons druk uitoefenen, dan mogen ook wij eens op hen druk uitoefenen. Het gaat niet op de verantwoordelijkheid op slechts één niveau te verhalen. Dit is trouwens een onderscheid dat de burgers niet zien. Voor hen is dat allemaal één geheel. Wat het budget betreft, is ons resultaat op federaal niveau zo goed dankzij onder meer de overschotten die Vlaanderen creëert. De federale overheid heeft ons dus nodig in sommige situaties, zodat wij ook druk mogen uitoefenen als het om een prioriteit van het bedrijfsleven gaat.
Ik meen hiermee alle bijkomende vragen beantwoord te hebben.
De voorzitter : Het incident is gesloten.