Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 25/10/2001
Interpellatie van mevrouw Sonja Becq tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, en tot de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de tewerkstelling van personen met een handicap
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van mevrouw Becq tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, en tot de heer Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de tewerkstelling van personen met een handicap.
Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Ik twijfelde even over bij wie ik de vraag omtrent tewerkstelling van personen met een handicap moest indienen. Uiteindelijk is de vraag vooral ook ingegeven vanuit het aspect tewerkstelling in het reguliere circuit, zij het dat dit vaak gebeurt met ondersteuning vanuit het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap. In het perspectief van wat de regering voorstelt, dacht ik dat al wat personen met een handicap en tewerkstelling aangaat allemaal onder het grote departement Economie en Werkgelegenheid zou ressorteren.
Ik heb echter geoordeeld in het perspectief van wat de regering voorstelt : alles wat met personen met een handicap en tewerkstelling te maken heeft, valt onder het grote departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw. Daarom dacht ik dat het misschien toch wel goed was om die vraag hier te stellen. Bovendien is het zo dat de regering enige tijd geleden nog eens opnieuw onder de aandacht heeft gebracht dat men ook vanuit de Vlaamse administratie wat incentives wil geven en dat men ook daar die aandacht voor tewerkstelling van personen met een handicap meeneemt.
Vanuit verschillende hoeken werden mij vragen gesteld die allemaal te maken hebben met die tewerkstelling van personen met een handicap. Ik heb al die vragen nu samengebracht om ze allemaal samen onder uw aandacht te brengen. Mensen met een handicap worden immers met heel wat problemen geconfronteerd wanneer ze aan het werk willen raken of aan het werk zijn. Soms zijn het misschien kleine problemen, maar vaak zijn het ook kleine problemen met grote gevolgen voor de mensen die ermee te maken hebben.
Wanneer mensen die blind zijn een opleiding willen volgen, moeten ze aangepast studiemateriaal hebben. Soms gaat het dan echt om gespecialiseerde apparatuur die ze nodig hebben voor hun opleiding of voor hun werk later. Die kostprijs voor het omzetten van studiemateriaal wordt wel voorgelegd aan het Vlaams Fonds, maar wanneer men zo'n opleiding wil aanvatten of wanneer men zo'n opleiding volgt, is men niet altijd vooraf zeker dat men die vergoeding ook effectief zal krijgen.
Zou men daarom niet kunnen verwachten dat opleidingscentra zoals die van de VDAB er uiteindelijk zelf mee voor zorgen dat hun leergangen toegankelijk zijn voor personen met een handicap? Zo zouden de VDAB-opleidingscentra, eventueel in overleg met het Vlaams Fonds, die nodige hulpmiddelen ter beschikking kunnen stellen. Desgevallend kunnen die dan voor verschillende personen met een soortgelijke handicap gebruikt worden. Op die manier wordt in ieder geval vermeden dat de persoon met een handicap zelf zijn eigen materiaal moet meebrengen.
Inzake wervingsexamens hoor ik ook verschillende vragen. Ik hoor bijvoorbeeld het verhaal van een wervingsexamen voor jurist, waarbij een blinde deelnemer vraagt gebruik te mogen maken van zijn eigen materiaal : een brailleregel, een pc en een wetboek op cd-rom. Hij had dat materiaal zelf meegebracht. Oorspronkelijk werd hem toegezegd dat hij dat mocht gebruiken. Nadien werd dat echter geweigerd met als argument dat men niet zeker was dat hij die aanpassingen wel echt nodig had. Men zei ook dat hij op die manier misschien een voordeel zou hebben tegenover de andere kandidaten. Er werden dus heel wat discussies gevoerd. Voor de betrokken persoon was het uiteindelijk onmogelijk om deel te nemen aan dat wervingsexamen. De beschikbare hulpmiddelen die hij nodig had, kon hij immers niet gebruiken.
Mijnheer de minister, kan er hierrond geen regeling worden uitgewerkt, zodat er ook voor zo'n wervingsexamen - eventueel in een communicatie met het opleidingscentrum - duidelijke richtlijnen zijn inzake beschikbaarheid van materiaal voor personen met een handicap in functie van de handicap die ze hebben? Momenteel worden hulpmiddelen wel terugbetaald, ook door het Vlaams Fonds, indien de betrokkene wordt aangeworven. Als ik meedoe aan een wervingsexamen, weet ik echter nog niet of ik zal worden aangeworven. Ook hier blijf ik dus weer met die onzekere factor zitten. Moet ik zelf als persoon met een handicap materiaal aanschaffen voor mijn opleiding of voor een wervingsexamen? Als ik niet zeker weet dat ik zal worden aangeworven, zijn dit misschien supplementaire kosten die ik niet kan opbrengen. Dit is dus echt wel een serieuze hinderpaal. Ook de werkgever kan dat niet vooraf bekostigen. Hij weet immers ook niet op voorhand of de capaciteiten van de betrokkene wel beantwoorden aan de eisen die hij stelt.
Een soortgelijk probleem werd mij gesignaleerd inzake specifieke opleidingscentra voor personen met een handicap. Men heeft me echter verteld dat de regelgeving dienaangaande ondertussen wel zou zijn aangepast. Als bepaalde voorwaarden zijn vervuld, wordt die bijscholing in gespecialiseerde opleidingscentra mogelijk gemaakt en wordt er daarvoor ook in de nodige financiering voorzien.
In de opleidings- en revalidatiecentra vinden we nog een ander probleem. Wanneer daar attesten worden behaald door personen met een handicap, hebben die niet altijd een officiële waarde. Daardoor geven ze dus ook niet altijd toegang tot een job die via andere - officieel erkende - diploma's wel toegankelijk is. Kan de overheid daarvoor geen oplossing bedenken? Worden er momenteel in dat verband mogelijkheden onderzocht?
Ten slotte wil ik nog dit laatste punt aanhalen. Men heeft mij erop gewezen dat bij de overheid de verplichting bestaat om een bepaald percentage personen met een handicap tewerk te stellen. In de privé sector heeft men daarvoor CAO 26 of de inschakelingspremie. Op die manier wordt de privé-sector aangemoedigd om personen met een handicap tewerk te stellen. Er werd me echter de situatie van een blinde gesignaleerd. Hij wilde een job bij het parket. Daar werd hem echter gezegd dat men hem wel wilde tewerkstellen en dat men enigszins rekening wilde houden met het rendementsverlies, maar dat men het niet zou kunnen verdedigen - ook niet ten opzichte van de andere collega's - dat hij een beschermd statuut zou krijgen. Als er met een beperkt budget moet worden gewerkt, wil men toch een maximaal rendement halen.
Ik ben er zelf niet zo echt voorstander van om vanuit de Vlaamse overheid premies te geven, ook aan de federale overheid of aan andere departementen, om mensen met een handicap in te schakelen in de openbare diensten. Tegelijk vraag ik me wel af hoe de Vlaamse overheid de werkgelegenheid voor mensen met een handicap binnen de openbare sector - Vlaams, federaal, gemeentelijk of provinciaal - kan stimuleren.
Mijnheer de minister, al deze zaken worden door personen met een handicap als hinderpalen ervaren bij de uitbouw van een loopbaan in het gewone arbeidscircuit. In welke mate voert deze regering - stapsgewijze - een beleid om de hinderpalen die deze mensen ondervinden aan te kaarten en om er concrete oplossingen voor te bieden? Zijn er in de verschillende denkrichtingen al initiatieven genomen? Wat zijn terzake de perspectieven op korte en op middellange termijn?
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Mevrouw Becq, het uitgangspunt was niet eenvoudig, het was namelijk moeilijk te bepalen aan welke minister de vraag gesteld moest worden. In het kader van het beter bestuurlijk beleid zal een en ander eenvoudiger worden omdat we de professionele integratie in de toekomst volledig bij de minister van Werkgelegenheid zullen plaatsen. Dit slaat dan ook op de beschutte werkplaatsen en dergelijke meer. Dit zal het mogelijk maken om meer geïntegreerd te werken.
Er bestaat al meer dan een jaar een goede afspraak met de sociale partners, alsook met de minister van Welzijn, om de problematiek van de arbeidsgehandicapten erbij te betrekken. Als voorbeeld geef ik de introductie van de ATP-diensten in de Werkwinkels. Dit wordt geschraagd vanuit de invalshoek van samenwerking, in de hoop die doelgroep permanent op te nemen. Dit zou ons moeten helpen om de door u aangehaalde concrete voorbeelden in de praktijk op te lossen. U kunt zelf vaststellen dat er duidelijk evolutie is vermits een aantal van uw voorbeelden reeds achterhaald zijn.
Wat de opleiding en het studiemateriaal betreft, kan ik het volgende antwoorden. Waar het VF-SIPH niet tussenkomt, kan men creatief inspelen op de subsidiëring in het kader van het positieve actieplan. In het kader van het Vesoc-akkoord verlenen we immers niet alleen steun ten behoeve van de allochtonen, maar net zo goed ten behoeve van arbeidsgehandicapten. Met een subsidie van ongeveer 500.000 frank kan men een deel van de kostprijs van het opleidingsmateriaal recupereren. Dit gebeurt via de organisatie die de opleidingen verzorgt. Dit stelt ons in de mogelijkheid bepaalde situaties recht te trekken door middel van werkgelegenheidsfinanciering.
Wat de problematiek van de wervingsexamens en de rol van de overheid in deze aangelegenheid betreft, kan ik u het volgende antwoorden. De Vlaamse regering heeft een Positief Actieplan 2001 goedgekeurd ten gunste van zowel allochtonen als personen met een handicap. Op grond daarvan onderzoekt de overheid wat in het bijzonder voor arbeidsgehandicapten kan worden gedaan vanaf de aanwerving en waarop in het bijzonder moet worden gelet. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan het sollicitatieformulier of aan de manier waarop examens worden georganiseerd, en dit in de hoop om via een checklist en een operationele groep onder meer de door u aangehaalde situaties op te vangen.
Een en ander kadert dus in ons doelgroepenactieplan, met als één van de specifieke doelgroepen de arbeidsgehandicapten.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mijnheer de minister, graag had ik de volledige tekst van uw antwoord gekregen. Ik zal dit antwoord dan later grondig nalezen.
U zegt dus over meer mogelijkheden te beschikken om in het kader van positieve actieplannen een en ander te organiseren. Ik zou er dan ook voor willen pleiten dat daar daadwerkelijk iets mee gebeurt.
Moet dit worden toegekend aan één persoon of kan dit middelen genereren voor zaken die ter beschikking kunnen worden gesteld van verschillende personen met een gelijkaardige handicap? Dit zou mijns inziens veel efficiënter zijn dan een soort volgbudget omdat daardoor een continu systeem van hulpmiddelen, ter beschikking staand van personen met een handicap, kan worden uitgewerkt.
Ik benader dit vanuit een positief perspectief en zal blijven nagaan in welke mate daar iets mee gedaan wordt.
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Ik zal u de tekst bezorgen. Mocht dit wat te lang duren, aarzel dan niet mij eraan te herinneren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.