Commissie voor Cultuur, Media en Sport Vergadering van 16/10/2001
Interpellatie van mevrouw Niki De Gryze tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, over de financiële problemen van het Poëziecentrum in Gent
Vraag om uitleg van de heer Dirk Holemans tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, over de situatie van het Gentse Poëziecentrum
Vraag om uitleg van de heer Dany Vandenbossche tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, over de jaarlijkse dotatie die aan het Vlaams Fonds voor de Letteren, het VFL, wordt toegekend
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van mevrouw De Gryze tot de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, over de financiële problemen van het Poëziecentrum in Gent, met daaraan toegevoegd de vragen om uitleg van de heer Holemans tot minister Anciaux, over de situatie van het Gentse Poëziecentrum en van de heer Vandenbossche tot minister Anciaux, over de jaarlijkse dotatie die aan het Vlaams Fonds voor de Letteren, het VFL, wordt toegekend.
Mevrouw De Gryze heeft het woord.
Mevrouw Niki De Gryze : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, op 1 januari 1997 erkende de toenmalige minister van Cultuur het Poëziecentrum in Gent als Vlaams-Nederlands steunpunt voor Nederlandstalige poëzie in Europa. Het centrum was toen al 16 jaar actief.
Het Poëziecentrum is een informatie-, documentatie- en studiecentrum voor Nederlandstalige poëzie en voor in het Nederlands vertaalde buitenlandse poëzie. In de bibliotheek van de instelling zijn 28.000 poëziebundels, bloemlezingen en andere werken beschikbaar. Bovendien zijn er 4.000 knipselmappen, tijdschriften en een archief. Het Poëziecentrum is een van de belangrijkste poëzie-uitgeverijen en heeft een eigen poëziekrant. Het organiseert activiteiten ter promotie van de poëzie, zoals de Poëzieroute tijdens het Keizer Kareljaar. Vroeger organiseerde het ook zeer interessante literatuurmiddagen, maar door de financiële moeilijkheden gingen die in 1998 een heel jaar niet door. De literatuurmiddagen zijn nadien omgedoopt tot De Paarse Zetel. De vergoedingen voor de schrijvers zijn ten laste van de bibliotheek. De vergoedingen voor de andere geïnterviewden, zoals de heer Deruddere aanstaande donderdag, zijn ten laste van de dienst Culturele Zaken van de stad Gent.
Zo ziet u dat de financiële problemen van het centrum niet van vandaag of gisteren, maar wel van eergisteren dateren. Ik weet niet of er in deze kwestie een bevoegdheidsverdeling kan gebeuren tussen een zakelijke en een artistieke directeur? De heer Tibergien zou dan artistiek directeur worden. Dat zou natuurlijk nog meer geld kosten.
Op 23 augustus 2001 berichtten verschillende kranten opnieuw over problemen. Het centrum heeft te kampen met plaatsgebrek en een tekort aan mankracht. Vorig jaar heeft het trouwens gebrand in het centrum en de overheid moet daar nog altijd geld voor betalen.
De stad Gent helpt het centrum volop bij het zoeken naar een nieuwe locatie. Welke locaties komen in aanmerking? Er is het Stadsarchief in de Abrahamstraat. Er is de Bijlokesite waar het toneelconservatorium reeds is gevestigd. Op de Vrijdagsmarkt staat een gebouw van twee verdiepingen dat in aanmerking komt. De laatste optie is een nog ongekende locatie : een huurhuis in het centrum van Gent. De stad Gent zal ook financieel een steentje bijdragen.
De provincie heeft in 1999 de subsidies opgetrokken van 310.000 frank naar 560.000 frank. Nu is de subsidie echter verminderd tot 500.000 frank. De heer Tibergien, directeur van het centrum, dreigde eerst het Poëziecentrum te Gent te sluiten en er op 31 december 2001 mee naar Nederland te verhuizen, indien het Vlaams Fonds voor de Letteren de subsidies niet verdubbelt.
Ik weet dat het VFL een autonome instelling is, maar dat mag voor de minister geen reden zijn om niets te ondernemen. Het VFL voert immers het letterenbeleid van de minister van Cultuur uit. Bovendien is de aanwezigheid van een regeringscommissaris bij elke bestuursvergadering volgens het fonds een duidelijk bewijs van rechtstreekse controle vanwege de minister. Het VFL geeft toe dat 7 miljoen frank te weinig is om te professionaliseren. Is het dan niet mogelijk het bedrag dat het fonds moet verdelen, te verhogen?
Het Poëziecentrum is uniek in Vlaanderen en heeft opvoedkundige waarde. In de beleidsnota 2000 tot 2004 van de minister, die een concrete uitwerking is van de basisopties van het regeerakkoord, staat dat een aantal instellingen en initiatieven de literaire scene op landelijk niveau hebben gebracht. Verder staat erin dat door het Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur, het Poëziecentrum en de poëziezomer van Watou spraakmakende initiatieven tot stand kwamen en dat die dynamiek kansen moet blijven krijgen. Bovendien lezen we dat het wenselijk is dat er in drie grote steden een herkenbaar literatuurhuis met een specifiek karakter actief is. In Gent vervult het Poëziecentrum die rol. Het moet dus verder worden uitgebouwd.
Ik wens van de minister te vernemen of hij alles in het werk zal stellen om het centrum in al zijn facetten de financiële mogelijkheid te bieden om in Vlaanderen te blijven en verder uit te bouwen.
De voorzitter : De heer Holemans heeft het woord.
De heer Dirk Holemans : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, in De Standaard verscheen er een oproep, ondertekend door meer dan honderd personaliteiten, die ons wees op de chronische en acute problemen van het Poëziecentrum. Ik zeg chronisch omdat enig zoekwerk in het archief van dit parlement mij leerde dat mevrouw Maes enkele jaren geleden al zei dat een van de problemen van het cultuurbeleid is dat de instellingen net iets te weinig krijgen om goed te kunnen functioneren. In de oproep ging het zowel over financiële als over huisvestingsproblemen.
De Gentse schepen van cultuur, de heer Van Rouveroij zei in zijn antwoord op een vraag van Agalev-gemeenteraadslid Watteeuw dat er reeds enkele opties werden geformuleerd. Op Vlaams niveau stelde de minister dat de politiek van het Poëziecentrum behoort tot de bevoegdheid van het autonome VFL.
Het fonds reageerde heel kordaat op de oproep. Het zei dat het achter het bewind van de minister staat, zoals verwoord in de beleidsnota Cultuur. Daarin staat het centrum omschreven als een spraakmakend initiatief dat nog kansen moet krijgen. Het fonds zegt ook dat dergelijke organisaties geen subsidies moeten verwachten voor activiteiten die niet onder de bevoegdheid van het fonds vallen. Volgens het fonds zijn de documentatiefunctie en de uitgave van de Poëziekrant prioritair. De archiveringsfunctie moet een plaats krijgen in het erfgoedbeleid. Manifestaties wil het fonds eveneens niet ten volle ondersteunen. Het Vlaams Fonds voor de Letteren besluit dat er op korte termijn nood is aan een breed overleg over de archieffunctie. Het Gents Poëziecentrum zegt dat het een geïntegreerd centrum voor poëzie is, met een aantal functies die aan elkaar verbonden zijn en die elkaar versterken. Het voorstel van het fonds om het centrum op te splitsen in een aantal entiteiten die afzonderlijk kunnen worden gesubsidieerd, erkent de unieke geïntegreerde functie van het centrum niet. Na anderhalf jaar onderhandelen is er nog steeds geen meerjarenovereenkomst afgesloten en de omschrijving van het focuspunt ontbreekt.
Ik sluit me aan bij de reactie van minister Anciaux dat de overheid in een fonds niet continu mag ingrijpen. Aan de andere kant is er de beleidsnota Cultuur waar het Poëziecentrum in vermeld wordt en waar ook het VFL zich achter schaart. Er is een gezond spanningsveld, maar we moeten erop toezien dat het goed afloopt.
Wat is de timing voor de afronding van het dossier focuspunten, meer bepaald voor het afsluiten van meerjarenovereenkomsten? Wat is uw houding, minister Anciaux, tegenover de stelling van het VFL dat het enkel twee van de vier pijlers van het Poëziecentrum, de documentatiefunctie en de Poëziekrant, wil ondersteunen? Na de oproepen in de kranten en de communicatie via de media is het goed dat alle betrokken actoren de koppen bij elkaar steken. Gaat u in op de oproepen van het VFL en van het Poëziecentrum om een breed overleg te organiseren over de toekomst van het Poëziecentrum? Ik ben ervan overtuigd dat u daar volledig achterstaat.
De voorzitter : De heer Vandenbossche heeft het woord.
De heer Dany Vandenbossche : Een aantal maanden geleden hebben we een hoorzitting gehad over de beheersovereenkomst met het Vlaams Fonds voor de Letteren. Uw houding, mijnheer de minister, dat dit fonds autonoom moet functioneren, is ook de mijne. In het begin, toen men over de problemen van het Poëziecentrum heeft gepubliceerd, sprak men over een adviescommissie van de minister. Men bedoelde daar het VFL mee. Dat fonds is iets helemaal anders dan een adviescommissie. Het is een autonome instelling die haar beleid binnen een totaalpakket voert, gebaseerd op het beleid van de minister of van de Vlaamse regering.
Sinds die beheersovereenkomst hebben we niet veel meer gehoord over het VFL. Zoals ieder van ons weet, lijdt het aan een aantal kinderziekten. Er zijn ook een aantal decretale problemen, onder meer over beroepsprocedures tegen de beslissingen van het VFL. Daarop wil ik later terugkomen. Op dit moment zoekt het fonds zijn weg, maar het werkt niet erg snel.
Het Poëziecentrum is in de loop der jaren af en toe gaan aankloppen bij de stad, de provincie en de Vlaamse Gemeenschap. Zeven jaar geleden heeft de stad 400.000 frank gegeven, en toen waren er ook al problemen. Het VFL geeft aan het Poëziecentrum 7 miljoen frank subsidie, met de mededeling dat men met de huidige budgetten niet veel meer kan doen. Ik vraag niet om in het fonds in te grijpen. Het VFL moet zich aanpassen aan de beleidsnota.
Zal het Fonds in de loop van de komende vier jaar over voldoende middelen beschikken om aan al die vragen tegemoet te komen? Naast het Poëziecentrum vraagt ook de literatuurwereld geld. Als men dat probleem wil oplossen, zal men het VFL beter moeten spijzen dan nu het geval is.
De voorzitter : Dit heeft ook te maken met de positie van de autonome fondsen en met de manier waarop de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement op dit vlak nog kunnen interveniëren. Grotendeels kan dit enkel nog bij het opstellen van de begroting, bij het bespreken van de beheersovereenkomsten en bij het evalueren van de werking op het einde van de beheersperiodes. Met uitzondering van de VRT, zijn we dit niet gewoon.
Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux : Mijnheer de voorzitter, ik ben er me ten volle van bewust dat het Poëziecentrum in Gent in het verleden een zeer verdienstelijke werking heeft ontwikkeld en daardoor een unieke plaats heeft verworven in het Vlaamse en in het hele Nederlandstalige letterkundige landschap. Om die reden het ik het Poëziecentrum expliciet vermeld in mijn beleidsnota Cultuur.
Wat ik toen heb verklaard, is nog steeds de onverkort geldende beleidsoptie. De uitvoering van het letterenbeleid is bij decreet toevertrouwd aan het Vlaams Fonds voor de Letteren. De modaliteiten van de optimale realisatie van de beleidsopties behoren tot de verantwoordelijkheid van dit fonds, dat hierop zelf zal worden beoordeeld.
In deze context erkent en subsidieert het VFL een aantal instellingen en organisaties als focuspunt. Met deze organisaties wordt een meerjarenovereenkomst afgesloten. Het VFL tracht de vier verschillende organisaties die momenteel als focuspunt in aanmerking komen, namelijk het Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur, Behoud de Begeerte, Het Beschrijf en het Poëziecentrum, in een coherent geheel of plan in te schakelen. Deze expliciete oefening is in het verleden nooit gemaakt.
Momenteel wordt hierover in het VFL nog vergaderd op verschillende niveaus, met name in de commissie, in de raad van deskundigen en in het bestuur. Na het opstellen van de eigen begroting 2002, wat normaal gezien vandaag zou moeten gebeuren, wil het VFL hierover meer duidelijkheid krijgen.
In de context van het algemene, coherente plan voor de verschillende focuspunten zal het VFL de essentiële functies bepalen die het in elk van de focuspunten prioritair wenst te ondersteunen. Bij het behandelen van de dossiers zal het VFL tevens de zakelijke kant en het management van de organisaties onderzoeken. Dit onderzoek dient uiteraard rekening te houden met het belang van de ontwikkelde werking die voor ondersteuning wordt voorgelegd.
In dit verband heeft het VFL opgemerkt dat een aantal initiatieven van het Poëziecentrum te zwaar verlieslatend zijn en niet goed worden gerund. Aangezien een overeenkomst steeds tussen twee partijen wordt afgesloten, lijkt het me wenselijk dat het VFL en het Poëziecentrum hun contract samen bespreken. Tijdens die bespreking dienen ze de kerntaken en de noodzakelijke opdrachten in rekening te brengen. Hierbij dienen ze tevens rekening te houden met de volwaardige plaats van het Poëziecentrum in het Vlaamse letterkundige landschap, in het bijzonder in het poëzielandschap.
Indien ze niet tot de kerntaken van het VFL behoren, is het mogelijk dat bepaalde activiteiten, bijvoorbeeld de archiveringsfunctie, op grond van andere regels zullen worden gesubsidieerd. Dit moet nog nader worden onderzocht.
Ik kan de bezorgde leden van deze commissie vandaag al melden dat ik het Vlaams Parlement zal vragen om de dotatie voor 2002 met 414.000 euro, ofwel 16 700.719 frank te verhogen. Dit zou het totaalbedrag op 4.028.000 euro, of 162.489.117 frank brengen. Het betreft hier een hoger bedrag dan ik in het verleden zelf naar voren heb geschoven. Aangezien ook in 2000 een forse verhoging is doorgevoerd, betreft het hier bovendien al een tweede forse verhoging.
Zodra de begroting van de Vlaamse regering is goedgekeurd, zal ik het VFL onder meer verzoeken om de subsidie aan het Poëziecentrum te verhogen, zodat het bestaan en de werking van deze waardevolle instelling niet nodeloos in het gedrang worden gebracht.
De beslissing om de subsidies van het VFL te verhogen, sluit aan bij mijn doelstelling om de dotatie aan het VFL jaarlijks en systematisch te laten toenemen. Op die manier wil ik het krediet voor de letteren op een behoorlijk, met de Nederlandse situatie vergelijkbaar peil brengen. De subsidiëringen van het VFL binnen de Vlaamse letteren moeten dan in overeenstemming zijn met de beleidsbepalingen die in de beleidsnota Cultuur zijn vervat. Indien we de Vlaamse en de Nederlandse situatie vergelijken, mogen we ons evenwel niet tot het Nederlands Fonds voor de Letteren beperken. We moeten ook rekening houden met het Productiefonds.
Aangezien op vele plaatsen nog steeds de idee leeft dat Vlaanderen te weinig middelen aan de letterkunde besteedt, wil ik hier expliciet de nadruk op leggen. In verhouding zullen we het Nederlandse niveau al in 2002 bereiken. Ik heb geen zicht op eventuele verhogingen die in Nederland zouden worden doorgevoerd. Oorspronkelijk hadden we voorzien om in 2004 de verhouding van eenderde tegen tweederden te bereiken. Nu blijkt dat we dit doel al eerder zullen bekomen. Dit betekent trouwens niet dat ik niet langer zal trachten om jaarlijks een verhoging door te voeren. Ik wil me inspannen om het Poëziecentrum eerlijke kansen te geven.
Het VFL heeft verklaard dat het over deze materie een breed overleg wenst. Ik ondersteun dit goede voornemen. Ik vraag alle betrokken partners, met inbegrip van de stad Gent en de provincie Oost Vlaanderen, om dit overleg spoedig te laten plaatsvinden.
Ik zou hier nog enkele korte opmerkingen aan willen toevoegen. Ik wil de bijkomende middelen voor het VFL verbinden aan een herziening van de beheersovereenkomst. Deze herziening moet ons de kans bieden om meer te doen voor de focuspunten en voor het Poëziecentrum in het bijzonder dan het uiten van wensen.
Ik wil er tevens op wijzen dat de evaluatie van het VFL voor het voorjaar van 2002 was aangekondigd. Aangezien ik een volledige jaarwerking op een correcte wijze wil evalueren, zal dit zeker doorgaan. Het betreft hier geen stok achter de deur. Dit is een kwestie van goed beheer. In het kader van het beter bestuurlijk beleid in Vlaanderen zijn in het Vlaams regeerakkoord een aantal opties vastgelegd. In functie van de evaluatie van het VFL zullen we in de toekomst misschien een aantal beslissingen moeten nemen.
Tot slot wil ik de heer Holemans erop wijzen dat de door hem aangehaalde uitspraken van mevrouw Maes van enkele jaren terug dateren. Mijns inziens leveren we op dit vlak aanzienlijke inspanningen. Het klopt evenwel dat er in Vlaanderen nog heel wat zinvolle initiatieven zijn die op meer steun rekenen dan ze momenteel ontvangen. Het is mijn bedoeling om die bekommernis steeds centraal te stellen.
De voorzitter : Mevrouw De Gryze heeft het woord.
Mevrouw Niki De Gryze : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Kunt u een termijn geven inzake de bespreking over de kerntaken tussen het VFL en het Poëziecentrum?
Minister Bert Anciaux : Die gesprekken werden al volop gevoerd. Ik kan niet precies zeggen wanneer ze zijn afgerond, maar eigenlijk was het de bedoeling om een aantal conclusies te trekken, in functie van de ontwerpbegroting die ze opstellen.
De voorzitter : De heer Holemans heeft het woord.
De heer Dirk Holemans : Ik dank de minister voor zijn antwoord. Daarnet was ik even geschiedkundig, als de voorzitter het toelaat zou ik ter afsluiting even poëtisch willen zijn. Ik heb hier een mooi gedicht van Stefaan van den Bremt, over lyriek en politiek. De dichter zegt erin dat het land nood heeft aan meer emotie. Ik denk dat de minister het daarmee eens kan zijn. Hij schrijft : 'Goede lyriek deed nooit onder voor de politiek. Beide vullen een tekort met woorden.' Om te vervolgen : 'Het gat dat u beheert, heren, schreeuwt om duurzaam dichtwerk.'
De voorzitter : De heer Vandenbossche heeft het woord.
De heer Dany Vandenbossche : Ik dank de minister voor zijn antwoord. Inderdaad, indien men verfondst en men geeft autonomie aan een fonds, dan is dat fonds groot genoeg om de nodige beslissingen te nemen, mits het de beleidslijnen volgt. Daar moeten we vanuit gaan. Ik steun het voorstel van de minister om dit fonds te evalueren volledig. Er zitten immers nog een aantal gaten in het decreet. Zo is er onmiskenbaar een probleem inzake de beroepsprocedures : soms nemen dezelfde instanties kennis van iets in beroep. Juridisch is dit natuurlijk verwerpelijk. Ik wil een voorstel van decreet indienen met een aantal technische wijzigingen opdat dergelijke dingen onmogelijk zouden worden.
Daarnet werd hier de heer Tibergien geciteerd, die deze zomer dit probleem aankaartte. Dat is het probleem van dit parlement : we zijn nu drie maanden verder, en ondertussen is dat huis nog meer uit zijn voegen gegroeid. Ik wil ook iets citeren, geen gedicht, maar een uitspraak van Anneke van Erp van de Stichting Schrijven, in NRC Handelsblad. Over de vraag van de heer Tibergien zei ze het volgende : 'We steunen de poging van het Poëziecentrum om in betere omstandigheden te komen, maar laten we eerlijk zijn : ook wij hebben een krap budget.'
De voorzitter : De minister zei net dat hij dit ingehaald heeft en het nog verder wil inhalen. In die zin zullen we hen zelfs voorbijsteken.
De heer Holemans heeft het woord.
De heer Dirk Holemans : Ik ben geen expert inzake die beheersovereenkomst met het Vlaams Fonds voor de Letteren. Ik wil alleen zeggen dat men in andere domeinen werkt met bijaktes per jaar wanneer men beheersovereenkomsten afsluit. De heer Vandenbossche kondigt een initiatief aan. Misschien is dat een mogelijkheid.
De heer Dany Vandenbossche : Ik kondig geen initiatief aan wat de beheersovereenkomst betreft. Die overeenkomst behoort immers tot de taken van de uitvoerende macht. Ik kondig alleen maar aan dat ik een aantal zeer technische wijzigingen wil aanbrengen aan het decreet, omdat een aantal dingen absoluut niet kunnen functioneren zoals ze zijn bepaald in het decreet. Misschien moeten we dat maar eens doen, in overleg. Dat sommige dingen niet functioneren is de klacht die ons vanuit de literatuurwereld bereikt. Waarschijnlijk leeft dat gevoel ook wel binnen het fonds. Dat weet ik echter niet, want ik heb het niet gecontroleerd. Maar wellicht zullen de fondsleden het wel beamen, hoewel het ook zo is dat beoordelaars niet altijd beoordeeld willen worden.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door mevrouw De Gryze en door de heer Holemans werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.