Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 05/07/2001
Vraag om uitleg van mevrouw Veerle Heeren tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de financiële ondersteuning van de verenigingen voor slechthorenden en doofgewordenen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Heeren tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de financiële ondersteuning van de verenigingen voor slechthorenden en doofgewordenen.
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, tijdens de vorige legislatuur hadden we, naar aanleiding van een voorstel van resolutie, de gelegenheid om tijdens een hoorzitting te vernemen wat er leeft in de wereld van doven en slechthorenden. Ik moet toegeven dat het me wat tijd heeft gekost om te ontdekken welke organisaties zich tot welke doelgroepen richten. Er is een groot verschil tussen mensen die doof zijn geboren en mensen die na verloop van jaren slechthorend of doof zijn geworden. De eerste groep kan terecht bij Fevlado, de tweede bij Opdoss.
Ik ben ervan overtuigd dat de groep mensen die slecht horen of die doof worden op latere leeftijd veel groter is dan de groep doven. Men moet de proef maar op de som nemen : iedereen kent wel mensen uit de eigen omgeving die slecht horen. De communicatie met en ondersteuning van die specifieke doelgroep is dan ook van groot belang.
Op vraag van slechthorenden en doofgewordenen hebben diverse verenigingen in het verleden vrijwillig talrijke initiatieven genomen. We kunnen dit natuurlijk enkel toejuichen. De doelgroep wordt echter steeds groter en de vrijwilligers van weleer hebben al een gevorderde leeftijd bereikt. Ze kunnen de inspanning niet langer opbrengen om zich over heel Vlaanderen te verplaatsen. Ook op vrijwillige basis worden allerlei cursussen georganiseerd en wordt gezorgd voor sociale contacten. Blijkbaar hebben die succes, met name de cursussen spraakafzien.
Er zijn echter ook heel wat problemen : bij de opvolging, op het vlak van mankracht en ook op financieel vlak. In het verleden konden de acties met name worden georganiseerd dankzij giften en vrijwilligers. In de toekomst zal dit tot problemen leiden, want de vraag vanuit de groep slechthorenden op latere leeftijd wordt almaar groter.
Het verschil in ondersteuning van beide organisaties is groot. Daarom durf ik het aan om het thema opnieuw aan bod te laten komen. Ter opvolging van de resolutie hebben we al een paar keer de kans gekregen om de verschillende aspecten ervan te bespreken.
Mevrouw de minister, welke mogelijkheid ziet u om de organisaties die actief zijn in de wereld van doven en slechthorenden, financieel te ondersteunen?
Het onderscheid tussen het departement Welzijn en het departement Cultuur zorgt voor heel wat moeilijkheden. Het voorliggend ontwerp van decreet zou het voor veel organisaties die werken voor een heel kleine doelgroep, heel moeilijk, zoniet onmogelijk, maken om zich nog te richten tot het departement Cultuur. Daarom wordt nu aan het departement Welzijn gevraagd om het probleem te erkennen en mankracht ter beschikking te stellen.
Bent u op de hoogte van de problemen? Denkt u dat een eventuele verschuiving binnen beide organisaties mogelijk is? Bent u bereid om ze allebei te ondersteunen? Het gaat immers over het welzijn van ieder mens. Doof worden kan ieder van ons overkomen. Als dat gebeurt, zullen we maar al te blij zijn dat organisaties te velde initiatieven nemen. Het probleem leidt immers maar al te vaak tot een grote eenzaamheid, niet alleen voor degenen die door doofheid worden getroffen, maar ook voor hun gezin en familie. Het is niet makkelijk om met het probleem om te gaan.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, het complex probleem dat mevrouw Heeren aankaart, is me bekend. Op 24 april had ik op mijn kabinet een gesprek met de beheerders van VZW Onder Ons en met de voorzitter van de VZW Opdoss. De problemen die ze verwoordden, zijn verwant met die van tientallen verenigingen in Vlaanderen die draaien dankzij de inzet van vrijwilligers en die enorm veel betekenen voor diverse subcategorieën van personen met een handicap en hun familie.
De vraag naar structurele financiering voor de werking van die organisaties is erg begrijpelijk. De zaak groeit nu een beetje boven hun hoofd, zeker op het vlak van logistieke en instrumentele ondersteuning van het inhoudelijke vrijwilligerswerk. Omwille van het werken met vrijwilligers is de continuïteit van de werking van al deze verenigingen niet verzekerd.
De dienstverlening van het Vlaams Fonds voorziet niet in een structurele betoelaging van het brede palet van stoornisgebonden verenigingen. Dat zou ook heel moeilijk zijn, precies omdat het palet zo breed is. In het licht van diverse tewerkstellingsprogramma's, de DAC's, en van niet-gereglementeerde toelagen, werden wel subsidies ad hoc verleend aan een aantal organisaties. Totnogtoe gebeurde dit niet op basis van een gereglementeerde programmatie.
In het begin van de legislatuur heb ik in mijn beleidsnota al aangekondigd oog te willen hebben voor de vrijwilligerswerking en met name voor de ervaringsdeskundigheid waarover de vrijwilligers beschikken. In een eerste jaar werd hiervoor 13,5 miljoen frank vrijgemaakt. Vrij snel werd duidelijk dat dit bedrag te veel zou worden versnipperd, waardoor iedereen wel een graantje meepikt, maar niemand structureel werk kan verrichten. We wilden evenmin dat het geld zou worden verdeeld op basis van de grootte van de organisaties, want dan zou het geld gaan naar sterke organisaties die niet zijn gericht op een soort handicap, zoals KVG en de Vlaamse Federatie. We willen juist verenigingen ondersteunen die beschikken over ervaringsdeskundigheid.
Dit alles heeft geleid tot de opening van het Huis voor Gelijke Kansen van Personen met een Handicap in de Koningstraat. Het is vergelijkbaar met het Vrouwenhuis in de Middaglijnstraat. De diverse gebruikers van het Huis vinden er ondersteuning. Ze kunnen er beschikken over een postbus en een kantoor, en kunnen er rekenen op een beetje logistieke steun. Uiteraard is dit onvoldoende om een antwoord te geven op de vele vragen van de organisaties.
Er is nog een tweede mogelijkheid tot ondersteuning. In het uitvoeringsbesluit over het persoonlijk assistentiebudget, het PAB, wordt de ervaringsdeskundigheid van bepaalde gebruikers en hun familie erkend in de vorm van budgethoudersverenigingen. Dergelijke verenigingen kunnen worden opgericht om hun leden bij te staan bij de organisatie van hun persoonlijke assistentie. In dit opstartjaar werden reeds een aantal van die verenigingen erkend. Er wordt in 8 miljoen frank voorzien. Voor elke persoon die met een PAB wordt ondersteund, is er een soort voorafname voor de budgethoudersvereniging. Op die wijze wordt de ervaringsdeskundigheid onrechtstreeks gesteund.
Mevrouw Heeren, uit het gesprek met de vertegenwoordigers van de VZW Onder Ons en van de federatie Opdoss heb ik onthouden dat ze het ten gronde eens zijn met deze visie. U bent er wellicht van op de hoogte dat de federatie Opdoss en de Federatie van Vlaamse Doven en Slechthorenden, Fevlado, al meerdere keren gesprekken met elkaar hebben gevoerd over een algemene overkoepeling. Daardoor zouden alle mensen met een auditieve handicap worden ondersteund. We kunnen zeggen dat ze elkaar tot nu toe niet goed verstaan. Dat is jammer, want op heel korte termijn wordt het dossier over de regularisatie van de DAC'ers ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse regering. Fevlado beschikt al heel lang over 12 betoelaagde DAC'ers. Die toelagen zullen worden omgezet in een structurele loonsubsidie in het reguliere circuit van het Vlaams Fonds. Eenmaal de beslissing definitief is, ga ik opnieuw rond de tafel zitten met beide federaties. Het is de bedoeling de definitieve erkenning en toewijzing van DAC'ers te verbinden aan een samenwerking tussen beide federaties. Op die wijze kan structurele ondersteuning worden geboden aan de totale populatie van personen met een auditieve handicap.
Over de krijtlijnen tussen het departement Cultuur en het departement Welzijn inzake het sociaal cultureel vormingswerk van de activiteiten van verenigingen verwijs ik naar minister Anciaux, want dit valt onder zijn bevoegdheid. In zijn Bouwstenennota heeft hij hierover beleidslijnen uiteengezet. Hij heeft ze ook in het breed maatschappelijk overleg ingebracht. Mijn kabinet is betrokken bij deze beleidsontwikkeling en pleegt erover overleg met het kabinet Cultuur. Het maatschappelijke debat is trouwens volop in beweging.
De voorzitter : Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik ben vooral blij te vernemen dat u bij de regularisatie van de DAC'ers een stok achter de deur houdt waardoor de organisaties wel moeten samenwerken.
Tijdens de voorbereiding van de resolutie in 1996 en 1997 hebben de heer Marc Olivier en ik al deze mensen voor de eerste maal rond de tafel gekregen. We vonden het heel merkwaardig dat ze het niet onder elkaar eens kunnen worden.
Vroeger was de ene organisatie blijkbaar zo alert om projecten in te dienen waardoor ze DAC'ers kregen, terwijl de andere is blijven draaien op vrijwilligerswerk. Het zou bijzonder jammer zijn als de ene organisatie daarvan de vruchten zou plukken bij de regularisatie, maar de andere niet. Beide verrichten heel waardevol werk. Ik juich uw beslissing toe. Ik hoop dat beide organisaties elkaar kunnen vinden in een koepelstructuur en dat van de twaalf DAC'ers tenminste één kan worden ingezet voor de steeds groter wordende groep slechthorenden.
Minister Mieke Vogels : Het aantal doofgeborenen neemt gelukkig almaar af. Dankzij de ALGO-test kan op zeer jonge leeftijd reeds worden gedetecteerd dat een kind slechthorend of doof is. Via allerlei hoogtechnologische middelen kunnen heel wat kinderen nog voor de leeftijd van drie jaar, opnieuw goed horen.
Mevrouw Veerle Heeren : Dat kan inderdaad onder meer dankzij de cognitaire inplanting. Het grote voordeel ervan is dat de kinderen opnieuw deel kunnen uitmaken van de horende wereld. We kunnen dit natuurlijk alleen maar toejuichen. Ik herhaal toch nog eens dat de groep mensen die op latere leeftijd slechthorend of doof wordt, almaar toeneemt. Bovendien overvalt dit mensen op een steeds jongere leeftijd. Ik heb ervaren dat velen onder hen een redevoering niet kunnen volgen en te fier zijn om een hoorapparaat te dragen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.