Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme Vergadering van 26/06/2001
Vraag om uitleg van mevrouw Sonja Becq tot de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over het tekort aan weerwerkers in buitenschoolse kinderopvang
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Becq tot de heer Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over het tekort aan weerwerkers in buitenschoolse kinderopvang.
Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mijnheer de voorzitter, de buitenschoolse kinderopvang is een thema dat in deze commissie allicht niet regelmatig ter sprake komt. De betrokken weerwerkers vormen hierop een uitzondering.
Het betreft hier een sector waarmee zeer veel kinderen te maken hebben. Sinds 1 juli 2000 vallen de aanvragen onder de Vlaamse bevoegdheden. Dit betekent dat Vlaanderen in de nodige middelen moet voorzien voor deze specifieke projecten. Ik heb daarnet de lopende aanvragen even opgeteld. Het gaat om ongeveer 3.000 kinderen. De organisatoren van deze projecten willen tijdens de vakantieperiode of in een voor- of naschools verband in de nodige opvang voorzien.
Op vraag van de CVP heeft minister Vogels destijds beloofd dat men voor de buitenschoolse opvang slechts één dossier bij Kind &Gezin zou moeten indienen. Kind & Gezin zou voor de erkenningen zorgen. Een voorafgaande erkenning zou de noodzakelijke voorwaarde zijn om over personeel te kunnen beschikken. De werkingsmiddelen worden sinds kort vanuit de welzijnsbegroting gefinancierd.
Er rijst momenteel evenwel een probleem. Minister Vogels heeft in haar begroting in 65 miljoen frank voorzien. Hoewel de werking van de projecten tot voor kort door het federale niveau werd gefinancierd, heeft de Vlaamse overheid steeds weerwerkers aangeboden. Dit is trouwens ook de oorzaak van de scheeftrekking tussen de Waalse en de Vlaamse middelen. Uiteindelijk blijken momenteel 31 nieuwe aanvragen voor te liggen. Een aantal van die aanvragen zijn principieel goedgekeurd. Hoewel ze een principieel akkoord van Kind & Gezin hebben gekregen, krijgen deze organisaties nu te horen dat ze niet langer over weerwerkers kunnen beschikken. Ze krijgen tevens het bericht dat er geen middelen meer zijn om die weerwerkers te betalen.
Ik heb eens naar de Gecofoon gebeld. Ik heb daar de vraag gesteld of wat ik heb vernomen ook klopt. De mensen van de Gecofoon hebben me geantwoord dat dit klopt en dat er geen middelen meer zijn voor weerwerk. Ze hebben hier wel onmiddellijk aan toegevoegd dat men momenteel naar oplossing zoekt. Dit gebrek aan middelen schept evenwel heel wat problemen. Bepaalde organisaties hebben een aanvraag ingediend bij Kind &Gezin en moeten nu wachten. Sommige organisaties willen in de vakantieperiode beginnen. Andere organisaties willen pas op 1 september 2001 beginnen, maar willen hun initiatief nu reeds lanceren.
Deze organisaties willen dan ook zeker weten of ze over het nodige personeel zullen kunnen beschikken.
Mijnheer de minister, klopt het dat er geen financiële middelen meer zijn om weerwerkers in te schakelen? In het antwoord op een schriftelijke vraag aan minister Vogels heb ik gelezen dat er wel weerwerkers zijn toegewezen aan ongeveer vijftien initiatieven. In totaal gaat het hier allicht om een dertigtal personeelsleden.
Ik heb tevens vernomen dat achttien projecten over een principieel akkoord beschikken. Het gaat hier om zeventien personeelsleden. Het is nog steeds niet duidelijk of de nodige middelen beschikbaar zijn. Kind & Gezin heeft die projecten dus goedgekeurd en vindt dat ze van start mogen gaan. Deze organisaties moeten eerst evenwel het nodige personeel krijgen.
Bovendien liggen er nog 31 formele aanvragen te wachten. Het is niet geweten of deze organisaties over de nodige tewerkstellingsmiddelen zullen beschikken om het nodige personeel binnen te halen zodat de kinderopvang ook echt kan worden georganiseerd.
In het licht van het voorgaande zou ik de minister graag enkele vragen stellen. Klopt de bewering dat er geen middelen meer zijn om weerwerkers aan te werven? Hoeveel initiatieven zullen op hun honger blijven zitten? Om welke initiatieven gaat het hier precies? In welke oplossingen zal de minister voorzien om die initiatieven toch van start te laten gaan?
De voorzitter : Mevrouw Baeke heeft het woord.
Mevrouw Anne-Marie Baeke : Mijnheer de voorzitter, ik zou me willen aansluiten bij de vorige spreekster. Ik heb toevallig van een Limburgse VZW net dezelfde vraag gekregen. Het gaat hier concreet om een kinderdagverblijf dat een IBO wenst op te richten. Hoewel het dossier volledig rond is, rijzen er nu problemen in verband met de aanwerving van het nodige personeel. Deze VZW heeft te horen gekregen dat er geen middelen meer zijn om weerwerkers in dienst te nemen en kan nu niet starten met de geplande activiteiten.
Mijnheer de minister, zal er in oplossingen worden voorzien om dergelijke initiatieven op korte termijn toch van start te laten gaan?
De voorzitter : Minister Landuyt heeft het woord.
Minister Renaat Landuyt : Dat er een probleem is, klopt. Mijn budget is praktisch op. Bovendien ben ik eigenlijk tegen al die nepstatuten. Men probeert de kinderopvang nu door middel van nepstatuten uit te bouwen. Die nepstatuten waren eigenlijk bedoeld als een tewerkstellingsmaatregel. Zo kon men, bijvoorbeeld, laaggeschoolde vrouwen tewerkstellen.
Aangezien we geen zicht meer hebben op de eigen financiële mogelijkheden, heb ik, op vraag van mijn administratie, bepaalde zaken anders begroot. Dit dossier is een koekoeksei in het tewerkstellingsbudget. Uit de cijfers blijkt dat er in 1998 315 miljoen frank werd ingeschreven voor weerwerk-gesco's. In 1999 bedroeg dit budget 346 miljoen frank en in 2000 - toen ik bevoegd minister werd en mijn best deed om het onderste uit de kan te halen voor de kinderopvang - 400 miljoen frank. Een extrapolatie voor 2001 zou neerkomen op 500 miljoen frank. Het kan zo niet verder : ik kan niet de minister voor kinderopvang worden, ik moet immers ook nog een tewerkstellingsbeleid kunnen voeren.
In het licht van de begrotingsbespreking moet bijgevolg een en ander worden verduidelijkt. Ik ben van oordeel dat het niet opgaat om een statuut voor onthaalmoeders te eisen van de bevoegde federale minister en tegelijkertijd op Vlaams niveau kinderopvang uit te bouwen via nepstatuten. Omdat ik me heb voorgenomen om me maximaal in te zetten voor het regulariseren van nepstatuten, zal ik er bij de Vlaamse regering op aandringen werk te maken van de regularisatie van de nepstatuten in deze belangrijke sector.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mijnheer de minister, ik ben het er volledig mee eens dat het nepstatuut moet worden afgeschaft. De CVP heeft al meer dan eens aangedrongen bij minister Vogels om daaraan iets te doen. We vroegen om dit nepstatuut op te nemen in de algemene geste aan de social-profitsector. De weerwerk-gesco's vormen immers een heel duidelijk afgebakende groep. Het zou een kleine moeite zijn geweest om ook voor hen die toegeving te doen. U hebt die mensen echter in de kou laten staan. Dat is jammer, maar helaas.
Ik vind het heel positief dat u de zaak wilt oplossen. Ik vermoed dat u zich ertoe engageert om daartoe de nodige middelen vast te leggen. Het is jammer dat regeren ook vooruitzien is. Op de begroting voor Welzijn werd in 65 miljoen frank voorzien voor de aanvragen. Dat is te weinig. Op dit moment zijn reeds een aantal principiële akkoorden gesloten. U zou nu iets kunnen doen.
Ik had u ook gevraagd aan welke initiatieven wel weerwerkers werden toegewezen en aan welke niet. Ik maak een onderscheid tussen drie categorieën : de volledig erkende, die met een principieel akkoord van Kind & Gezin en die die een formele aanvraag hebben ingediend, maar nog geen antwoord hebben ontvangen. Is er geen enkel project dat een weerwerk-gesco kreeg toegewezen? Indien u dat wenst, kan ik dit herhalen in een schriftelijke vraag.
Minister Renaat Landuyt : Een schriftelijke vraag is geen slecht idee om de details te beantwoorden. Op 7 juni 2001 waren er 162,14 fulltime eenheden aangevraagd. Daarover werd nog geen beslissing genomen. Er is sprake van een exponentiële stijging. Ik kreeg echter de tip van mijn administratie om op mijn budget te letten. Ik heb dan ook beslist om de zaak stop te zetten en eerst duidelijkheid te eisen. Het zou erg zijn beloftes te doen die niet kunnen worden waargemaakt.
Het gaat niet om het louter bevriezen van de middelen, er wordt natuurlijk ook aan een oplossing gewerkt. Ik ben voorstander van een mandaat ter regularisatie. De zaak is echter niet zo eenvoudig. Het gaat niet over een eenvoudig te regulariseren DAC-statuut, maar over een gesco-statuut, wat overleg met het federale niveau vereist.
Mevrouw Sonja Becq : U zou het voorbeeld kunnen volgen van de werkingstoelagen voor Welzijn. In een eerste stap worden een aantal initiatieven erkend, waardoor een regulier kader kan worden gecreëerd waarin de betrokkenen kunnen worden tewerkgesteld.
Minister Renaat Landuyt : We mogen op Vlaams niveau ook geen federaal geld laten liggen natuurlijk.
Ik deel uw mening. Ik herinner u er nogmaals aan dat ik een groot pleitbezorger ben voor de regularisatie. Ik bepleit ook de regularisatie van de kinderopvang. Ik herhaal dat het niet opgaat om aan federaal minister Vandenbroucke te vragen het statuut van de onthaalmoeders te regelen en ondertussen zelf een slecht voorbeeld te geven. (Opmerking van mevrouw Sonja Becq)
De voorzitter : Het incident is gesloten.