Commissie voor Algemeen Beleid, Financi?n en Begroting Vergadering van 30/05/2001
Vraag om uitleg van de heer Johan De Roo tot de heer Patrick Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden, over de overeenkomst van 15 december 2000 betreffende de begrotingsdoelstellingen 2001-2005
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer De Roo tot de heer Dewael, minister president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden, over de overeenkomst van 15 december 2000 betreffende de begrotingsdoelstellingen 2001-2005.
De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, mijn vraag om uitleg is actueel, zeker met de verklaringen van de federale minister van Begroting van deze morgen inzake de evolutie van de begroting. Dit kan gevolgen hebben voor de gemeenschappen en gewesten.
Mijn vraag handelt over de begrotingsdoelstellingen 2001-2005 in het kader van het akkoord van 15 december 2000 dat werd afgesloten tussen de federale staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In dat akkoord werden belangrijke afspraken gemaakt. Gezien de gunstige economische wind besloot men over te gaan tot de versnelde afbouw van de overheidsschuld en in ruimte te voorzien voor een ambitieus beleidsprogramma.
Er staan in dat akkoord een aantal cijfers. De begrotingsdoelstelling voor de gemeenschappen en de gewesten voor 2001 veronderstelden een saldo voor de Vlaamse Gemeenschap van 24 miljard frank, een negatief saldo van 3,2 miljard frank voor de Franse Gemeenschap, een begroting in even- wicht voor de Duitstalige Gemeenschap, een negatief saldo van 1,9 miljard voor het Waals Gewest en een negatief saldo van 0,8 miljard voor het Brussels Hoofdstelijk Gewest. Die cijfers evolueren in het algemeen vrij gunstig omdat men ongeveer op hetzelfde totaalsaldo blijft voor de gemeenschappen en gewesten van 11,1 miljard frank tegen 2005.
De Hoge Raad voor Financiën heeft zich via het akkoord ook geëngageerd om elk jaar in het voorjaar een rapport in te dienen. Waarschijnlijk wordt dat gekoppeld aan een aantal aanbevelingen. Misschien is het rapport nog niet klaar, en daarvoor heb ik alle begrip.
In elk geval werd onderschreven dat de gemeenschappen en gewesten het door de HRF aanbevolen vorderingenoverschot van 0,3 percent in 2001 zullen bereiken en dat ze in de loop der jaren reserves zullen opbouwen. Deze extra middelen zouden worden aangewend om de quasi-stabilisatie van de toegewezen middelen inzake de gedeelde en samengevoegde belastingen te absorberen of om beperkte fluctuaties in de middelen tijdens latere jaren op te vangen zonder dat de trendmatige evolutie van de primaire uitgaven in gevaar komt.
Mijnheer de minister-president, wat is, in het licht van de overeenkomst, de stand van zaken bij de uitvoering van de doelstellingen door de Vlaamse Gemeenschap? Kunt u de voorlopige resultaten toelichten?
De voorzitter : Minister-president Dewael heeft het woord.
Minister-president Patrick Dewael : Mijnheer De Roo, uw vraag over de uitvoering van de overeenkomst beslaat in feite de begrotingscontrole die wordt voorgelegd aan het parlement. Ik heb vroeger reeds in deze commissie aangekondigd dat het belangrijkste element uit die controle is dat het positieve vooropgestelde saldo uit de initiële begroting voor 2001 wordt verhoogd met ongeveer 10 miljard frank. Het effectieve positieve saldo bij de HRF bedraagt 24 miljard frank.
Ik had me tot die verhoging verbonden in het licht van de afspraken van het Overlegcomité en van de interministeriële conferentie. In de inleiding op de begrotingscontrole heb ik reeds duidelijk gemaakt dat ik die verbintenis niet ben aangegaan omdat de HRF mij dat vroeg - want daar zou ik problemen mee hebben -, maar wel omdat ik het goed vond voor een oordeelkundig begrotingsbeleid.
In de loop van de eerste helft van dit jaar konden we immers rekenen op een aanzienlijke doorstorting van middelen ingevolge de toepassing van de mechanismen van de Bijzondere Financieringswet. Dit kon dankzij de uitzonderlijke conjunctuur, zeker tijdens het voorbije jaar. De bedragen werden partieel en effectief gereserveerd en belopen ongeveer 10 miljard frank. Het zou onverstandig zijn de extra doorstorting tijdens de eerste helft van het jaar, gebaseerd op de omrekening van het vorige jaar, onmiddellijk om te zetten in recurrente beleidsuitgaven. Bij een ommekeer in de conjunctuur zouden we daardoor immers in de problemen raken. Zo'n omzetting zou niet getuigen van verstandig begrotingsbeleid.
Het bedrag werd dus toegevoegd aan het overschot. Ik heb vroeger verklaard dat het eventueel zal worden gereserveerd of zal worden afgetrokken van de schuld. Mijn voorkeur gaat uit naar de laatste mogelijkheid, omdat het een nieuwe, vrije beleidsruimte creëert die elk jaar opnieuw recurrent kan worden aangewend. 1 miljard frank schuldaflossing komt immers overeen met 63 miljoen frank nieuwe recurrente beleidsruimte. Bovendien moet de Vlaamse overheid dit jaar een aantal belangrijke leningen aflossen.
Door het akkoord op deze manier uit te voeren, was in één klap ook het probleem opgelost dat bestond in de schoot van het Overlegcomité. Daar bleek immers dat het opvoeren van het overschot door Vlaanderen goed nieuws was, want daardoor konden alle gefedereerde entiteiten samen de doelstellingen van het Stabiliteitspact realiseren. Natuurlijk betekende dit - aan wie moet ik het nog duidelijk maken - dat door onze inspanning de andere gefedereerde entiteiten - en met name de Franse Gemeenschap - minder inspanningen dienden te leveren. De HRF hanteert immers twee niveaus, entiteiten genoemd. Entiteit 1 beslaat de federale overheid en de sociale zekerheid. Entiteit 2 wordt gevormd door alle gefedereerde entiteiten samen, plus de steden en provincies. Dankzij de goede prestaties van Vlaanderen kan de tweede entiteit dus zijn doelstellingen realiseren.
Bij de bespreking van het akkoord heb ik hardgemaakt dat dit in de toekomst niet langer kan. Het is natuurlijk niet zo dat wij minder goed moeten presteren, omdat dat bij de anderen ook het geval is, maar ik wil dat de prestaties van de afzonderlijke entiteiten meer afzonderlijk worden toegelicht en dat we niet langer allemaal in dezelfde pot worden gestopt. Men is akkoord gegaan met mijn eis. Misschien hebben we daardoor het rapport van de HRF nog niet ontvangen. De HRF heeft trouwens de opdracht gekregen van het Overlegcomité om een advies op te stellen over zo'n gedifferentieerde aanpak. Die nota zal ons op heel korte termijn, namelijk begin juni, bereiken.
Naast de mogelijkheid om het overschot af te trekken van de schuld, werd in de overeenkomst ook de mogelijkheid opgenomen om begrotingsoverschotten in fondsen te stoppen. De Vlaamse regering heeft op basis van het overschot de begrotingscontrole voor 2001 uitgevoerd. We hebben het nieuwe saldo, dat het gevolg is van het samenwerkingsakkoord, moeiteloos gehaald. We hebben de bijkomende middelen ten gevolge van de doorstorting niet aangewend voor recurrente uitgaven. We hebben evenmin gekozen voor de creatie van een fonds om conjunctuurschokken op te vangen. We hebben geopteerd voor een versnelde afbouw van de schuld. We hebben gebruikgemaakt van het bij decreet opgerichte Financieringsfonds, maar dat vormt uiteraard een ander verhaal.
Ik verwacht dus op korte termijn een advies van de HRF om na te gaan hoe we kunnen omgaan met die meer gedifferentieerde aanpak. De tweede vraag waar de HRF moet op antwoorden - maar die niets te maken heeft met het samenwerkingsakkoord -, is de vraag vanuit het Vlaams Parlement naar het optimale schuldniveau. Dit was trouwens ook één van de vragen die vorige week werden gesteld in het kader van de begrotingscontrole.
De voorzitter : De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo : Mijnheer de minister-president, ik dank u voor uw antwoord.
Ik veronderstel dus dat, als dat advies wordt gegeven, men elk jaar een meerjarig intern voortschrijdingsstabiliteitsprogramma zal opmaken. Ik neem aan dat dit ook aan deze commissie zal worden overgemaakt.
Minister-president Patrick Dewael : Wij moeten dat programma niet opmaken. Er bestaat een Stabiliteitspact en we hebben een samenwerkingsprogramma opgemaakt tussen het federale niveau en de andere entiteiten om dat na te komen. Dit geldt, indien ik me niet vergis, voor de periode 1999-2004.
Dit wordt jaarlijks geëvalueerd, en het geldt telkens opnieuw voor 5 jaar. Wat men het vorige jaar heeft gedaan, is eigenlijk een nieuw programma opmaken voor de periode 2001-2005. Volgend jaar zal dat dan opnieuw worden geëvalueerd, en zo zal men jaar na jaar kunnen nagaan wie wat heeft gedaan. Maar om te kunnen beoordelen wie wat heeft gedaan, is het noodzakelijk dat de HRF de diverse gefedereerde entiteiten afzonderlijk beoordeelt en die dus niet allemaal samenbrengt in één entiteit 2.
De voorzitter : Het incident is gesloten.