Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 31/05/2001
Vraag om uitleg van de heer Carl Decaluwe tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de olievervuiling aan de Vlaamse kust
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Decaluwe tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de olievervuiling aan de Vlaamse kust.
De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, op vrijdag 13 april kwam het voor de kust van De Haan tot een aanvaring tussen twee vaartuigen. Er zijn indicaties dat daarbij ongeveer twintig ton olie in zee is terechtgekomen. Enkele dagen later werd olievervuiling vastgesteld op het strand van Middelkerke. Over een afstand van meer dan acht kilometer tussen Middelkerke en de pier van Nieuwpoort lag er olie op stroken van drie tot vijf meter breed. De opruimingsactie werd uitgevoerd door de brandweerkorpsen van Middelkerke, Gistel en Nieuwpoort, ondersteund door de technische diensten van de gemeenten, de civiele bescherming van Jabbeke en de militairen van Lombardsijde.
Conform de wet ter bescherming van het mariene milieu worden, in dergelijke gevallen van aanvaringen met olievervuiling tot gevolg, de kosten verhaald op de vervuiler. Het West-Vlaamse provinciebestuur heeft ondertussen het initiatief genomen om de betrokken gemeenten te informeren over de schadevergoedingsprocedure. Door de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee werd voorgesteld om één advocaat aan te wijzen die de belangen van zowel de gemeenten als de administratie zou verdedigen.
Ook het Vlaams Gewest is betrokken partij aangezien het conform de federale bevoegdheidsverdeling verantwoordelijk is voor het afvalbeleid. De verwerking van de olieresten en van de gecontamineerde afval komt dus ten laste van de vervuiler. De verwerkingskosten zullen integraal deel uitmaken van de schadeclaim. Trouwens, de heer Leterme heeft daarover in de Kamer federaal minister Aelvoet al ondervraagd.
Mevrouw de minister, ik heb de volgende concrete vragen. Wat is de omvang van de olieresten die na de ruimingswerken op het strand van Middelkerke verwerkt moeten worden? Wie zal dit afval op Vlaams niveau verwerken? Wat is de kostenraming voor deze verwerking? Werd u over dit dossier reeds gecontacteerd door federaal minister Aelvoet? Zal het Vlaams Gewest de eventuele juridische stappen die ondernomen moeten worden tegen de vervuiler, afstemmen op de zaak die door het federale ministerie samen met de betrokken gemeenten wordt aangespannen?
De voorzitter : De heer Malcorps heeft het woord.
De heer Johan Malcorps : Ik wil het specifiek hebben over het aspect van de preventie. Hoe is het mogelijk dat dergelijke rampen gebeuren? Op korte tijd zijn er immers twee van zulke ongelukken gebeurd. Daarnaast is er dan nog de enorme stroom van incidentele vervuilingen, met sluiklozingen en dergelijke zaken meer. Blijkbaar kan men daar ook geen einde aan maken.
Dit specifieke ongeval heeft duidelijk te maken met het bunkeren op zee. Ik heb daarover ook al in de Senaat een vraag gesteld aan federaal minister Aelvoet. Bunkeren op zee houdt in dat schepen op volle zee, dikwijls bij zeer slechte weersomstandigheden, met olie worden bevoorraad, terwijl dat eigenlijk net zo goed in de havens zou kunnen gebeuren. Blijkbaar is het voordeliger om dat op volle zee te doen. Ik ben dus heel blij dat, in het kader van de uitvoeringsbesluiten inzake de bescherming van het mariene milieu, federaal minister Aelvoet heeft beslist om dat strenger te gaan controleren. Als het in slechte weersomstandigheden gebeurt, zou het volgens haar gewoon verboden moeten worden. In ieder geval wordt het vergunningsplichtig gemaakt.
Mevrouw de minister, wordt er ook op het gebied van preventie overleg gepleegd met de federale diensten? Uiteindelijk is het immers toch de bedoeling dergelijke ongelukken te voorkomen. Als ze dan toch gebeuren, moeten we er uiteraard voor zorgen dat de sector volledig aansprakelijk kan worden gesteld. Ik besef echter ook wel dat dit evenmin een eenvoudige opdracht is.
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mijnheer de voorzitter, collega's, we leven in een federaal land. Dat kan soms wel eens voor zeer ingewikkelde situaties zorgen. Als het gaat om zaken die te maken hebben met de kust, zijn er heel wat instanties en beleidsniveaus bij betrokken. Bij deze specifieke aangelegenheid ben ik in feite slechts in zeer beperkte mate betrokken partij.
In geval van een crisissituatie op zee worden verschillende departementen, instellingen en diensten van de federale en de Vlaamse overheid bij de zaak betrokken. Op federaal niveau gaat het onder meer om het ministerie van Binnenlandse Zaken, het ministerie van Verkeerswezen, het ministerie van Landsverdediging en het ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu. Elk ministerie wordt vertegenwoordigd door een of meer van zijn instellingen. Het Vlaams Gewest wordt vertegenwoordigd door de administratie Waterwegen en Zeewezen. Het zijn die mensen die een initiatief moeten nemen.
De OVAM wordt op geen enkele wijze betrokken bij olievervuiling op het strand. Ik kon dit zelf moeilijk geloven, maar mijn medewerkers hebben dat zonet bevestigd. De administratie Waterwegen en Zeewezen zorgt voor een aanbesteding en een privé-firma komt dan de zaak opruimen. Op zich kan ik daar ook wel inkomen, maar dit neemt niet weg dat ik vind dat we moeten nagaan of de OVAM in de toekomst misschien toch ook voor die zaken een oogje in het zeil zou kunnen houden.
Hoe dan ook, de gouverneur van West-Vlaanderen is bij zulke zaken de coördinator. Het gaat immers om een ramp. Voor dergelijke calamiteiten op zee is er het Rampenplan Noordzee.
Waarschijnlijk is er twintig ton olie of meer in zee terechtgekomen. Dit is uiteraard een bijkomende en ongewenste belasting van het mariene milieu, boven de chronische olievervuiling die via illegale lozingen reeds afkomstig is van de scheepvaart. In de havens is er nu wel een systeem ingevoerd waarbij men probeert de mensen ertoe aan te zetten de vervuilde olie van hun schepen in afzonderlijke tanks te stockeren zodat ze die olie niet meer in zee lozen. Dit zou positieve resultaten afwerpen, maar toch zouden er ook nog altijd lozingen op zee plaatsvinden.
Vorig jaar werd naar schatting veertien ton olie door een toezichtsvliegtuig aan het zeeoppervlak waargenomen. De helft daarvan was afkomstig van één scheepvaartongeval. De andere zeven ton zou het totale volume zijn van een dertigtal illegale olieverontreinigingen.
Dan kom ik nu tot het juridische aspect van deze zaak. De Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee, waar ook de administratie Waterwegen en Zeewezen bij betrokken is, zal niet optreden als coördinator voor alle instanties die recht hebben op een schadevergoeding. Dit wordt noch wenselijk noch doenbaar geacht. Elke getroffen rechtspersoon moet in deze omstandigheden zelf het initiatief nemen en zijn belangen verdedigen. De BMM heeft wel namens de Belgische staat een advocaat aangesteld om de belangen van de staat de behartigen. De andere betrokken besturen kunnen hetzelfde advocatenkantoor aanstellen om op die manier een effectieve coördinatie mogelijk te maken. De BMM is er wel om de andere partijen in deze procedure te helpen.
Elke getroffen partij wordt in deze zaak verondersteld een schadeclaim in te dienen, met al het nodige bewijsmateriaal. Er moet natuurlijk wel een oorzakelijk verband kunnen worden aangetoond tussen de aanvaring en de geclaimde schade. Er kan pas een schadevergoeding worden betaald als de vervuiler geïdentificeerd is - wat in dit geval geen probleem is - en zijn aansprakelijkheid heeft aanvaard. Er wordt door federale juristen onderzocht in welke mate de vervuiler in deze zaak objectief aansprakelijk kan worden gesteld in toepassing van de wet van 20 januari 1999. Dan zal er ofwel een minnelijke schikking worden getroffen ofwel een vonnis worden uitgesproken.
Het Vlaams Gewest wordt in deze zaak vertegenwoordigd door de AWZ. U zou uw vraag dus nog eens aan minister Stevaert moeten stellen. Het is dus de taak van de AWZ om in te staan voor de verdere praktische afhandeling van het dossier. Er werd me niet verteld of de administratie al dan niet zelf een schadeclaim heeft geëist, maar ik vermoed dat dit wel zal gebeuren.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Mevrouw de minister, uw antwoord is verre van duidelijk. Blijkbaar levert men geen echte inspanningen om een einde te maken aan die georganiseerde chaos. Ik verwijs naar de gebeurtenissen met de Mont Louis. Toen kwamen er op een bepaald moment zandbanken bloot te liggen waarop oliën en chemicaliën terechtgekomen waren. Men wist toen totaal niet wie bevoegd was om daarin op te treden. Ik denk dat dit vandaag nog altijd niet geregeld is.
Ik ben er toch ook wel van geschrokken dat de OVAM niet bij deze zaak betrokken is. Deze situatie is bijna kafkaiaans. Als er olievervuiling is op de dijk, is de OVAM wel betrokken partij. Als er echter vijftig meter verder op het strand olievervuiling is, is de OVAM geen betrokken partij. Waar zijn we hier in godsnaam mee bezig? Ik pleit er dan ook voor dat u met het federale niveau overleg pleegt, zodat de OVAM op een structurele manier bij die problematiek wordt betrokken.
U hebt het voorts over privé-opruimers. Wat gebeurt er dan echter met dat vervuilde materiaal? Welke garanties hebben we dat daar geen verkeerde dingen mee gebeuren? In hoeverre is daar controle op?
Mevrouw de minister, over al die zaken moet u samen met het federale niveau via samenwerkingsovereenkomsten tot duidelijke afspraken komen. Zoals het nu is, kan het immers niet verder.
U zegt ook dat u niet zeker weet of de AWZ daar al dan niet bij betrokken is.
Minister Vera Dua : Toch wel!
De heer Carl Decaluwe : U zegt dat ik mijn vraag aan minister Stevaert moet stellen. Ik pleit er nogmaals voor dat men via samenwerkingsakkoorden de gaten in de wetgeving opvult.
De voorzitter : De heer Wille heeft het woord.
De heer Paul Wille : De afwezigheid van de OVAM, een van de Vlaamse beleidsinstrumenten, in deze problematiek is inderdaad een slechte zaak. Bij de OVAM is er echter wel sprake van een gebrekkig personeelsbeleid, met alle gevolgen van dien voor de strijdvaardigheid en de efficiëntie van de OVAM. Ik heb daar in het verleden al vragen over gesteld. Ik meen dat er ondertussen nog niet veel veranderd is. Men blijft intrigeren rond personen en men blijft met modder naar elkaar gooien. Ik hoop dat daar eindelijk eens iets aan zal veranderen.
De voorzitter : De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe : Het ene heeft niets met het andere te maken. Men mag hier geen spelletje 'CVP-ambtenaren pesten' van maken. Men voert trouwens ook voor andere instellingen bewust die strategie van de georganiseerde chaos, waarna men stelt dat de hele top van die instelling weg moet omdat het werk niet goed gebeurt.
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Het spijt me als ik de indruk heb gewekt dat het om een georganiseerde chaos zou gaan. Mijns inziens wordt de zaak goed aangepakt. Alleen zou het beter zijn dat ook de OVAM daarbij wordt betrokken. Misschien kan in een soort adviesrecht worden voorzien.
Ik heb verwezen naar minister Stevaert. Als u echt goed wilt weten op welke manier de AWZ de zaak aanpakt, kunt u hem daarover bijvoorbeeld een schriftelijke vraag stellen. Ik heb echter duidelijk gezegd dat de AWZ in deze zaak verantwoordelijk is.
U hebt ook bedenkingen bij het feit dat de opruiming gebeurt door privé-firma's, omdat we daar dan geen controle op hebben. Ik wil er toch op wijzen dat de OVAM ook alle saneringsopdrachten aan de privé-sector geeft. Ik ben ervan overtuigd dat het hier om een goed bedrijf gaat. We mogen dus geen onnodige paniek creëren. Misschien kunnen we er wel voor zorgen dat de leefmilieuadministratie in de toekomst nauwer bij dergelijke zaken wordt betrokken.
Ten slotte kan ik nog zeggen dat we momenteel, na maanden studie, nagenoeg klaar zijn met een blauwdruk van de volledige leefmilieuadministratie. Dat was echt een enorme opdracht. Zonder de OVAM bij naam te noemen, staan er in die blauwdruk inzake afval en bodem echt wel voorstellen tot een grondige herstructurering. Als die voorstellen worden gerealiseerd, zal een groot gedeelte van de huidige problemen meteen opgelost zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.