Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening Vergadering van 31/05/2001
Vraag om uitleg van de heer Koen Helsen tot mevrouw Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de compensatiemaatregel bij ontbossing
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Helsen tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de compensatiemaatregel bij ontbossing.
De heer Helsen heeft het woord.
De heer Koen Helsen : Mijnheer de voozitter, mevrouw de minister, collega's, zoals u weet, wordt de compensatie - in natura of in geld - voor ontbossing geregeld door artikel 90bis van het bosdecreet. Het bedrag dat als compensatie wordt aangerekend werd onlangs herzien en bedraagt nu 80 frank per vierkante meter in plaats van 120 frank, zij het afhankelijk van de soort bebossing. Bouwvergunningen kunnen niet worden afgeleverd vooraleer aan die compensatie is voldaan. Bij een financiële compensatie moet die geldsom worden overgemaakt binnen een termijn van vier maanden, gerekend vanaf de datum waarop machtens de wetgeving inzake ruimtelijke ordening van de bouwvergunning gebruik mag worden gemaakt.
Het bedrag van de geldsom hangt dus af van de totale oppervlakte van ontbossing, het soort bomen en dergelijke meer, en wordt bepaald door de administratie van de Vlaamse Gemeenschap, meer bepaald de afdeling Bos en Groen. Als definities van de begrippen bos en ontbossing hanteren zij artikel 3 en artikel 4 van het bosdecreet. Daarbij stellen zij duidelijk dat een ontbossing niet hetzelfde is als het rooien van een aantal hoogstammige bomen. Zij verwijzen veeleer naar het karakter van het bos dat wordt weggenomen en stellen dat volledig ontboste percelen in woongebied in werkelijkheid tuinen en parken zijn geworden. De omvang van een ontbossing heeft volgens hen minder te maken met het aantal te kappen bomen, dan wel met de oppervlakte die mogelijk nog kan beantwoorden aan de definitie van bos.
We stellen echter vast dat die oppervlakten in verschillende gevallen niet worden bepaald in verhouding tot het aantal vierkante meter van bebouwing of van de totale perceelsoppervlakte. Die bepaling door Bos en Groen blijkt wel eens vrij arbitrair te gebeuren, waarbij blijkbaar geen mogelijkheid tot beroep bestaat. Zo werd onlangs nog 1.900 vierkante meter aan 120 frank per vierkante meter aangerekend voor de bouw van een woning met een oppervlakte van 200 vierkante meter op de hoek van een rechthoekig perceel van 6.500 vierkante meter, waar slechts 9 hoogstammige bomen worden gerooid. Daar werd de 10-percentregeling met betrekking tot opritten en terrassen strikt toegepast, maar was beroep niet mogelijk. De uitleg die daarbij wordt gegeven, is dat tuinen, plantsoenen, sierbeplantingen en dergelijke niet langer het karakter van bos hebben, een redenering die ik wel kan volgen. Toch denk ik dat die zaken duidelijk en strikt te omschrijven zijn. Ik heb toch de lichte indruk dat de woudmeester nu in deze aangelegenheden almachtig is.
Mevrouw de minister, ik weet dat u de mening bent toegedaan dat Vlaanderen een bosarme regio is en dat de uitbreiding van het bosareaal één van de topprioriteiten in uw beleid is. Toch wens ik u te vragen of een aanpassing in de toepassing van die compensatieregeling zich niet opdringt. Men kan immers blijkbaar nergens tegen die uitspraak in beroep gaan. Op het vlak van de bouwvergunningen bestaan verschillende beroepsprocedures, maar op het vlak van de compensatiemaatregel zijn die blijkbaar onbestaande. Of vergis ik mij en is toch beroep mogelijk bij het hoofdbestuur van Bos en Groen? En lopen er momenteel initiatieven ter verbetering van de behandeling van deze ontbossingsdossiers?
De voorzitter : De heer Malcorps heeft het woord.
De heer Johan Malcorps : Het is inderdaad belangrijk de termen 'bos' en 'ontbossing' goed te definiëren, maar we mogen daarbij ook niet te eng te werk gaan. We hebben immers maar een bijzonder schaars bosareaal. Denk maar aan het noorden van Antwerpen, de streek waar ook u vandaan komt en waar de problemen zich traditioneel het scherpst stellen.
Een groep van bomen is niet noodzakelijk een bos, maar toch moeten we alles in het werk stellen om omzichtig om te springen met ons schaarse groen, want daarmee wordt al te vaak een loopje genomen.
Ik denk in dit verband ook aan de gemeentelijke kapverordeningen. Ook op dat vlak dient men vrij rigide te zijn en moet men de nodige compensaties vragen. Men mag dus bij de mensen zeker niet de indruk wekken dat alles mogelijk is. Ik hoop dat het antwoord van de minister bij deze bedenkingen zal aansluiten.
De voorzitter : Minister Dua heeft het woord.
Minister Vera Dua : Mijnheer de voorzitter, collega's, over dit onderwerp wordt reeds jaren uitvoerig gediscussieerd. Net voor het reces werd nog een wijziging van het bosdecreet goedgekeurd.
Ik wil in de eerste plaats beklemtonen dat wat thans voorligt of toegepast wordt, een versoepeling is van de oorspronkelijke regeling waarbij uiteindelijk een moratorium op ontbossing decretaal werd vastgelegd. Men heeft toen echter geoordeeld dat dit toch wel iets te rigide was. Daarom werd een andere maatregel toegepast en werd een en ander versoepeld, maar nog steeds volgens het principe van de volwaardige compensatie.
Ik kan u meedelen dat ik alle maatregelen heb laten nemen om de compensatieregeling die gekoppeld is aan ontbossing zo correct mogelijk toe te passen. Het is inderdaad - en uiteraard - de bevoegdheid van de afdeling Bos en Groen om het compensatievoorstel te beoordelen. Het daarbij gehanteerde principe is dat de omvang van de compensatie in overeenstemming moet zijn met de omvang van de aangevraagde ontbossing.
Ontbossing is een ingreep die op juridisch vlak wordt geregeld door de wetgeving op de ruimtelijke ordening, vermits voor elke ontbossing een bouwvergunning nodig is. Artikel 90bis van het bosdecreet stelt dat ontbossing verboden is in een aantal bestemmingszones - waaronder groengebieden en recreatiezones -, tenzij door de minister van Leefmilieu ontheffing wordt verleend en er in compensatie wordt voorzien. Voor hardere bestemmingen - waaronder woon- en industriegebieden - is ontbossing mogelijk, afhankelijk van de appreciatie van het voorgelegde compensatievoorstel door Bos en Groen. In principe is ontbossing daar wel mogelijk omdat dit nodig is voor de realisatie van de bestemming op het gewestplan. In die zin komt de compensatieregeling, waarover een algemene consensus bestaat dat ze noodzakelijk is in het kader van de bescherming van het beperkte bosareaal in Vlaanderen, tegemoet aan de doelstelling.
Mijnheer Helsen, in uw streek, de streek van Kapellen, is blijkbaar een actie aan de gang bij de eigenaars van weekendverblijven waarbij massaal ontbossingsdossiers worden ingediend waartegen weinig verhaal mogelijk is omdat de streek al sterk ontbost is. Ik heb het uiteraard niet over heel Kapellen, maar uit de verslagen van mijn diensten moet ik opmaken dat men in de zones met weekendverblijven hard bezig is met het voorbereiden van een zaak om de bestemming volop te realiseren.
Het feit dat regelmatig compensatievoorstellen moeten worden aangepast aan de effectieve ontbossing betekent mijns inziens dat tot nog toe in dergelijke dossiers dikwijls geen juiste inschatting gebeurt van de reële ontbossing. Om een éénduidige en uniforme behandeling van de dossiers te garanderen werden aan de gemeenten, aan de provincies en aan de ambtenaren van de afdeling Bos en Groen bijkomende instructies bezorgd over de toepassing van de definitie van het bosdecreet. Bij de behandeling van de compensatiedossiers wordt, indien nodig, een terreincontrole uitgevoerd door de bos- of natuurwachter. Bij twijfel of bemerkingen van de aanvrager neemt de woudmeester van de provincie desgevallend na bijkomend advies van de ambtenaar voor privé-bos of de houtvester een definitieve beslissing in naam van het Bosbeheer.
Ik kan me wel voorstellen dat de toepassing van het compensatieprincipe vragen opwerpt bij de aanvragers. Zo is de compensatie verplicht voor de volledige oppervlakte die ontbost wordt, en niet uitsluitend voor het gedeelte waarop het bouwwerk komt. Ook de aanleg van de tuin, een oprit en andere voorzieningen maken onderdeel uit van de ontbossing en dus van de noodzakelijke compensatie. Zo kan het inderdaad dat op basis van de ingediende bouwaanvraag en het bijbehorende compensatievoorstel de als te compenseren opgegeven oppervlakte aanzienlijk wordt vergroot.
Een en ander heeft ook te maken met de eigen perceptie van wat als bos te beschouwen is. De bevoegde ambtenaren mogen zich evenwel alleen baseren op de definitie die de decreetgever, zowel in het bosdecreet als in het decreet houdende de ruimtelijke ordening, heeft opgenomen. In het decreet is trouwens absoluut geen sprake van het aantal bomen of van een bepaalde oppervlakte. Het gaat daarbij echt om een appreciatie op ecosysteemvlak. Men gaat dus na wat de oppervlakte is van het bosecosysteem dat wordt vernietigd.
Gezien de compensatiemaatregel geldt als voorwaarde bij de vergunde ontbossing, kan de aanvrager, indien hij niet akkoord gaat met een voorwaarde die wordt opgelegd in het kader van een stedenbouwkundige vergunning, gebruikmaken van de administratieve beroepsmogelijkheid waarin het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, voorziet. Hoewel dit niet in het decreet met zoveel woorden worden gezegd, kan dit beroep dus ook uitsluitend betrekking hebben op de compensatievoorwaarden die werden opgelegd.
Ondertussen heb ik de afdeling Bos en Groen de opdracht gegeven een informatiebrochure op te maken over de huidige compensatieregeling en zijn toepassingsgebied. Dit heeft vrij lang aangesleept omdat we met betrekking tot het uitvoeringsbesluit het advies van de Raad van State moesten afwachten. Deze brochure, die ruim zal worden verspreid, zal alle nodige informatie bevatten over de procedure tot het aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing en de compensatieregeling.
Tot slot kan ik u meedelen dat het niet mijn bedoeling is de huidige regeling op korte termijn te wijzigen. We hebben daar reeds zo lang over gediscussieerd, ook in dit parlement, en ik denk dat iedereen zich in die huidige regeling kon vinden. Laten we daarom via een informatiecampagne proberen de zaken wat beter bekend te maken en afwachten hoe de zaak verder evolueert.
De voorzitter : De heer Helsen heeft het woord.
De heer Koen Helsen : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wens wel duidelijk te stellen dat ik geen enkel probleem heb met het principe van de compensatiemaatregel. Het is een correcte maatregel, maar ik stel wel vast de appreciatie kan variëren naargelang de ambtenaar van Bos en Groen. Daar stelt zich dus wel een probleem.
Maar indien ik u goed heb begrepen, zou er dus toch ergens een mogelijkheid zijn om dit bij u aan te kaarten.
Minister Vera Dua : Neen, dat moet gebeuren via de administratie Ruimtelijke Ordening.
De heer Koen Helsen : Er bestaat dus geen mogelijkheid om specifieke gevallen bij u aan te kaarten?
Minister Vera Dua : Voor een aantal bestemmingszones wordt de ontheffing wel door mij persoonlijk getekend. Ik zou dus niet weten bij wie men in die gevallen in beroep zou moeten gaan, tenzij bij mij.
De heer Koen Helsen : Ja, maar dat geldt dan voor de ontheffing voor de gebieden waarbij normaliter niet in een ontbossing wordt voorzien. Voor de andere gebieden is dus niet in een beroep bij u voorzien?
Minister Vera Dua : Neen.
De heer Koen Helsen : Dan zullen we vol verwachting naar die brochure uitkijken en die aandachtig lezen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.