Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 02/05/2001
Vraag om uitleg van mevrouw Veerle Heeren tot de heer Johan Sauwens, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, over de samenwerking tussen de socialehuisvestingssector en de Vlaamse bouwmeester
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Heeren tot de heer Sauwens, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, over de samenwerking tussen de socialehuisvestingssector en de Vlaamse bouwmeester.
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, begin april werd bouwmeester bOb Van Reeth geïnterviewd in De Morgen over de relatie tussen hemzelf en zijn diensten en de socialehuisvestingssector. Hij ging daar mijns inziens vrij ver in. Ik citeer hem : 'Ons team wil graag advies verschaffen in verband met de inplanting of de keuze van de architecten.'
De socialehuisvestingsmaatschappijen beslissen in de raden van bestuur vrij autonoom over welke architect voor welk project wordt gekozen. Dat leidt ertoe dat er in de socialewoningbouw in Vlaanderen een vrij grote verscheidenheid is. Dat kan ik alleen maar toejuichen. Als alle sociale woningen er identiek zouden uitzien, zou dat zeer monotoon en te betreuren zijn. Aan de andere kant getuigen niet alle socialehuisvestingsmaatschappijen van evenveel smaak en passen ze hun woningen niet altijd evengoed in de woonomgeving in. Dat behoort nu eenmaal tot de autonomie van die huisvestingsmaatschappij. Een beoordeling hierover is heel subjectief.
De kwaliteit van sociale woningen is bijzonder goed omdat de architecten zich aan een bepaalde kwaliteitsnorm moeten houden. Woningen van socialebouwmaatschappijen zijn vandaag wellicht kwalitatief beter dan woningen die in de privé-sector worden aangeboden. Blijkbaar is de hulp die de heer Van Reeth wil aanbieden niet nieuw. Als ik het artikel goed lees, zijn er bij het begin van zijn aanstelling intense contacten geweest. Mijnheer de minister, hoe staat u tegenover de vraag van de bouwmeester om nauwer betrokken te worden bij de socialehuisvestingssector? Zijn er vandaag reeds huisvestingsmaatschappijen die met die bouwmeester op de een of andere manier constructief hebben samengewerkt? Wordt een en ander geleid vanuit de voogdijoverheid? Indien er in het verleden samenwerking is geweest, is het resultaat positief?
De bouwmeester heeft het ook over milieu en duurzaamheid als belangrijke actiepunten voor de huisvestingsmaatschappijen. Vandaag moedigt men die maatschappijen daartoe aan. Als ik het isolatie- en het ventilatiedecreet en de initiatieven in verband met zonneënergie naga, dan zijn er duidelijke richtlijnen. Zijn die richtlijnen afdwingbaar en in welke mate kan de bouwmeester, die daar zelf blijkbaar heel veel belang aan hecht, initiatieven inzake milieu en duurzaamheid stimuleren?
De voorzitter : Minister Sauwens heeft het woord.
Minister Johan Sauwens : Mijnheer de voorzitter, ik sta heel positief tegenover de vraag van de Vlaamse bouwmeester om nauwer betrokken te worden bij de sociale huisvesting. Er wordt samengewerkt. In de werkgroep Kwaliteitsvolle Duurzame Architectuur heeft de bouwmeester een heel actieve rol gespeeld. Het parlement en de politici kunnen geen decreet maken over kwaliteitsvolle architectuur. Bij de realisatie van prachtige en geselecteerde ontwerpen heb ik zelf soms vragen. De zoektocht naar kwaliteit en architectuur die naam waardig lijkt me wel belangrijk.
Over hoe men kwaliteitseisen voor terreinkeuze en architectuur kan realiseren, is er in de alternatieve PPS-aanbestedingsprocedure overleg met de bouwmeester. Tot nu toe heeft de VHM elke oproep van de bouwmeester altijd dadelijk doorgespeeld aan de huisvestingsmaatschappijen die daar vrij positief op reageerden. Ik denk hierbij aan de eerste oproep inzake de ´meesterproef´.
Het gebruik van de open oproep voor het aanstellen van architecten werd door de VHM voorgesteld als een van de manieren waarop de wet op de overheidsopdrachten kan worden toegepast. U kent de open oproep, waarbij wordt gesteld welke opdrachten op een bepaald ogenblik in portefeuille zijn en gevraagd wordt wie kandidaatontwerper is. De procedure verloopt in twee fasen. De eerste fase gebeurt voor de hele sector. Er wordt gevraagd wie kandidaat is om huurwoningen te realiseren, wie administratieve gebouwen wenst op te trekken en wie kandidaat is om tuinen of parken aan te leggen. Per sector wordt een oproep gelanceerd. De eerste oproep loopt op dit moment en gaat naar zijn eindfase toe. De VHM heeft intussen zelf deze procedure toegepast.
In totaal zijn hier al een drietal bouwmaatschappijen op ingegaan. Een project te Herentals is reeds uitgewerkt. Ik heb over deze samenwerking enkel positieve berichten ontvangen. Er zal in de toekomst meer gebruik van worden gemaakt.
Op de vraag of de socialehuisvestingsmaatschappijen milieu en duurzaamheid als belangrijke bekommernissen onderkennen, antwoord ik positief. Wij hechten hier als regering veel belang aan. De VHM, ons belangrijkste instrument, doet dit eveneens. Duurzaam bouwen is één van de beleidsopties die momenteel in de huisvestingssector als prioritair worden beschouwd.
In de concept- en ontwerprichtlijnen van de VHM werd zelfs een volledig hoofdstuk over ecologisch en duurzaam bouwen toegevoegd.
In het verleden werden reeds een aantal experimenten inzake energieverbruik en nieuwe technieken uitgevoerd en opgevolgd, onder meer in Nijlen en Herenthout. Momenteel worden een drietal proefprojecten opgestart om verdere aspecten van duurzaamheid te onderzoeken.
Bovendien worden door de werkgroep, die door de Vlaamse regering werd opgericht om voorstellen op te maken om te voldoen aan de normen van Kyoto inzake de uitstoot van CO2-gassen, speciale voorstellen geformuleerd voor de socialewoningbouw. Deze voorstellen worden door de VHM eveneens in praktijkrichtlijnen en -normen verwerkt, onder meer in de voormelde concept- en ontwerprichtlijnen.
Ik wil even wijzen op het initiatief dat ik heb genomen om iedere maatschappij een zogenaamd ruiterproject te laten realiseren tussen de beschermde monumenten en de woonsector. In het kader van de duurzaamheid krijgen gebouwen op die manier een nieuwe bestemming.
Ten slotte is er nog de werkgroep Duurzaam Bouwen die het beleid in deze materie moet adviseren, en waarin de VHM een vooraanstaande rol speelt.
De voorzitter : Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : U zegt dat er een aantal projecten zijn waar werd samengewerkt met de bouwmeester. Wat moet ik onder deze samenwerking verstaan?
Het behoort inderdaad tot de autonomie van de huisvestingsmaatschappijen om architecten aan te wijzen. Bestaan er plannen om hier verandering in te brengen? Bij sommige huisvestingsmaatschappijen zijn het vaak dezelfde architecten die aan bod komen. Het zou logisch zijn indien op het lokale niveau eveneens een open oproep wordt gelanceerd. Ik weet dat dit tot de autonomie van de raad van bestuur behoort, maar soms vind ik dit een heikel punt. Ik zie vaak dezelfde mensen de revue passeren. Jonge architecten krijgen hierdoor minder gemakkelijk kansen.
Minister Johan Sauwens : U weet dat de wet op de overheidsopdrachten, in tegenstelling tot vroeger, vraagt dat ontwerpopdrachten ook in concurrentie worden gebracht. Men kan niet meer zo gemakkelijk steeds dezelfde ontwerper aanduiden.
In de architectuur, net zoals in de andere vrije beroepen, is er een trend naar meer specialisatie. Niet iedereen kan een bestaande ruimte bijvoorbeeld restaureren, een en ander vereist een zeer specifieke kennis. De bouwmeester kan enkel nog optreden in de keuze van de ontwerper en de wijze waarop die wordt geselecteerd, in uitvoering van de wet op de overheidsopdrachten. Het kan dossier per dossier gebeuren of via een open oproep. Dit is een eerste mogelijkheid.
De tweede mogelijkheid bestaat erin dat, eens het ontwerp er is, de bouwmeester wordt betrokken bij de ontwikkeling van de visie, de keuze van het terrein, de inplanting en de architectuur zelf. Het is en blijft een zoektocht naar kwaliteit. Men kan nooit helemaal beoordelen in hoeverre iets kwalitatief hoogstaand is. Er zal altijd een subjectieve factor meespelen.
De steden en gemeenten streven steeds meer kwaliteit na. Via deze samenwerking krijgt die kwaliteitsbetrachting steeds meer vorm.
De bouwmeester heeft wel een bepaalde aanpak en smaak. Hiertegen was kritiek gekomen vanuit de sector. Eén ontwerper kan immers niet de toekomst van Vlaanderen inkleuren. Ik denk dat hiervoor een juist evenwicht moet worden gevonden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.