Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid Vergadering van 02/05/2001
Vraag om uitleg van mevrouw Sonja Becq tot de heer Johan Sauwens, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, over de uitoefening van het recht van voorkoop
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Becq tot de heer Sauwens, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, over de uitoefening van het recht van voorkoop.
Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mijnheer de voorzitter, het recht van voorkoop is vroeger in deze commissie al ter sprake gekomen. Hierover zijn al een aantal vragen gesteld. Het recht van voorkoop maakt het mogelijk voor de SHM's, de VHM, de gemeenten en de OCMW's om woningen te kopen die ze hebben gerenoveerd, verbeterd of aangepast. Het recht van voorkoop bestaat bovendien ook in andere situaties. Het gaat dan wel niet noodzakelijk om dezelfde actoren. In bepaalde gevallen zal het OCMW hier niet bij betrokken zijn.
De belangrijkste doelstelling van het recht van voorkoop is het realiseren van sociale woningen. Via het recht van voorkoop wil men meer mensen de kans geven om een betaalbare woning te vinden. In de Rand heeft men bovendien specifieke problemen. Het moet voor Nederlandstaligen mogelijk zijn om binnen de Rand betaalbaar te wonen. Het gaat hier duidelijk om een sociale woonfunctie.
Mijn vragen betreffen de administratieve rompslomp. Ik heb vernomen dat er in het begin van dit jaar ongeveer 20.000 aanbiedingen waren van het recht van voorkoop. Dit betekent evenwel niet dat deze effectief worden gerealiseerd. Het gaat hier om een administratieve rompslomp voor de notarissen en voor de VHM.
Mijns inziens is het verkrijgen van de juiste informatie belangrijk. Het recht van voorkoop is een middel om een lovenswaardige doelstelling te bereiken. Soms lijkt dit middel evenwel zwaar. Ik zou de minister in dit verband dan ook enkele vragen willen stellen.
Vindt u dat het recht van voorkoop tot op heden een succes kan worden genoemd? Beantwoordt het recht van voorkoop effectief aan de vooropgestelde doelstellingen? Hoeveel aanbiedingen zijn al gedaan sinds het recht van voorkoop in werking is getreden? Welke actoren reageren op de concrete aanbiedingen? Reageren de verschillende actoren op een verschillende manier? Gebeurt het dat een gemeente ingaat op een aanbieding waarop een SHM daarvoor niet wou ingaan? Hoeveel subsidieaanvragen zijn ingediend? Hoeveel van die aanvragen zijn goedgekeurd? Zijn er in dit verband verschillen tussen de SHM's, de gemeenten en de OCMW's? Welke gemeenten en OCMW's hebben van het recht van voorkoop al gebruik gemaakt? Welke actoren realiseren dit recht van voorkoop? Resulteren deze realisaties effectief in bijkomende woningen? Hoe zit het met de doelstellingen inzake de woonfunctie?
Ik zou tevens een vraag willen stellen over de administratieve rompslomp die met het recht van voorkoop gepaard gaat. Ik heb vernomen dat al ongeveer 60.000 brieven naar de SHM's zijn verstuurd. Het gaat hier met andere woorden over een grote papierberg.
De Vlaamse regering heeft verklaard dat ze werk wil maken van e-government. Ze wil een aantal zaken via electronische weg aanpakken. In functie van de te realiseren doelstellingen lijkt het recht van voorkoop me het terrein bij uitstek om electronische middelen aan te wenden. Ik denk dat al de betrokken instanties, namelijk de gemeenten, de OCMW's, de huisvestingsmaatschappijen en de notarissen, over e-mail beschikken. Zijn er in dit verband al stappen gezet? Is er al in een timing voorzien? Heeft men de kostprijs van deze operatie al kunnen inschatten? Hoeveel bedraagt de administratieve kostprijs momenteel en wie draagt die kosten? De omvang en de kostprijs van de administratieve rompslomp spelen een grote rol spelen bij het realiseren van betaalbare woningen.
De voorzitter : Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren : Mijnheer de voorzitter, hoewel mevrouw Becq mijns inziens de problematiek perfect heeft verwoord, zou ik nog even willen ingaan op het recht van voorkoop voor gemeenten.
Het recht van voorkoop is destijds in de Vlaamse Wooncode opgenomen omdat we ervan overtuigd waren dat het een belangrijk instrument kon worden in de bestrijding van leegstand en verkrotting. Volgens mij heeft men het in heel wat steden ook inderdaad gebruikt. Toch zijn veel gemeenten nog niet op de hoogte van het recht van voorkoop. Vaak houdt men zich niet echt bezig met woonbeleid. Er is wel een huisvestingsambtenaar, maar die heeft zoveel taken dat hij er dikwijls niet toe komt om de Wooncode te bestuderen en een woonbeleid te bepalen, laat staan initiatieven te nemen inzake het recht van voorkoop. We moeten dat onder ogen zien, en ervoor zorgen dat de gemeenten, die tenslotte de coördinerende overheid zullen worden, in het vervolg meer initiatieven nemen op dit vlak.
De voorzitter : Minister Sauwens heeft het woord.
Minister Johan Sauwens : Mijnheer de voorzitter, ik verheug mij over het betoog van mevrouw Heeren, want ik kreeg even de indruk dat de CVP-fractie pleit voor een afschaffing van het recht van voorkoop. (Opmerking van mevrouw Veerle Heeren)
Mevrouw Sonja Becq : Mijnheer de minister, mijn vraag betreft vooral de vereenvoudiging van de bestaande regeling. Daarnaast heb ik opgemerkt dat er gemeenten zijn die geen gebruik willen maken van het recht van voorkoop.
Minister Johan Sauwens : Ter herinnering : de uiteindelijke doelstelling van het recht van voorkoop is de aanwending van het goed in functie van sociale huisvesting. Door het recht van voorkoop wordt niet alleen het sociaal woonpatrimonium uitgebreid, de gerealiseerde projecten hebben ook bijzondere eigenschappen. Ze zijn vaak kleinschalig - bijvoorbeeld na het verwerven van een onbewoonbaar en verkrot pand - en worden geïntegreerd in het bestaande woonweefsel. Een bijkomend voordeel is dat de huisvestingsactoren sterker worden betrokken bij het segment van de woonmarkt dat er het slechtst aan toe is. De actoren dragen zo bij tot de strijd tegen verkrotting en leegstand. Met andere woorden, de gemeenten kunnen niet langer beweren dat ze niets kunnen doen. Ze beschikken nu over een instrument waarmee ze op eigen gezag kunnen optreden. Veel gemeenten beseffen dat echter nog niet. Dat blijkt ook uit de cijfers, voor zover we cijfers hebben, want dat ligt wat moeilijk wat de gemeenten betreft.
Vorig jaar werden de instrumenten voor de kwaliteitsbewaking van de Wooncode geëvalueerd door Mens en Ruimte. In het rapport wordt ook het recht van voorkoop beoordeeld. In het algemeen wordt het recht van voorkoop gunstig onthaald door de actoren. Volgens het rapport waren er tussen de inwerkingtreding in november 1998 en september 2000 16.384 aanbiedingen. Ongeveer 80 percent van de aanbiedingen heeft betrekking op de bijzondere gebieden. De overige aanbiedingen betreffen woningen op de lijsten leegstand en verkrotting. De graad van effectieve uitoefening van het recht op voorkoop bedroeg in deze periode 0,19 percent. Het recht werd dus niet zo vaak gebruikt. Zoals gezegd, omvat het rapport enkel de uitoefening van het recht door de socialehuisvestingsmaatschappijen. We beschikken niet over algemene cijfers voor de steden en gemeenten.
Voor het OCMW is het recht van voorkoop decretaal beperkt tot de gevallen waarin het een contractueel recht of een sociaal beheer op de woning kan laten gelden. 80 percent van de uitoefeningen van het recht betreft officieel leegstaande of verkrotte woningen. De graad van uitoefening is bij het functionele recht van voorkoop groter dan bij het territoriale recht van voorkoop. Bij de beoordeling van het succes van dit instrument moet dus een onderscheid worden gemaakt tussen deze twee types. In de bijzondere gebieden zijn de administratieve inspanningen om het recht van voorkoop uit te oefenen groot. Er kan worden overwogen het recht van voorkoop in de bijzondere gebieden meer te specificeren, zodat het aantal aanbiedingen daalt tot een voor de actoren geschikt niveau. Mevrouw Becq, u vroeg of voor de weinige woningen die op deze manier worden verworven, wel zo'n alomvattende regeling nodig is. We zullen dat onderzoeken.
Het rapport houdt enkel rekening met de situatie tot en met september 2000. Op 1 oktober 2000 werd de reglementering inzake de projectsubsidie aangepast, teneinde de effectieve uitoefening van het recht van voorkoop aan te moedigen. Sinds die wijziging is de uitoefening van het recht van voorkoop bij de erkende vennootschappen bijna verdubbeld. In het kader van projectsubsidiëring werden een dertigtal aankoopdossiers via het recht van voorkoop goedgekeurd. Het aantal bijkomende sociale woningen kan nog niet exact worden becijferd, maar per aankoopdossier kunnen vijf à tien woningen worden gerealiseerd.
Mevrouw Becq, het is dus nog te vroeg voor een algemene evaluatie. Niettegenstaande het nieuwe projectsubsidiebesluit dat ik uitvaardigde en andere maatregelen, is de toepassing van het recht van voorkoop nog lang niet op kruissnelheid gekomen, zelfs al zouden de gemeenten en stadsbesturen beter op de hoogte zijn van de huidige mogelijkheden en er meer gebruik van maken.
Een andere vraag was voor hoeveel dossiers een subsidieaanvraag werd ingediend en hoeveel er werden goedgekeurd. Sinds november 1998 heeft de VHM ongeveer 22.000 aanbiedingen gekregen. Het verschil met het aantal dat ik daarnet noemde, zit hem in de afgelopen maanden. In totaal oefenden de socialehuisvestingsmaatschappijen in het Vlaams Gewest een vijftigtal rechten van voorkoop uit. We weten niet hoe de zaken ervoor staan bij de gemeenten en de OCMW's. Daar zouden we eigenlijk meer informatie over moeten krijgen. Voor bijna alle verwervingen werd een subsidie aangevraagd. Dertig van de vijftig hebben die inderdaad gekregen. Er zijn ondertussen heel wat dossiers in de maak. Kandidaat-kopers of kopers zien plots hun aankoop doorkruist door een uitoefening van het recht van voorkoop van een maatschappij en reageren daar heel hevig op. Als dit doorgezet wordt, zal het een sanering in de sector teweegbrengen.
We weten niet welke gemeenten gebruik hebben gemaakt van het voorkooprecht omdat er geen meldingsplicht is. We moeten de steden en gemeenten niet vragen om dat te melden. We zullen zoeken naar een middel of steekproef om dat te kunnen opvolgen. Soms kan het gebeuren dat de verwerving gebeurt in een breder project waarbij naast de woonfunctie ook handelsfuncties worden uitgebouwd.
Via de website van de VHM kan iedere burger nagaan of een onroerend goed onder de toepassing van het territoriaal voorkooprecht valt. De eigenaars beginnen nu te beseffen dat ze zich kunnen informeren. Dat kan al 7 maanden via voornoemde website.
De samenwerking met de Vlaamse Landmaatschappij kadert in de eenloketfunctie omtrent GIS-gegevens en andere voorkooprechten. Vanuit het GIS proberen we stapsgewijs een grootschalig referentiebestand op te bouwen. Iedere eigenaar kan te weten komen welke wetten en decreten van toepassing zijn op zijn perceel, niet alleen wat de ruimtelijke ordening maar ook wat de milieuregelgeving betreft. Een landbouwer zal binnenkort kunnen weten in welk kwetsbaar gebied zijn perceel ligt, of er een decreet op natuurbehoud is, of er subsidiemogelijkheden zijn. Als dit allemaal in het referentiebestand wordt opgenomen, kan de eigenaar in een betrokken gebied vanuit de huiskamer zien welke mogelijkheden er zijn.
Op dit ogenblik hebben we al een 50-tal verschillende Vlaamse bestanden op de website geplaatst. Dat gebeurt nog niet op perceelsniveau, maar toch kan men nu al gewone informatie bekomen. Op termijn zal dit ook voor landmeters, notarissen en gemeentelijke diensten een onmisbaar werkinstrument worden. De uitbouw van een grootschalig referentiebestand is moeilijk omdat er ook een geografische referentie nodig is. Als men alleen op basis van kadastrale nummers werkt, komt men er niet. We moeten bouwen aan een apart referentiebestand waarmee men op basis van geografische coördinaten zijn eigendom altijd kan opvolgen.
Al sinds enkele maanden is er een helpdesk operationeel bij de VHM die vooral door notarissen wordt aangesproken. Het Woonnet, dat via de internettechnologie een grote groep van socialehuisvestingsmaatschappijen en kredietvennootschappen verbindt, was al een belangrijke stap in het opzetten van de nodige infrastructuur. Hier wordt kostendelend gewerkt.
Met de Federatie van Notarissen hebben we op 21 december 2000 vergaderd over de automatisering van het voorkooprecht. Er zijn een aantal randvoorwaarden opgesomd die van belang zijn voor de verdere automatisering. Een notaris zou dan zijn voorkooprecht aanbieden op de website. Een begunstigde van het voorkooprecht kan dan voor zijn werkgebied nagaan of hij geïnteresseerd is in de uitoefening van het recht. Indien hij dit niet is, kan hij dit snel aangeven. In het ideale geval zouden koper en verkoper de toestand van hun dossier kunnen opvolgen. Het spreekt voor zich dat de beveiliging en de correcte identificatie van de aanbieders en begunstigden hierbij van primordiaal belang zijn. Dit kan enkel met de elektronische handtekening. Terwijl de socialehuisvestingsmaatschappijen en de VHM hier wel al gebruik van kunnen maken, kan de VHM de toestand bij de notarissen terzake niet geven.
De kostprijs van dit voorstel wordt op ongeveer 10 miljoen frank geraamd en jaarlijks nog eens 1 miljoen frank. Dat is een goede investering. Deze kostprijs is voor een belangrijk deel te wijten aan de hoge eisen van de beveiliging die aan zo'n systeem worden gesteld. De kostprijs van het systeem kan gerecupereerd worden door een bijdrage aan de notarissen te vragen. Ik denk dat ze daartoe bereid zijn.
Mevrouw Sonja Becq : De vraag luidde wie dat momenteel betaalt.
Minister Johan Sauwens : We kunnen zelf heel wat papier- en portkosten verlagen. Als de VHM het initiatief neemt tot de effectieve realisatie, zullen we pogen om kostendelend te werken met andere begunstigden.
De verdere automatisering hangt af van de elektronische handtekening. Een en ander is bijna klaar, en we zullen zeker dit jaar met die operatie starten. De VHM heeft ook zelf stappen gezet. Er loopt een experiment om de dossiers per e-mail naar de socialehuisvestingsmaatschappijen te sturen, want dat bespaart ons heel wat tijd.
Iedereen draagt op dit moment zijn deel van de kosten. Op termijn moeten we kostendelend werken.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mijnheer de minister, ik hoor dat u de gegevens hebt van de VHM en niet die van de gemeenten en de OCMW's. Ik hoop dat u daar zicht op hebt voor een evaluatie van het effect op de sociale huisvesting en op de leegstand.
U hebt gezegd dat er 50 akten verleden zijn. Het is ook belangrijk te weten in hoeverre de leegstand daardoor is weggewerkt. Op welke manier wilt u dit middel bij de gemeenten en de OCMW's beter bekend maken?
De voorzitter : Minister Sauwens heeft het woord.
Minister Johan Sauwens : Zowel bij de huisvestingsmaatschappijen als bij de steden en gemeenten wordt het instrument nu bekend en wordt er steeds meer mee gewerkt. De echte evaluatie zullen we pas over anderhalf tot twee jaar kunnen maken. Waar nodig zullen we bijsturen.
Mevrouw Sonja Becq : Twee jaar is toch wel lang.
De voorzitter : Het incident is gesloten.