Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 11/05/2000
Vraag om uitleg van mevrouw Riet Van Cleuvenbergen tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over Vlaamse subsidies voor VZW Refleks Junior
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Van Cleuvenbergen tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over Vlaamse subsidies voor VZW Refleks Junior.
Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Ik veronderstel dat we vorige week allemaal een brief hebben ontvangen van Refleks. We hebben dit onmiddellijk omgezet in een vraag om uitleg. We moeten deze problematiek zinvol bekijken. Er hangen immers een aantal zaken mee samen die beleidsproblemen kunnen geven.
Refleks is de enige organisatie in Vlaanderen die professionele en praktijkgerichte vorming verzorgt rond preventie van geweld, agressie, misbruik en grensoverschrijdend gedrag bij volwassenen. De VZW ressorteert onder het decreet op de instellingen. Dat decreet is voor een stuk geblokkeerd. Vanuit de bepalingen van dat decreet bieden zij hun diensten aan aan verenigingen en organisaties. Dat is het algemene kader.
Refleks Junior is later ontstaan en werkt met jongeren. Jarenlang wordt dit werk al door deskundigen gewaardeerd. Een bewijs daarvan is dat zij overbevraagd zijn. Ze moeten op wachtlijsten terugvallen om een training aan te bieden. Wanneer men met iets nieuws begint, gebeurt dit vaak experimenteel, maar experimenten kunnen geen vijf jaar duren. We moeten dan zoeken naar een structurele inbedding.
Ik zie twee problemen bij Refleks Junior. Het eerste probleem bestaat erin dat ze werken met jongeren waardoor zij gedeeltelijk buiten de decreten over sociaal-cultureel werk staan. De meeste decreten zijn immers gericht op organisaties voor volwassenen. Een tweede probleem is dat zij op de wip zitten tussen Welzijn en Cultuur. Dat komen we vrij regelmatig tegen. Het is dan ook moeilijker een structurele oplossing te vinden waardoor we dus van de ene naar de andere experimentele fase evolueren tot we op een bepaald punt voelen dat het te onzeker wordt. De raad van bestuur heeft dan beslist om ermee te stoppen. Dat was een verstandig signaal.
Al de VZW's die als privé-organisatie dienstverlening organiseren, zijn eigenlijk meer gebaseerd op vrijwilligerswerk. Refleks Junior draait op giften, tijdelijke projectsubsidie en vooral de onbezoldigde inzet van personeel. Enkel een snelle, structurele inbedding kan het voortbestaan van de VZW garanderen. Refleks Junior heeft op korte termijn drie wensen : personeel voor de coördinatiefunctie, betaald door de minister van Cultuur, detacheringen vanuit Onderwijs voor de educatieve functie en administratieve krachten en werkingskosten betaald door het kabinet van Welzijn. Dit zou reeds mondeling zijn toegezegd, maar er kampen nog tal van gelijkaardige organisaties met dezelfde problemen. Denk maar aan het Vrouwenadviescentrum in Genk dat slechts een soort van overlevingssubsidies kreeg. We moeten een oplossing zoeken voor de VZW's die voorlopig in geen enkel decreet passen. Ze verliezen veel tijd aan het uitzoeken van de regelgeving en het opstellen van een subsidieaanvraag.
Welke maatregelen zult u nemen voor Refleks Junior? Zou een doorlichting van de projectsubsidiëring niet zinvol zijn? Hebben we geen veralgemening van de subsidiëring nodig?
De voorzitter : De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, dames en heren, ik sluit me volledig aan bij de vraag van mevrouw Van Cleuvenbergen. Ik vraag aandacht en subsidies voor de organisaties die bij twee of drie bevoegdheden kunnen worden ondergebracht. Educatief Theater bijvoorbeeld krijgt enkel van uw ministerie een beetje geld want bij Onderwijs vindt men dat het om cultuur gaat en bij Cultuur vindt men dat Onderwijs mag betalen.
De voorzitter : Mevrouw Van Den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw Ria Van Den Heuvel : Mevrouw de minister, ik ken Refleks al jaren en wil dit initiatief zeker steunen. Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft de situatie goed geschetst. Voor deze organisaties is onzekerheid het ergste probleem. We moeten voorzichtig blijven. Een weerbaarheidscursus beschermt kinderen niet tegen elk gevaar en moet nu niet per se voor iedereen worden georganiseerd.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Iedereen in deze commissie, inclusief de minister, staat volledig achter het werk van Refleks Junior. De VZW kreeg in 1998 en 1999 een projectsubsidie van de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn. Deze subsidiëring kan niet jaar na jaar worden verlengd omdat het Rekenhof dat niet aanvaardt. Ik heb aan de administratie de opdracht gegeven om voor 2000 toch opnieuw een projectsubsidie toe te kennen aan Refleks Junior. We moeten onderzoeken hoe we het project structureel kunnen inbedden, eventueel binnen de uit te bouwen jeugdhulpverlening.
De VZW's die tussen Onderwijs en Cultuur bengelen, vallen inderdaad vaak buiten de prijzen. Een oplossing is niet makkelijk te vinden. De toekenning van een projectsubsidie wordt snel als vriendjespolitiek bekeken. We moeten nu kiezen tussen een tweejarige projectsubsidie en decretale verankering. Dit soort van projecten is gegroeid van onderaf en past niet binnen een decretale structuur. Decretale verankering neemt alle beleidsruimte weg. Ik pleit voor een tussenoplossing. Ik pleit voor het afsluiten van een convenant van vier of vijf jaar, een contractuele verbintenis tussen de organisatie en de overheid. Minister Anciaux denkt er net zo over. We moeten de juridische aspecten nog uitpluizen en het Rekenhof overtuigen van het nut van zo'n contract.
De voorzitter : Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : Ik ben blij dat u werkt aan een fundamentele oplossing. De jeugdhulpverlening zweeft ergens tussen Cultuur en Welzijn. We moeten hierbij rekening houden met het advies van de Jeugdraad en eventueel de Kinderrechtencommissaris. De Jeugdraad wil immers voorkomen dat jeugdorganisaties worden 'verwelzijnd'.
Projecten krijgen vrij gemakkelijk subsidies voor twee jaar, daarna stuit men op protest van het Rekenhof. Is het niet mogelijk om voor deze organisaties een eigen regelgeving op te maken? Ze moeten dan bewijzen dat ze beantwoorden aan noden. De subsidiëring moet worden uitgebreid naar meer organisaties. VZW's die iemand kennen, krijgen subsidies en de andere werken uitsluitend met giften. Alle initiatieven moeten op gelijke voet worden behandeld.
Als men na twee jaar van experimenten en tijdelijke subsidies overstapt op een soort van vijfjarig contract, moet dat project, die organisatie, een minimum aan structuur vertonen. We mogen niet in het wilde weg beginnen te subsidiëren.
De voorzitter : Het incident is gesloten.