Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 04/05/2000
Vraag om uitleg van mevrouw Ingrid van Kessel tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de wijkgezondheidscentra
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw van Kessel tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de wijkgezondheidscentra.
Mevrouw van Kessel heeft het woord.
Mevrouw Ingrid van Kessel : De wijkgezondheidscentra zijn een manier om de eerstelijnszorg te structureren, een doelstelling die we terugvinden in de beleidsbrieven van de ministers Vogels en Aelvoet en die ook al terug te vinden was bij de vorige regeringen. Deze centra worden momenteel forfaitair gefinancierd binnen het Riziv via de conventietechniek enerzijds en - voor wat hun infrastructuur betreft - door het VIPA-decreet.
De erkenning zelf van de centra is echter nergens wettelijk bekrachtigd. Nochtans mag het belang van deze centra niet worden onderschat : ze zorgen voor een gedeeltelijke forfaitarisering van de gezondheidszorg, ze brengen het preventieve en het curatieve aspect van de zorg dichter bij elkaar, en ze zorgen voor een verminderde consumptie op de tweede lijn. De erkenning blijft echter uit. Ik tracht zelf een wetsvoorstel uit te werken dat hieraan tegemoet komt.
Ik zit echter met een aantal vragen. Op welk niveau situeren de centra zich precies? De heer Vandeurzen stelde hierover al een vraag in de Kamer, en uit het antwoord bleek dat de bevoegdheid om zulke centra te erkennen en reglementeren, helemaal niet duidelijk afgelijnd is.
De voorzitter : De heer Van Duppen heeft het woord.
De heer Jan Van Duppen : Ik sluit me graag aan bij de zoektocht van mevrouw van Kessel. Ik wil aan haar analyse nog een detail toevoegen. Niet alleen is de consumptie van de patiënten in de eerste- en tweedelijnshulp beduidend lager. Bij patiënten die ingeschreven zijn in de wijkgezondheidscentra, valt de eigen bijdrage ook weg. Dat is niet onbelangrijk, aangezien volgens het eerder besproken rapport-Peers 25 percent van de kosten in de gezondheidszorg gedragen wordt door de patiënten zelf. Dat betekent een veel grotere toegankelijkheid.
Bent u bereid om in samenwerking met de leden van dit parlement te werken aan de verdere uitbouw van wijkgezondheidscentra? Uitbouw betekent niet noodzakelijk dat alles onder één dak of binnen één gesloten structuur gebeurt. Ik denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid dat via de moderne communicatiemiddelen de verschillende gezondheidswerkers - huisartsen, kinesitherapeuten, paramedici - eenzelfde structuur vormen. De essentie van het rapport-Peers is dat de gezondheidssector in een heel speciaal iets uitmunt, namelijk dat de zorgverstrekkers de markt en verdeling van de inkomsten en de kosten bepalen. Ik denk dat daar iets aan gedaan kan worden.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Ik denk dat de wijkgezondheidscentra een belangrijk instrument zijn om de gezondheidssector vraaggestuurd te heroriënteren. De bevoegdheid hierover is een moeilijke kwestie. Ik ben het er met de federale minister van Volksgezondheid over eens dat best eerst een globaal concept wordt uitgetekend voor de eerstelijnsgezondheidszorg en voor de plaats van eventuele wijkgezondheidscentra. Daarna kunnen we over de bevoegdheden discussiëren.
In de concrete uitwerking van het globale concept zal in elk geval de mogelijkheid van multidisciplinaire samenwerking worden opgenomen. Of dit op de moderne wijze gebeurt, zoals de heer Van Duppen voorstelt, dan wel gesitueerd onder één dak, heeft nogal wat gevolgen voor het VIPA. De wijkgezondheidscentra staan immers pro forma onder de VIPA-reglementering. De wijkgezondheidscentra die beantwoorden aan de VIPA-reglementering, zijn witte raven. Uiteindelijk gebeurt de financiering nog steeds door het Riziv.
Als we verder gaan, moeten we zelf wijkgezondheidscentra financieren. Maar dit kan niet zonder overleg met de federale overheid. Het is dus het best om eerst met de federale overheid een akkoord te sluiten over de uitbouw van de eerstelijnsgezondheidszorg, vooraleer we zelf decretaal verwoorden hoe we dat zullen invullen.
Ik begrijp dat dit parlement wenst dat we op dat vlak vooruit gaan. Maar we zijn nog maar negen maanden bezig. Dus geef ons nog enkele maanden de tijd om tot een concept te komen voor die eerstelijnshulp. We zullen dat aan dit parlement voorleggen, en daar nadien parlementaire initiatieven aan koppelen.
De voorzitter : Mevrouw van Kessel heeft het woord.
Mevrouw Ingrid van Kessel : Ik heb het gevoel dat we ook niet te lang meer mogen wachten met de erkenning van de wijkgezondheidscentra. Hoe moet ik uw antwoord in de tijd interpreteren? Gaat het over een paar maanden, waarna wij de conceptnota van federaal minister Aelvoet kunnen bespreken?
Minister Mieke Vogels : Het is dezelfde situatie bij de zorgscircuits en de netwerken. Dat is ook geen exclusieve federale bevoegdheid, maar ook zeker geen exclusieve Vlaamse bevoegdheid. Bij de psychiatrische netwerken is het residentiële federaal, de psychiatrische ziekenhuizen worden federaal gefinancierd. De centra voor geestelijke gezondheidszorg zijn daarentegen volledig Vlaams. Het federale niveau kan niet bepalen hoe die netwerken moeten samenwerken. Omgekeerd kan ook Vlaanderen die netwerken niet bepalen. Dat zullen we moeten uitklaren in onderling overleg, en via samenwerkingsovereenkomsten - en indien nodig wetten en decreten - vastleggen.
Mevrouw Ingrid van Kessel : Is het multidisciplinaire niet doorslaggevend om te bepalen wie bevoegd is?
Minister Mieke Vogels : Ik denk het niet.
De voorzitter : Het incident is gesloten.