Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 04/05/2000
Vraag om uitleg van mevrouw Simonne Janssens-Vanoppen tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het 'Huis van de Rechten en Gelijke Kansen van Mensen met een Handicap
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Janssens tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over het 'Huis van de Rechten en Gelijke Kansen van Mensen met een Handicap'.
Mevrouw Janssens heeft het woord.
Mevrouw Simonne Janssens-Vanoppen : De inspiratie voor deze vraag is afkomstig van een e-mail die ik op 23 maart jongstleden heb ontvangen. In deze e-mail wordt aangekondigd dat minister Vogels wil voortbouwen aan de rechten en gelijke kansen van mensen met een handicap. Ze wil dat zeer concreet doen door dit jaar nog het 'Huis van de Rechten en Gelijke Kansen van Mensen met een Handicap' in de Koningstraat in Brussel te openen. Aan deze opening zou een prijskaartje hangen van maar liefst 13,5 miljoen frank. Ik was verbaasd en verrast door dit initiatief. Ik ben er ook niet onverdeeld gelukkig mee. Het roept meteen vragen bij me op over de inclusie, over de wenselijkheid en over de praktische invulling.
Mijn eerste vraag betreft dus de inclusiegedachte. Er was afgesproken dat we zouden afstappen van de aparte categoriale benadering. Alles zou worden ingepast in gemeenschappelijke, voor iedereen toegankelijke tehuizen en centra voor dienstbetoon. En dan komt er plots een apart huis voor mensen met een handicap. Hoe rijmt men dit met de inclusiegedachte?
De regeerverklaring heeft het daarenboven over administratieve vereenvoudiging door de invoering van het ene loket op het lokale niveau. Toch dwingt men de mensen nu om naar Brussel te gaan. In Brussel bevindt zich ook al het Vlaams Fonds voor de Integratie van Personen met een Handicap. Ook dit fonds beschikt over een ombudsdienst en een vragenloket. Waarom dan nog dit nieuwe huis in de Koningstraat? Hoe zal men de taken afbakenen?
Mijn tweede reeks vragen betreft de wenselijkheid van het initiatief. De gebruikersorganisaties beweren dat zij geen vragende partij voor dit huis zijn. Zij vinden dat ze al behoorlijk georganiseerd zijn, zij het meestal in organisaties voor bepaalde deelgroepen. Dat is trouwens ook begrijpelijk : lotgenoten zoeken elkaar op, waardoor een organisatie zich kan specialiseren, en ervaring en deskundigheid kan verwerven. Zulke organisaties zijn met hun expertise het best geplaatst om concrete vragen op het terrein te beantwoorden.
Daarnaast wijzen de gebruikers erop dat ze nu al sterk geëngageerd zijn in ouderverenigingen, ondersteuning van lotgenoten, navorming, dienstverlening. Meestal zijn ze dan ook nog actief in koepelverenigingen. Zij vrezen dat het nieuwe appèl dat nu door het huis op hen wordt gedaan, er teveel aan is. Hoe moeten vrijwilligers dit allemaal blijven bolwerken?
Ik vat mijn vragen nog even samen. Hoe past de minister dit nieuwe huis in in de huidige evolutie naar administratieve vereenvoudiging, waarbij de diensten naar de mensen toe gebracht worden? Wie vraagt dit huis? Hoe zal het werken?
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Wat is de uiteindelijke bedoeling van dit huis? Hoe ziet de minister de relatie tussen de werking van dit huis en de dienstverlening van het Vlaams Fonds? Hoe past men de gebruikersorganisaties in in dit initiatief? Zou het niet zinvoller zijn om de gebruikersorganisaties actiever te ondersteunen? Wanneer moet het nieuwe huis operationeel zijn?
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Deze vraag biedt me de kans om een aantal misverstanden uit de weg te ruimen. Het Huis voor de Gelijke Rechten bestaat al. Mijn voorgangster, minister Grouwels, kocht het huis in de Koningstraat aan en bracht er RoSa in onder, het documentatiecentrum voor vrouwenstudies, dat erbarmelijk gehuisvest was en onmogelijk bij Amazone kon worden ondergebracht.
De vorige regering wilde de dienst voor toerisme onder hetzelfde dak herbergen, maar van dat idee zijn we afgestapt. In het Huis voor Gelijke Kansen zullen naast RoSa wel andere groeperingen een plaatsje vinden die met gelijke kansen bezig zijn. Ik denk aan de leeftijdsdiscriminatie, die ook een thema is binnen het gelijkekansenbeleid. Dit is dus precies een uiting van het inclusieve denken.
In de begroting 2000 werd 13,5 miljoen frank ingeschreven voor de ondersteuning van verenigingen van mensen met een handicap. Deze verenigingen worden immers dikwijls gevraagd als ervaringsdeskundigen, maar men vergeet dat het om vrijwilligers gaat die al hun vrije tijd opofferen. Het is niet de bedoeling dat dit bedrag verkaveld wordt tussen de verenigingen. Ik zag de strijd al oplaaien tussen groepen van experts en traditionele organisaties als KVG en VFG, die een verdeling van het bedrag zouden eisen volgens het ledenaantal. De 13,5 miljoen mocht geen grabbelton worden, we hadden geen zin in een zuilencompromis.
We hebben er dus voor gekozen om de middelen te besteden aan een gebruikersplatform. Dat past in de nieuwe visie op gehandicaptenbeleid, waarbij gehandicapten over een persoonlijk assistentiebudget beschikken. Dat zal wellicht resulteren in budgethoudersverenigingen, waar mensen met hun handicap en hun ouders van gedachten kunnen wisselen over budgetbeheer. Het is dus onze bedoeling om de gebruikers zeer nauw te betrekken bij het beleid en het beheer van de middelen.
Vanuit deze filosofie hebben we beslist om de 13,5 miljoen frank te verschuiven binnen het gelijkekansenbeleid en ze exclusief voor te behouden voor het gebruikersplatform. Het is niet de bedoeling dat we van bovenaf opleggen hoe dit alles concreet moet worden georganiseerd en gestructureerd. Daarover had vorige zaterdag een zeer boeiende hoorzitting plaats met een zeventigtal gebruikersverenigingen. Daar stond men achter het idee van een huis dat als gebruikersplatform fungeert. Men juichte ook toe dat er vanuit de emancipatiegedachte wordt vertrokken, en niet vanuit betutteling of hulpverlening.
Ik verheel u niet dat een aantal verenigingen, zoals de Vlaamse Vereniging voor Hulp aan Verstandelijk Gehandicapten, met vragen blijft zitten. Zij hebben nooit personele ondersteuning gehad, en hadden gehoopt dat er nu wat kruimels van de tafel zouden vallen. Toch staan ook zij achter de basisgedachte en zijn ze bereid om mee te werken.
Er werd dus afgesproken dat de sector zichzelf zal trachten te organiseren. Zoals in de gezondheidszorg een Vlaams patiëntenplatform groeide, wil men binnen de gehandicaptensector een gebruikersplatform tot stand laten komen. Dat platform zal dan de 13,5 miljoen frank beheren in functie van de ervaringsdeskundigheid die verenigingen inbrengen bij de emancipatorische hervorming van het gehandicaptenbeleid. Het Brusselse huis is dus geen kwestie van bakstenen. Het staat er al en het wil, als uiting van een inclusief en emancipatorisch gelijkerechtenbeleid, een onderdak bieden aan het gebruikersplatform.
Men stelde hier ook vragen over de relatie met het Vlaams Fonds. Beide zullen de deur voor elkaar moeten openzetten. Het Vlaams Fonds was trouwens mede-organisator van de hoorzitting van zaterdag. Hoe beide elkaar zuurstof kunnen toedienen, bleek zaterdag trouwens bij interventies over mobiliteit en gezinszorg. Het Vlaams Fonds kan wel onderhandelen met de NMBS en De Lijn, maar er groeit een steeds grotere vraag naar weekendvervoer in de rurale gebieden. Als de gehandicaptensector dit alleen moet organiseren, is de kostprijs veel te hoog. Als dit echter regionaal wordt geregeld samen met andere weinig mobiele groepen, zoals ouderen, kan die prijs flink gedrukt worden.
Zo bestaat er binnen het Vlaams Fonds ook amper een uitgebouwde thuisverzorging. Moet daar dan weer een aparte gezinszorg voor gehandicapten voor in het leven worden geroepen? Mij lijkt het zinvoller om dit open te trekken : de bestaande diensten voor gezinszorg staan klaar om ook de gehandicapten te bedienen, mits wat bijscholing.
Ik geloof dus zeker in deze nieuwe aanpak en ik ben blij dat een ruime waaier aan gehandicaptenverenigingen de mogelijkheden van deze aanpak beseft.
De voorzitter : Mevrouw Janssens heeft het woord.
Mevrouw Simonne Janssens-Vanoppen : Dat sommigen dat alsnog niet inzien, heeft waarschijnlijk te maken met een gebrek aan informatie. Ik ken RoSa, maar ik had er geen idee van dat het om hetzelfde huis en dezelfde uitbouw ging. Zo zie je maar dat communicatie en informatie heel belangrijk zijn.
Nieuwe initiatieven moeten kunnen, maar ik sta er wel sceptisch tegenover. Ik weet dat al heel wat gebruikersorganisaties zich hebben verenigd in een soort van platform, vooral voor de dingen die ze gemeenschappelijk kunnen aanpakken. Ik heb echter vragen bij de indrukwekkende grootheid van dit platform. Het is te hopen dat dit een positief effect zal hebben op de praktische invulling. We zullen het wel vernemen van de basis.
Ik weet niet hoe de gebruikers werden benaderd om naar de hoorzitting te komen. Ik vernam toevallig dat ze heeft plaatsgevonden. We zullen dit laten groeien, maar het zal uit diverse hoeken kritisch worden gevolgd.
Minister Mieke Vogels : Dit is een moeilijke oefening, maar ze kan een dynamiek teweegbrengen die ons een grote stap kan vooruit helpen. Het omgekeerde zou zijn dat we een potje verdelen. Ik ben ervan overtuigd dat dit kritisch zal worden opgevolgd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.