Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 04/05/2000
Vraag om uitleg van de heer Luc Martens tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de uitvoering van het decreet op de buitenlandse adoptie
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Martens tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de uitvoering van het decreet op de buitenlandse adoptie.
De heer Martens heeft het woord.
De heer Luc Martens : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, het decreet dateert van 1997, de uitvoeringsbesluiten van 1998. We hebben toen een nieuw systeem voor de buitenlandse adoptie ingevoerd, als reactie op een aantal incidenten. Daarmee liepen we vooruit op de federale wetgeving.
Mevrouw de voorzitter, we hadden daar destijds enige meningsverschillen over. U vond dat we te snel gingen, en dat we moesten afwachten wat er op federaal niveau gebeurde. Ik wil die oude discussie echter niet oprakelen. Intussen heeft men immers ook op federaal niveau essentiële stappen gezet om te beantwoorden aan de verwachtingen die zijn verankerd in de conventie van Den Haag.
Die conventie moet nog steeds door ons worden geratificeerd. België schiet hier nog steeds tekort. Ik had het daarnet over 1997. Men mag niet vergeten dat dit verdrag toen al enkele jaren bestond. Ondertussen zijn we weer drie jaar verder, en heeft België het verdrag nog steeds niet geratificeerd.
We hebben toen wel een nieuwe procedure ontworpen. Alle democratische partijen waren het toen eens over de verbeteringen die deze nieuwe procedure inhield. De toenmalige regering werd in het najaar van 1995 door de heer Anciaux, die een aantal problemen had aangekaart, gestimuleerd om dit dossier bij prioriteit aan te pakken. Deze nieuwe procedure betekende het begin van de melding, registratie, voorbereidingen, gezinsevaluatie, gezinstoestemming en bemiddeling. Toen werd ook voor de toepasbaarheid van de zelfstandige adopties gekozen. Deze waren steeds al een gevoelig punt, en zijn dat tot op bepaalde hoogte tot op heden gebleven.
Mijns inziens betekende deze nieuwe procedure een stap vooruit. Als iemand het hier niet mee eens is, mag hij dat gerust zeggen. Ik zal me daar niet persoonlijk door gekwetst voelen. De procedure is tenslotte met de beste bedoelingen in het leven geroepen.
Dat neemt echter niet weg dat niet alle betrokkenen de procedure even positief ervaren. Mensen die voor een adoptie kiezen, hebben vaak al heel wat beleefd en geprobeerd. Zij kunnen vaak niet op een natuurlijke wijze kinderen krijgen, zelfs niet als ze door onze zeer geavanceerde geneeskunde worden geholpen. De keuze voor adoptie gebeurt meestal pas na uitgebreide discussies tussen beide partners. Als uiteindelijk de stap wordt gezet om een kind te adopteren, wordt men vaak geconfronteerd met toestanden die als traag en weigerachtig worden omschreven.
Ik ben niet doof voor de kritiek van de mensen. Een aantal van die kritieken komt ongetwijfeld voort uit persoonlijke ervaringen, andere zijn gebaseerd op objectieve gegevens. Ik krijg geregeld brieven van mensen die mij bezweren dat het misschien allemaal mooi lijkt maar dat ze in de praktijk eigenaardige zaken beleven. Veel van die mensen sturen dan ook aan op een bijsturing van de huidige procedure. Misschien is nu het moment gekomen om te kijken wat die procedure waard is. De federale wetgeving wordt binnenkort immers aangepast.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken? Welke actoren spelen momenteel een rol bij adopties? Ik denk dat twee instanties zich specifiek bezighouden met de voorbereiding en de vorming. Of zijn er meer? Er waren vroeger ook een vijftal centra voor algemeen welzijnswerk die zich over de intakegesprekken ontfermden en de gezinstoestemming moesten voorbereiden. Is dat nog steeds zo?
Hoeveel adopties vonden er in die drie jaar plaats? Welke landen zijn hierbij betrokken? Worden klachten geregistreerd en opgevolgd? Waarover gaan die klachten? Vormden die klachten reeds de basis van een evaluatie? Zo neen, wordt een dergelijke evaluatie momenteel voorbereid? Zo ja, welke lessen kunnen uit de resultaten worden getrokken?
De voorzitter : Mevrouw Janssens heeft het woord.
Mevrouw Simonne Janssens-Vanoppen : Ik sluit me graag aan bij de inleiding van de heer Martens. Ik denk dat hij terecht een aantal zaken aanhaalt waarmee kandidaat-adoptieouders worden geconfronteerd. Het gaat inderdaad om traagheid en weigerachtigheid. Ik kan mezelf niet van de indruk ontdoen dat bij sommige voorafgaande onderzoeken een zekere vooringenomenheid ten opzichte van de kandidaat-adoptieouders een rol speelt. Ik leid dit af uit de verhalen die ik heb gehoord.
Vooral de tijdsduur van de procedure wordt vaak aangeklaagd. Ik heb onlangs een brief gekregen van ouders die de Vlaamse procedure hebben doorlopen en uiteindelijk een weigering hebben ontvangen. Zij hebben bij een Franstalige instelling aangeklopt en daar hebben ze hun zaak op een termijn van ongeveer een jaar rond gekregen.
Deze gang van zaken roept ernstige vragen op. Ernstige gesprekken met kandidaat-ouders blijven uiteraard belangrijk. Misbruiken moeten echter ten allen prijze worden vermeden. Men mag deze vrees echter niet veralgemenen. Het gaat immers vaak om koppels met een groot engagement, die al heel wat pogingen hebben ondernomen om ouder te worden. Men mag die mensen niet nodeloos pijnigen met bijkomende bevragingen. Mijns inziens is het de hoogste tijd voor een grondige evaluatie van deze procedure.
De voorzitter : De heer Helsen heeft het woord.
De heer Koen Helsen : Ook ik wil me bij de vragen van de heer Martens aansluiten. Ik begrijp wel niet helemaal wat hij bedoelt met die uitvoeringsperiode van drie jaar. Het decreet dateert van 20 oktober 1998. De uitvoeringsbesluiten zijn gepubliceerd op 19 december 1998. Op dat ogenblik is het decreet daadwerkelijk van kracht geworden. (Opmerkingen van de heer Luc Martens)
Ik ben alleszins vragende partij voor een evaluatie. Mevrouw Janssens heeft al aangehaald dat er klachten zijn over de selectie. De vragen die de kandidaat adoptanten voorgeschoteld krijgen, wekken vaak ergernis op. Sommige van die vragen zijn nietszeggend, idioot en bijkomstig. Bovendien bevatten de vragenlijsten veel overbodige herhalingen.
De federale overheid werkt momenteel aan een nieuwe wet. Het ontwerp ligt nu voor advies bij de Raad van State. Deze wet zal wijzigingen aan het decreet noodzakelijk maken, zowel inzake het beginsel van de toelating als inzake de beroepsprocedure. Een beroep tegen een advies moet nu door een adviescommissie worden behandeld. Een beroep zal in de toekomst echter naar de jeugdrechter worden verwezen.
Zoals ik al zei, zijn wij vragende partij voor een evaluatie. Mevrouw de minister, wie zal deze evaluatie uitvoeren? Wanneer zal deze plaatsvinden?
Hoe zal deze worden opgevat? Het lijkt me in de omstandigheden zinvol om hier een aantal hoorzittingen over te organiseren met de partners die de afgelopen jaren binnen het kader van dit decreet hebben gewerkt.
De voorzitter : Mevrouw Becq heeft het woord.
Mevrouw Sonja Becq : Mevrouw de minister, ik heb nog een aanvullende vraag, die ik ook al aan uw voorganger heb gesteld. We hebben het hier steeds over de buitenlandse adoptie. Er bestaat echter ook zoiets als de binnenlandse adoptie. De begeleiding is hier minstens even belangrijk. Niet enkel het selecteren is van tel. Het verder begeleiden van adoptieouders en van de eventuele relatie met de natuurlijke ouders kan uitermate belangrijk zijn, zeker bij binnenlandse adopties. Heeft de minister hier al over nagedacht? Werden hier al voorstellen voor uitgewerkt?
De voorzitter : Voor de ratificatie van het voorliggende verdrag door Vlaanderen werd een voorstel van resolutie ingediend. Er gaat een groot moreel gezag uit van dit verdrag. Nu Vlaanderen over een eigen werking inzake adopties beschikt, lijkt me dat essentieel. Ik denk dat het parlement de regering met een grote eensgezindheid zal vragen om dit verdrag te ratificeren.
De werking van het decreet is aan heel wat kritiek onderhevig. Het probleem is echter dat het vaak om individuele gevallen gaat. Het is voor volksvertegenwoordigers zeer vervelend - om niet te zeggen onmogelijk - om daarop in te gaan. Wij zijn overigens ook geen experts die mensen moeten evalueren. Het gaat hier immers om zeer delicate dossiers. Ofschoon we ons niet mogen mengen in individuele gevallen, gaat het hier om vaak voorkomende problemen die om een politieke oplossing vragen.
Het valt me trouwens vaak op dat niet enkel de kandidaat-adoptanten, maar ook de welzijnswerkers zich vragen stellen bij de bestaande selecties. De welzijnswerkers zitten in een dubieuze relatie. Zij willen de mensen niet selecteren maar helpen. Ik ben blij dat de gerechtelijke wereld een ander spoor wil bewandelen. De bevoegde magistraten zullen op een onafhankelijke manier kunnen optreden. Zij zullen bovendien op een duidelijke procedure kunnen terugvallen.
Een ander gegeven dat me blijft verbazen, is dat mensen steeds hun negatief verslag blijven behouden, zelfs al hebben ze in beroep een positief advies gekregen. Sommige mensen moeten zich dus met een negatief verslag aanmelden, terwijl ze maar al te goed weten dat ze in beroep een positief advies hebben gekregen. Deze verdraaide situatie stoot die mensen uiteraard tegen de borst. Ik heb me ook al laten vertellen dat sommige hulpverleners hun houding inzake adviesverlening willen versoepelen omdat ze ervan uitgaan dat de mensen met een negatief advies later in beroep toch een positief advies krijgen.
Er zijn duidelijk heel wat problemen met de huidige procedure. Niemand heeft er echter problemen mee dat het kind centraal moet blijven staan en dat de ouders moeten worden geselecteerd. Deze delicate aangelegenheid moet alleszins met alle mogelijke rechtswaarborgen worden omringd. Men mag dit niet overlaten aan instanties die zich in de eerste plaats op hulpverlening richten. De federale initiatieven zullen ons binnenkort verplichten om de procedure bij te stellen. Mijn verwachtingen zijn alleszins hooggespannen.
Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : De adoptieprocedure is ongetwijfeld een der meest delicate dossiers waarmee ik al in aanraking ben gekomen. Ik heb zelf ook al brieven met schokkende verhalen ontvangen. Onlangs heb ik overigens de Vereniging van Adoptieouders ontvangen. Ook toen heb ik weer heel wat verhalen van betrokkenen gehoord.
De procedure moet alleszins worden bijgestuurd. Mijns inziens is het een goede zaak dat Vlaanderen het voortouw heeft genomen om de interlandelijke adoptie te organiseren en om een einde te stellen aan de wilde adoptie. Deze organisatie blijkt nu echter te bevoogdend en te betuttelend over te komen.
Concrete klachten komen via allerlei kanalen binnen. Zowel individuele parlementsleden als mijn kabinet of de diensten van Kind en Gezin ontvangen hier geregeld brieven over. In 1999 werden echter slechts vijf formele klachten ingediend. Mijns inziens durven mensen wiens procedure nog loopt, geen klacht in te dienen. Zij vrezen dat een klacht hun kansen op een goede afloop zal verkleinen. Van de vijf binnengekomen klachten hebben er vier betrekking op de werking van het evaluatieteam. Voor de rest werd er geklaagd over de procedure, over het functioneren van bepaalde medewerkers, over het verloop van de gesprekken en over de kostprijs van de interlandelijke adoptie.
Al deze klachten werden onderzocht en opgevolgd. Op basis van de ervaringen van de voorbije maanden heb ik een lijn kunnen trekken in de signalen die me tot nu toe hebben bereikt. De getuigenissen van de meeste kandidaat-adoptanten bevatten immers een aantal constanten.
De door ons georganiseerde vorming en voorlichting wordt over het algemeen niet in vraag gesteld, en wordt zelfs meestal als positief ervaren. Dit geldt echter veel minder voor de gezinsevaluaties die in de polyvalente centra voor algemeen welzijnswerk plaatsvinden. Tijdens deze evaluaties bestookt men de mensen op een betuttelende wijze met eindeloze vragenlijsten. Zo vraagt men mensen of ze voor hun huidige partner al een andere partner hebben gehad. Bovendien worden deze vragen vaak door uiterst jonge maatschappelijk werkers gesteld.
De mensen die de vragen moeten beantwoorden, proberen vaak al jarenlang een kind te krijgen. Ik kan die klachten dan ook goed begrijpen. Indien ik dergelijke vragen zou voorgeschoteld krijgen, zou ik de maatschappelijk werker in kwestie gewoon achter zijn bureau vandaan halen. (Opmerkingen en gelach)
Zoals ik al zei, gaat het hier tenslotte om mensen die op het moment van deze gezinsevaluatie al een heel proces hebben doorlopen. Deze mensen hebben vaak al lang geprobeerd om zelf kinderen te krijgen. Ze hebben in hun relatie al heel wat moeten doorstaan. Het kan niet dat ze op dat moment ook nog eens dergelijke vragen moeten beantwoorden. Dat moet wel tot problemen leiden.
De adoptiebemiddeling vormt een tweede probleemhaard. Het gaat dan specifiek om de tijdsduur, de kostprijs en de communicatieve aanpak. Sommige mensen krijgen achtereenvolgens te horen dat ze een week, een maand en twee maanden moeten wachten. De bemiddelaars beseffen blijkbaar onvoldoende hoe groot de lijdensweg en de psychologische druk van een dergelijke adoptieprocedure wel is.
Rekening houdend met deze bevindingen en met de federale initiatieven, heb ik dan ook besloten om een aanpassing van het adoptiedecreet voor te bereiden en dit te baseren op een uitgebreide gebruikerservaring. Vermits we slechts twee jaar actief zijn, is het mogelijk om iedereen die volgens de procedure een adoptie heeft opgestart, te laten ondervragen. Dat zal gebeuren door een onafhankelijk instituut, dat zowel gezinnen die een adoptieproces konden afronden, als degenen die hier nog mee bezig zijn, naar hun ervaringen zal polsen.
Wij starten op dit ogenblik de procedure op, en schrijven een aanbesteding uit voor geïnteresseerde universitaire centra. Er werd aan de Vereniging van Adoptieouders duidelijk beloofd de onafhankelijkheid en anonimiteit van deze gebruikersenquête te waarborgen, zodat ze niet geremd zijn om hun ervaringen mee te delen.
Tevens werd er een audit van de erkende adoptiediensten gepland. Dit is nodig om hun plaats in het adoptiegebeuren af te bakenen en opnieuw in een federale context te plaatsen. Met beide evaluatieprocedures werd reeds een aanvang genomen. Ik voorzie dat ze tegen het jaareinde zullen zijn beëindigd.
Op die manier zullen de bouwstenen voor een nieuwe wetgeving voorhanden zijn, en kan naar een nieuwe invulling van het decreet worden gezocht. Indien het parlement hier een aantal hoorzittingen aan wil wijden, is dat uiteraard geen probleem, maar ik deel de mening van de voorzitter dat het hier een zeer emotionele materie betreft en dat het zeer moeilijk is emoties van feiten te onderscheiden.
Zowel de erkende adoptieorganisaties als de centra voor algemeen welzijnswerk die daarvoor erkend zijn, werden van onze plannen op de hoogte gebracht. Sommigen vinden ze wat bedreigend, maar daar is geen enkele reden toe.
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Luc Martens : Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik denk dat de voorgestelde stap noodzakelijk is. Met het belang van het kind voor ogen, heb ik geen enkel probleem met een bijsturing. Het zou goed zijn om het hele adoptiegebeuren in zowel binnenland als buitenland van nabij te bekijken.
Er zijn inzake dit thema nieuwe inzichten gegroeid. De mens heeft blijkbaar behoefte aan wortels, en moet het gevoel hebben deze wortels te kunnen onderzoeken. Een vijftiental jaar geleden erkende men dit fenomeen niet. Er kunnen heel wat drama's worden voorkomen door hier op een adequate wijze mee om te gaan. Ik pleit ervoor dit op een zo ruim mogelijke manier te doen.
Ik juich uw objectieve en wetenschappelijke aanpak toe. Kunnen wij van de resultaten van deze studie op de hoogte worden gebracht, zodat wij ze in het debat kunnen opnemen?
Minister Mieke Vogels : Voor de binnenlandse adoptie zijn er problemen met onder meer de nazorg. Deze problemen behoeven dringend een oplossing. Door de federale evolutie vraagt op dit moment vooral de interlandelijke adoptie mijn aandacht. Voor de nazorg is er behoefte aan extra investeringen. Ouders klagen erover dat dit aspect dikwijls ontbreekt. Er moet dringend aan worden gewerkt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.