Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 04/05/2000
Vraag om uitleg van de heer Luc Martens tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de betekenis van het rapport van dr. Jan Peers over 'Gezondheidszorg in België. Uitdagingen en opportuniteiten'
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Martens tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over de betekenis van het rapport van dr. Jan Peers over 'Gezondheidszorg in België. Uitdagingen en opportuniteiten.'
De heer Martens heeft het woord.
De heer Luc Martens : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, we hebben vermoedelijk allemaal het uitvoerige rapport 'Gezondheidszorg in België. Uitdagingen en opportuniteiten' ontvangen. Deze titel lijkt ambitieus, maar het gaat hier om een analyse. Deze instrumentele analyse heeft duidelijk beperkingen en geeft de indruk veeleer reactief dan proactief te zijn.
Het rapport bevat echter ook heel wat interessant materiaal, waar we mee kunnen werken. De federale minister tracht dat alvast te doen. In haar visietekst over gezondheidszorg en gezondheidszorgverzekeringsbeleid neemt ze dit rapport in de inleiding als uitgangspunt op. Van daaruit definieert ze haar eigen uitgangspunten.
Bij het diagonaal doornemen van het rapport - ik heb het niet van A tot Z gelezen - kon ik hier en daar voor de gemeenschap relevante verwijzingen aantreffen. Mevrouw de minister, hebt u zelf relevante items uit het rapport gelicht als basis voor een overleg met uw federale collega? Werd hierover al overlegd? Zijn hier conclusies uit getrokken, en werden er beleidssuggesties gedaan? Intussen denkt men op federaal niveau, met dit rapport als vertrekpunt, actief na over het gezondheidszorgbeleid. Hoe staat u tegenover dit rapport?
De voorzitter : De heer Van Duppen heeft het woord.
De heer Jan Van Duppen : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik sluit me graag aan bij de vraag van de heer Martens. Ik heb het rapport wel doorploegd, en dat viel niet mee. Ik heb er een aantal opmerkingen bij. Dit rapport is een goede staalkaart van de situatie in de Belgische gezondheidszorg. Ik mag dan ook hopen dat het volledig is, alhoewel ik dat betwijfel. Het probleem met dit rapport is dat het anekdotische overheerst op duidelijk omschreven visies.
Ik sluit me aan bij de opmerking van de heer Martens. Een massa zaken wordt hier terecht aan de kaak gesteld. De beste stropers zijn behoorlijk goede boswachters. Het is essentieel dat we voorstellen kunnen doen aan de federale overheid, aan uw diensten, en aan het Vlaams Parlement, om oplossingen te vinden op basis van een visie en met een planning op termijn. Ik heb het gevoel dat we nu in de lucht blijven trappelen.
De voorzitter : Mevrouw Van Kessel heeft het woord.
Mevrouw Ingrid Van Kessel : In de Senaat hebben we een uitvoerige toelichting gekregen bij dit rapport, en er werd een bespreking aan gewijd. Het is een boeiend rapport, alhoewel de aanbevelingen wat mager zijn.
Minister Vandenbroucke zegt geen nieuw initiatief te zullen nemen, maar de bestaande Hoge Gezondheidsraad in het Riziv een functie te zullen geven. Uit het rapport blijkt immers dat in het huidige gezondheidsbeleid alle keuzes impliciet worden gemaakt door het Riziv. We willen echter dat de samenleving en de democratische verantwoordelijken daar meer vat op krijgen. Als minister Vandenbroucke die opdracht wil toekennen aan de Hoge Gezondheidsraad, waar zitten dan de gemeenschappen? We zitten duidelijk met een gedeelde bevoegdheid. Het orgaan mag zich dus niet louter situeren in het Riziv. Als gemeenschap moeten we daar expliciet onze zeg in kunnen hebben.
Ik bereid een initiatief terzake voor. U herinnert zich wellicht dat we graag minister Aelvoet hadden uitgenodigd om haar visie te kennen over de structurering van de eerste lijn. Dat kon toen niet. Eén van de mogelijkheden was toen een interparlementaire commissie, maar dat is een erg log orgaan. Ik heb dat ook al in de Senaat gezegd aan de minister van Sociale Zaken. We kennen het functioneren van een interparlementaire commissie niet, maar als we in de toekomst keuzes willen maken met betrekking tot de gezondheidszorg, dan moeten de gemeenschappen daar bij worden betrokken.
Waarom geen nieuw initiatief nemen voor een interparlementaire commissie, parallel met de interministeriële conferentie, waarvan minister Aelvoet zegt dat ze nu voldoende maturiteit heeft, wat u ook al hebt bevestigd? We willen daar als parlementsleden graag aan meewerken. Zo een commissie kan zich vanuit de verschillende gemeenschappen bezighouden met de gezondheidszorg. Ik zie dit inderdaad wel op langere termijn.
Kortom, hoe staat u tegenover de Hoge Gezondheidsraad? Misschien kunnen we later eens op dit rapport terugkomen.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Ook ik heb het rapport niet uit het hoofd geleerd. Het gaat inderdaad om een analyse, een goede staalkaart van de gezondheidszorg in België op dit moment. Het rapport werd geschreven in opdracht van de federale overheid.
Het is frustrerend dat het preventiebeleid en de gezondheidspromotie op geen enkele manier worden behandeld. Naast het feit dat we met een gedeelde bevoegdheid zitten, is er ook een grote scheeftrekking van de relatie tussen preventieve en curatieve gezondheidszorg en de middelen die daar naartoe gaan. Daarom vind ik het rapport wat mager.
Het is inderdaad zo dat de federale minister van Volksgezondheid een uitgewerkte tekst heeft gemaakt met voorstellen, gebaseerd op het rapport-Peers. Ze heeft daar begin april een nota over gemaakt. Die nota werd naar een aantal experts en naar de Vlaamse administratie Gezondheidszorg gestuurd, met de bedoeling een nota voor te bereiden. Speciale aandacht gaat daarbij naar de samenhang tussen Volksgezondheid en Sociale Zaken, inspelend op de te grote bevoegdheid van het Riziv om via de financieringsstromen de hele gezondheidszorg te structureren ; een versterking van de eerste lijn ; en, samenhangend met het eerste, een rigoureus te hanteren programmatie van het voorzieningensysteem.
Daarnaast gaat ook speciale aandacht naar de uitbouw van netwerken en zorgcircuits, een humanresourcesbeleid in de gezondheidszorg, en de oprichting van een federaal instituut voor kwaliteitsbevordering in de gezondheidszorg voor Volksgezondheid op het federale niveau en het Riziv samen. Die punten werden ter bespreking aan de Vlaamse administratie voorgelegd, en worden ook in het geregelde interkabinettenoverleg verder uitgewerkt.
Er is dus overleg, maar dat zou inderdaad nog ruimer moeten zijn. Ook op federaal vlak zijn er gedeelde bevoegdheden tussen Volksgezondheid en Sociale Zaken. Als dit rapport wordt voorgelegd aan de Hoge Raad binnen het Riziv, dan lopen we de kans dat het weer via de financieringsstromen gebeurt, en niet op basis van een algemeen conceptueel denken over de toekomstige gezondheidszorg.
Het zou goed zijn dat het Vlaams niveau een visie op de toekomstige gezondheidszorg geeft. Misschien kan de Vlaamse Gezondheidsraad daaromtrent een advies formuleren.
De voorzitter : We hebben onlangs, op eigen initiatief, een advies gegeven over de conceptnota van mevrouw Aelvoet. Dat werd aan iedereen bezorgd.
Minister Mieke Vogels : Dat kan mee worden betrokken in het verdere denken hierover. Samengevat is er dus overleg, maar waarschijnlijk nog niet genoeg. De frustraties zullen nog een tijdje blijven.
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Luc Martens : Samen met de andere sprekers wil ik benadrukken dat we dit niet mogen ondergaan. We moeten meer doen dan supporteren ; we moeten ons aan tafel wringen. Als deze vraag om uitleg daartoe kan bijdragen, dan heeft ze nut gehad.
We ambiëren zeker een geïntegreerd beleid, waarin preventie, behandeling en verzorging goed op elkaar zijn afgestemd. Daarom kan het niet anders dan dat de gemeenschappen mee aan tafel zitten. Ik pleit voor een alerte opstelling uwerzijds.
Ik verwijs naar wat tijdens de vorige zittingsperiode is goedgekeurd met betrekking tot de federalisering van de gezondheidszorg. Als het menens is, moeten we dit niet laten liggen, en erop anticiperen door nu al te zeggen dat we mee aan tafel willen zitten. We moeten dat doen om met de weinige middelen waarover we beschikken, een beter rendement te realiseren. Ik hoop dat deze vraag daartoe kan bijdragen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.