Commissie voor Buitenlandse en Europese Aangelegenheden Vergadering van 14/01/1997
Interpellatie van de heer Luk Van Nieuwenhuysen tot de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de economische zending naar China
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Van Nieuwenhuysen tot de heer Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de economische zending naar China.
De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega´s, Export Vlaanderen heeft heel wat tijd, energie en middelen geïnvesteerd in de BDBH-zending die onder leiding van prins Filip van 23 november tot 5 december 1996 China heeft bezocht.
Op 3 september werd, ter voorbereiding van deze zending, een nogal groots opgezet seminarie gehouden. Geïnteresseerden mochten gratis deelnemen, in tegenstelling tot wat bij soortgelijke initiatieven van wat voorheen de VDBH was, gebruikelijk was. De kostprijs van dit initiatief bedroeg een half miljoen frank.
Als ik de geruchten mag geloven, hebben de deelnemers van die multisectorale zending een en ander niet erg positief geëvalueerd. Ook de leiding van de BDBH maakte geen positieve evaluatie van die zending. De directeur-generaal van de BDBH, de heer Servotte, was blijkbaar niet opgetogen over de coördinatie. Hij zou gezegd hebben dat het niet altijd duidelijk was wie waarvoor precies verantwoordelijk was. Deze waarschuwing hebben we ook vroeger al meermaals laten horen. Wij hadden het altijd over de verwarring bij zowel de eigen exporterende bedrijven als bij onze handelspartners in het buitenland.
Daar blijkt die verwarring zelfs de diverse overheidsorganisaties die zich met buitenlandse handel bezighouden, parten te spelen. Er was een duidelijk gebrek aan hiërarchie, waardoor iedereen maar deed wat hij dacht te moeten doen. Er heerste verwarring omtrent de taken en verantwoordelijkheden van het diplomatieke corps enerzijds, en van de economische vertegenwoordigers anderzijds. Daardoor waren de individuele programma´s van de deelnemende bedrijven onvoldoende geïntegreerd in het algemene programma van de zending.
Hoe dan ook, de BDBH heeft in dit project blijkbaar de bevestiging van zijn coördinerende rol gezien. Daarbij valt op dat de directeur-generaal van de BDBH de touwtjes in handen wil nemen. Hij eist het grootste deel van de coördinatie voor zijn instelling op.
Een aantal deelnemende bedrijven deelt alvast die mening niet.
Zelfs Le Soir merkt op dat heel wat bedrijven een vraagteken plaatsen bij de bestaansreden van de BDBH. Dat is toch veelzeggend. Le Soir bevestigt trouwens dat bij sommige exporteurs de overtuiging leeft dat de BDBH nog alleen als werkgever fungeert voor haar ere-voorzitter, prins Filip. Dat beweren wij al jaren.
Er was ook kritiek op de omvang van de handelsdelegatie, de aanzienlijkste die ooit werd georganiseerd. Die omvang zou allerlei problemen hebben veroorzaakt, en voor de bedrijven zelf weinig efficiënt zijn geweest. De VDBH is zich daar in het verleden van bewust geweest, en scheen lessen te hebben getrokken uit de vroegere ervaringen van de BDBH. Dat blijkt onder meer uit het actieplan van de dienst. Daarin opteerde men vooral voor zendingen die veel zakelijker en minder protocollair waren. Ik begrijp dus niet goed waarom daarvan in dit geval werd afgeweken. Ik kan me in dat verband ook niet van de indruk ontdoen dat dit onder druk van hogere kringen is gebeurd.
Mijn vragen luiden dus als volgt. Welke besluiten hebben Export Vlaanderen en de minister bevoegd voor de Buitenlandse Handel uit dit evenement getrokken? Bent u van oordeel dat dergelijke zendingen in de toekomst nog kunnen? Is de minister-president van oordeel dat Export Vlaanderen beter eigen, meer op het bedrijfsleven gerichte initiatieven moet ontwikkelen? Meent hij niet dat, als men dan toch absoluut een vorm van samenwerking met Wallonië wil, men deze beter rechtstreeks kan organiseren, tussen AWEX en Export Vlaanderen? Zou dat niet beter zijn dan een samenwerking via een derde partner - in de vorm van een soort van ménage à trois met de BDBH? Kortom, acht de minister-president dergelijke initiatieven in de toekomst nog wenselijk?
Een tweede aspect van mijn interpellatie gaat niet zozeer over de aanpak en de organisatie, dan wel over het opportunistische karakter van het initiatief. Ik heb vroeger al bedenkingen geformuleerd bij het zogenaamde wedden op twee paarden, waarbij we enerzijds Vlaanderen als exportland promoten zonder ons evenwel van onder de Belgische paraplu terug te trekken. Daarover moeten we ons mijns inziens nu dringend bezinnen.
Wie de buitenlandse pers leest of in het buitenland zijn oor te luisteren legt, weet dat het met het imago van België slecht is gesteld. België wordt vandaag vereenzelvigd met corruptie, politieke moord, kindermisbruik, normloosheid. Hoe men het ook draait of keert : dit imago leidt ook tot een negatieve beeldvorming over Vlaanderen en zijn bedrijfsleven. Ik heb vroeger altijd ervaren hoe terughoudend bedrijven waren om handel te drijven met Italië, omdat Italië nu eenmaal een slechte reputatie had.
Ik denk dat de vergelijking die mijn partijvoorzitter terzake in een brief aan de Vlaamse bedrijfsleiders heeft gemaakt, zeer duidelijk weergeeft waar het om gaat. Hij schrijft, en ik citeer : indien men u vraagt om geld te investeren in een bedrijf in Sicilië of om met een Siciliaanse partner in zee te gaan, dan zult u zich wellicht ook afvragen of u niet met de maffia in de boot zit. Dat wil niet zeggen dat alle Sicilianen maffiosi zijn, maar de reputatie van een regio heeft zijn invloed op de reputatie die zijn ondernemers in het buitenland genieten. Einde citaat. Ik geloof dat dit klopt.
Ik heb nooit uw optie onderschreven om het Belgische referentiekader te hanteren, maar ik begreep wel dat deze opvatting in uw logica paste. Vandaag wil ik - in het licht van deze interpellatie ten bate van ons bedrijfsleven en meer in het bijzonder van onze exporteurs - er met aandrang voor pleiten om dat pad te verlaten en resoluut een exclusief Vlaams imago na te streven.
Er is ook nog een derde aspect dat ik hier ter sprake wil brengen. De Vlaamse regering is bezorgd over de naleving van de mensenrechten elders in de wereld. Dat komt tot uiting wanneer we samenwerkingsverdragen bespreken. Ik kan er gedeeltelijk bij dat handelsrelaties iets anders zijn dan politieke relaties of dan samenwerkingsverdragen -behalve als het om wapenhandel gaat. Maar deze zending was meer dan een economische zending.
Door de aanwezigheid van prins Filip werd aan de Chinezen eigenlijk een signaal gegeven. Eigenlijk hebben we hen laten weten dat we wel zeggen dat we mensenrechten belangrijk vinden, maar ook dat we nu een prins in onze delegatie hadden ; dat men aan die aandacht voor de mensenrechten dus niet te zwaar moet tillen ; dat het in China eigenlijk nog zo slecht niet gaat. Welnu, hoe belangrijk China als markt ook moge zijn, dit is verkeerd. Vlaanderen heeft dit signaal, als mede-organisator, van deze zending evenwel bekrachtigd. Ik zou dus ook om die reden vragen voortaan wat voorzichtiger te zijn bij het verstrekken van medewerking aan dergelijke mega-initiatieven.
De voorzitter : Minister-president Van den Brande heeft het woord.
Minister-president Luc Van den Brande : De heer Van Nieuwenhuysen vroeg zich af of ik mij zijn bedenkingen van vroeger herinnerde en daarop moet ik affirmatief antwoorden.
Zijn interpellatie bestaat uit drie luiken. Het eerste luik betreft het verloop van de handelsmissie die eind verleden jaar is doorgegaan. Vooreerst is het belangrijk eraan te herinneren dat het om een zending ging die was georganiseerd door de federale Dienst voor de Buitenlandse Handel. Deze dienst heeft inzake twee aspecten van deze zending om de steun van Export Vlaanderen gevraagd. Enerzijds werd gevraagd om een voorbereidend informatieseminarie voor de Vlaamse bedrijven te organiseren. Dat seminarie is in Antwerpen gehouden. Anderzijds werd een inspanning gevraagd van de Vlaamse economische vertegenwoordigers in Peking en Shangai bij de uitwerking van de individuele programma´s van de deelnemende Vlaamse bedrijven.
Tijdens de zending deden zich enkele coördinatieproblemen voor met betrekking tot het programma in Peking. Dat kunnen we niet ontkennen. De verantwoordelijkheid voor deze coördinatie en voor de zending zelf berust bij de federale overheden. Zowel de algemeen directeur van Export Vlaanderen, de heer Van Houtte, als ikzelf hebben bij de directeur-generaal van de BDBH uitdrukkelijk geprotesteerd over de verklaringen die de directeur generaal hierover aan de pers heeft afgelegd. De federale minister van Buitenlandse Handel, de heer Maystadt, heeft in een schriftelijke reactie de polemische verklaringen en analyses van deze directeur-generaal betreurd. Hij heeft in een brief daarvan uitdrukkelijk afstand genomen. De betrokken directeur-generaal is ooit wel eens beter geïnspireerd geweest dan hier het geval was. Ik heb daarover dus dezelfde opvatting als minister Maystadt.
Na onderzoek van de feiten heb ik vastgesteld dat de begeleiding van de Vlaamse bedrijven door de medewerkers van Export Vlaanderen ter plaatse goed is verlopen. Dit is voor mij het belangrijkste. Dat neemt uiteraard niet weg dat het geheel goed moet worden georganiseerd.
Het tweede deel van de vraag betreft het nut van de samenwerking van Export Vlaanderen met federale initiatieven. De eigen initiatieven hebben uiteraard voorrang. Het valt te betwijfelen of het type van zendingen die de BDBH organiseert, beantwoordt aan de behoeften van de Vlaamse KMO´s. Om die reden ben ik van mening dat de BDBH zich niet meer moet inlaten met promotionele acties ten overstaan van de bedrijven. Dit is uitsluitend de taak van de gewestelijke diensten die daarvoor beter geplaatst zijn. De afschaffing van deze opdracht vereist echter een wijziging van de bijzondere wet op de hervorming van de instellingen. Zoals u weet ben ik uitdrukkelijk voorstander van deze wijziging. Dat is één van de elementen die wij in de commissie van het Vlaams Parlement die u daartoe de opdracht hebt gegeven, reeds bespreken en nog dienen te bespreken.
Ik herhaal dat in het belang van de bedrijven de bevoegdheid inzake buitenlandse handel volledig moet worden geregionaliseerd. Ik heb dit standpunt vroeger al ingenomen en ik herhaal het met grote overtuiging. Dit is dan ook vanzelfsprekend een van de onderdelen van de Schrikkelnota die voorligt.
Voorzitter, terloops wil ik erop wijzen dat de nieuwe algemeen directeur, de heer Martin Van Houtte, ter beschikking staat. Samen met de nieuw samengestelde raad van bestuur zal hij binnen drie maanden een strategisch plan voorleggen, zoals het decreet het voorschrijft. Dit plan dient dan te worden goedgekeurd.
Ik wil hier een suggestie doen. Het lijkt mij nuttig dat hij half maart de stand van zaken in uw commissie toelicht. Hij is nu uiteraard ook ter beschikking, het lijkt me echter aangewezen dat hij zich eerst inwerkt en een aantal oriëntaties vastlegt.
Voor mij primeert het belang van de Vlaamse exporteurs. Dat was ook het alfa en het omega van het ontwerp-decreet dat ondertussen is goedgekeurd. Het is een vaststaand gegeven dat ook Vlaamse bedrijven aan federale zendingen deelnemen zolang die nog plaatsvinden. Bij de zending naar China kwamen 50 percent van de bedrijven uit Vlaanderen, 30 percent uit Brussel en 20 percent uit Wallonië.
Het is ook een feit dat, op basis van de bestaande samenwerkingsakkoorden tussen de gewesten en de federale overheid in wederzijdse samenwerking wordt voorzien in de huidige stand van zaken. De samenwerking kadert concreet volkomen in de opdracht van Export Vlaanderen om Vlaamse bedrijven te ondersteunen. Dit gebeurt zowel in Vlaanderen bij de voorbereiding alsook in het buitenland door onze economische vertegenwoordigers.
Export Vlaanderen moet mijns inziens inderdaad bedrijfsgericht werken. Als dit in de huidige omstandigheden in het kader van federale zendingen mogelijk is, dan vind ik het goed. Is het in het kader van deze zendingen echter niet mogelijk, dan moet de instelling zelf hieruit de nodige lessen trekken. De algemeen directeur was bij de zending aanwezig. Op die manier kon hij bij de overgang en bij het opnemen van zijn opdracht met het een en ander kennis maken.
Uit de ervaringen van de handelszending naar China kan ik in ieder geval niet afleiden dat er op een aantal punten niet bedrijfsgericht zou worden gewerkt. De conceptuele en organisatorische onvolkomenheden betreffen vooral het officiële programma. De evaluatie hiervan is in samenwerking met de federale overheid gebeurd. Men heeft een aantal lessen voor de toekomst getrokken. Dit jaar staan onder meer zendingen naar Turkije en Brazilië op het programma. Er is afgesproken om onder meer het euvel van de overprogrammering te verhelpen. De briefing aan de bedrijven zal langer op voorhand gebeuren en de rol van de gewestelijke diensten zal meer zichtbaar worden.
Het is niet mogelijk om nu reeds tabula rasa te maken. Dat wil ik wel, maar ik beschik niet over de nodige wettelijke instrumenten. Daarom pleit ik nadrukkelijk voor de volledige regionalisering van de buitenlandse handel. Dat neemt niet weg dat het voor de toekomst nuttig blijft om op het federale departement Buitenlandse Zaken, binnen een economische directie een gegevensbank op te richten. Daarvoor is het echter niet langer nodig om de BDBH in stand te houden.
Het derde en laatste deel van de vraag peilt naar de politieke implicaties van deze zending. Het is zonder meer duidelijk dat deze zending een economisch doel diende. Er zijn geen gesprekken gevoerd op politiek niveau, noch door mijn vertegenwoordiger die deelnam aan de zending, noch door de ambtenaren van de Vlaamse administratie. Ik wil eraan herinneren dat de Vlaamse regering reeds in 1993 principieel heeft beslist om het cultureel akkoord met de Volksrepubliek weer op te starten. In het kader hiervan ondertekenden Vlaanderen en China in juli van vorig jaar een werkprogramma voor de jaren 1996 - 1998. Dit gebeurde onder welbepaalde randvoorwaarden die evenwel essentieel zijn. Zo is alleen uitwisseling van personen en bijstand aan personen opgenomen in het werkprogramma. Manifestaties die propagandistisch geïnterpreteerd zouden kunnen worden, komen niet in aanmerking voor de nieuwe samenwerking.
Ik zie niet in hoe in het kader van een zending die tot doel heeft de commerciële belangen van onze bedrijven in China te ondersteunen, de samenwerking van Vlaanderen derhalve een verkeerd politiek signaal zou hebben gegeven of kunnen geven. Ik heb daar noch in de commentaren noch in de duiding enige negatieve reactie over gezien. Onze mensen hebben zich dan ook nadrukkelijk gehouden aan de voorwaarden zoals die in 1993 zijn bepaald en in het programma 1996 - 1998 werden uitgewerkt.
Deze zending is helemaal afgestemd op de politieke benadering van de Vlaamse regering om geleidelijk de betrekkingen met China te normaliseren na de gebeurtenissen op het Tian An Menplein in 1989. In hetzelfde kader plant ook Export Vlaanderen een eigen zending naar China in het najaar van 1997.
Dit zijn mijn antwoorden op de drie aspecten waarover vragen werden gesteld.
De voorzitter : De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Dank u, voorzitter, dank u, mijnheer de minister-president. Op één punt kan ik hetgeen u zegt alvast onderschrijven. We moeten naar een volledige regionalisering van de bevoegdheid inzake buitenlandse handel streven.
Wat de samenwerking met de Belgische dienst betreft, bent u vooral ingegaan op de organisatorische aspecten. U zegt dat de nodige lessen zullen worden getrokken. U sluit echter niet uit dat in de toekomst nog verder met de BDBH wordt samengewerkt. Het is voor een deel juist dat dit wettelijk voorzien is in een samenwerkingsakkoord. Ik vraag u om de samenwerking te beperken tot wat wettelijk is bepaald. In de wet is een inbreng of een medewerking met de economische vertegenwoordigers in China opgenomen, daar kunnen we niet onderuit. De samenwerking van Export Vlaanderen bij deze zending ging echter veel verder dan hetgeen strikt noodzakelijk was.
U bent niet op het Belgische imago in het buitenland ingegaan. Ik denk dat dit zeker in de huidige omstandigheden zeer belangrijk is. Ik zal terzake dan ook een motie indienen.
Wat het politieke signaal aan China betreft, hebt u mij niet echt overtuigd. Ik blijf erbij dat deze zending duidelijk veel meer was dan een louter economische zending. Ik zou heel wat minder bezwaren hebben, als het om een louter bedrijfsgerichte zending zou gaan. U zegt dat de houding ten aanzien van China sinds de gebeurtenissen op het Tian An Menplein is aangepast. Ik weet niet in hoeverre de mensenrechtensituatie in China sedertdien is verbeterd. Wat dat betreft, heb ik nog enig voorbehoud.
De voorzitter : Minister-president Van den Brande heeft het woord.
Minister-president Luc Van den Brande : Ik heb op de drie onderdelen het gepaste antwoord gegeven.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door de heer Van Nieuwenhuysen werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie ingediend. Ze zal worden gedrukt en rondgedeeld.
Het Vlaams Parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering uitspreken.
Het incident is gesloten.