Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister-president, u kreeg dit weekend een vraag van een journalist van De Tijd. De vraag luidde: “Gaat er nog 500 miljoen euro extra naar Welzijn als de meerjarenbegroting onzeker is?” Uw antwoord daarop was: “We plannen 500 miljoen euro extra. Ik kan niet met zekerheid zeggen dat er absoluut 500 miljoen euro zal zijn. Je hebt niet alles in handen.”
Minister-president, ik moet u niet zeggen hoe symbolisch die 500 miljoen euro is. Iedere keer als wij vanuit de oppositie aankaarten dat er veel wordt bespaard en dat dat pijn doet, zegt u: “Ja, maar we investeren ook, onder meer 500 miljoen euro in Welzijn.” We hebben hier debatten gevoerd over het feit dat het onvoldoende is, over het feit dat uw eigen partij 900 miljoen euro had aangekondigd en beloofd in de verkiezingen en dat uw coalitiepartner 700 miljoen euro had beloofd.
Ik moet u ook niet herinneren aan het belang ervan. Als je vandaag kijkt naar de noden in de zorg, zie je dat mensen op wachtlijsten staan, in wachtkamers zitten. Als je een kindje hebt, heb je een plek in de crèche nodig en kom je op een wachtlijst. Als er problemen zijn met een jongere, komt die op een wachtlijst voor de jeugdhulp. Mensen met een handicap staan op een wachtlijst. Onze ouderen staan op een wachtlijst voor thuiszorg of voor een plaats in het rusthuis. Van je wieg tot aan het rusthuis sta je vandaag in Vlaanderen en Brussel op een wachtlijst. Dan blijkt dat de middelen die worden uitgetrokken om dat aan te pakken, niet enkel te weinig zijn – dat debat hebben we hier al vaak gevoerd –, maar dat ze ook onzeker zijn, dat we er niet zeker van zijn dat die 500 miljoen euro er komt.
Minister-president, zal er deze legislatuur al dan niet 500 miljoen euro extra worden uitgetrokken voor Welzijn?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, ik waardeer ten zeerste dat u mijn interviews leest, maar het zou nog beter zijn als u zou luisteren naar wat ik hier in de plenaire vergadering zeg. Ik heb hier tijdens het begrotingsdebat exact hetzelfde gezegd zonder enige reactie van uwentwege.
Tijdens het begrotingsdebat heb ik gevraagd of we met grote zekerheid kunnen voorspellen wat de groeipaden zijn. Het is evident dat we dat niet kunnen. Niemand kan dat: u niet en wij niet. We kunnen niet voorspellen wat het over vijf jaar zal zijn. Veel hangt af van de economische parameters. Veel hangt af van het weer aantrekken van de economie.
Wat wij zeggen, is dat wij rebus sic stantibus onze ambitie aanhouden. Ik heb toen gezegd dat wij op korte tijd geconfronteerd zijn met drie groeicijfers. We zijn als regering vertrokken met een groeiprognose van onze economie van 1,8 procent. Die is bijgesteld naar 1,5 procent. Op het moment dat we het begrotingsdebat voerden, zei de Europese Economische Unie dat de groei in België 0,9 procent zou zijn. Vervolgens heeft het Planbureau, waardoor we gebonden zijn, gezegd dat het 1 procent wordt. Gelukkig waren de vooruitzichten in juni dit jaar dat het weer iets beter wordt, namelijk 1,2 procent.
Inderdaad, bij het sluiten van het regeerakkoord hebben we afspraken gemaakt over twee grote groeipaden. We houden ons ook daaraan. We zijn zeer ambitieus. We willen een groeipad dat recurrent eindigt op 500 miljoen euro per jaar, voor de economie en voor Welzijn, naast andere groeipaden. We doen daar ook alles aan. De eerste opstap dit jaar, 100 miljoen euro, is ook gerealiseerd. Ik moet naar waarheid antwoorden. Misschien bent u een aanhanger van de planeconomie, die zegt wat de groei is en met grote zekerheid kan zeggen dat we elk jaar zoveel groei zullen realiseren, waarbij de cijfers dan desnoods misschien worden gemanipuleerd. Maar ik kan helaas niet met zekerheid voorspellen wat het in 2019 zal zijn voor Vlaanderen, dat samen met de Federale Regering enorme inspanningen doet om onze concurrentiekracht te verbeteren, de groei te bevorderen en de tewerkstelling te verbeteren, maar dat een schip is dat mee dobbert op een oceaan, met geostrategische onbekenden, met conjuncturele wereldwijde onbekenden, met grote financiële onbekenden. Ik kan dat niet met zekerheid voorspellen, maar misschien kunt u dat wel.
Ik herhaal voor al wie luistert – en ik hoop dat u deze keer luistert – dat het onze vaste ambitie is om in 2019 tot die groeipaden te komen. Alleen hebben we niet alles in eigen hand.
U zegt: “We hebben ambitie, maar het zal van externe factoren afhangen of we het waarmaken.” Ik verwacht van u net veel meer ambitie. De mensen die wachten op zorg zijn er niet mee gebaat dat u zegt dat we zullen zien of die economische parameters meevallen, want misschien is het crisis in Griekenland – zoals u in het artikel in De Tijd zegt – en zullen we niet genoeg geld hebben voor onze zorg in België. Dat is niet het antwoord dat nodig is. Als u die 500 miljoen euro niet wilt uitgeven, zult u daarvoor redenen vinden. Dan moet u zelfs niet de economische parameters afwachten. Binnen uw eigen begroting van Welzijn en Gezondheidszorg liggen een aantal bommetjes. Er is voor meer dan 2,2 miljard euro aan infrastructuursubsidies nodig binnen welzijnsvoorzieningen.
In een nota van het Overlegcomité staat letterlijk dat we er geen idee van hebben wat de toekomstige beleidsruimte van de Vlaamse Regering zal zijn omdat er een niet te voorziene impact is vanuit de federale overdracht van de financiering van de ziekenhuizen. Er komt dus nog van alles over. We weten niet wat het zal zijn. Als u ze niet wilt uitgeven, hebt u genoeg elementen. U zegt: “Wij besparen veel. Die besparingen zijn zeker. Wij garanderen dat er zeker uitgaven zullen zijn, dat er zeker 500 miljoen euro extra naar Welzijn zal gaan want dat is het minimum.” Wij hebben veel meer nodig dan dat.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister-president, ik heb ook het interview in De Tijd gelezen. Ik had een flashbackervaring, want minister Muyters van Economie gaf op een gelijkaardige vraag een gelijkaardig antwoord. Degene die daar meestal een beetje van afwijkt, is minister Vandeurzen. Hij zegt steevast dat we in 2017 de grote opstap zullen doen in de richting van een aantal decreten, zoals persoonsvolgende financiering in de gehandicaptenzorg, maar evengoed zullen volgens hem, zoals mevrouw Van den Brandt al zei, de openstaande facturen van meer dan 1 miljard euro worden betaald voor de financiering van de ziekenhuis- en rusthuisinfrastructuur enzovoort. Minister Vandeurzen stelt met een zekere standvastigheid dat dit verworven is. Uit de voorwaarden die u schetst, kan ik alleen maar afleiden dat dit niet zo is. Ik en heel veel mensen in die sector met mij zouden wensen dat we wat meer zekerheid zouden hebben en dat u in plaats van de voorwaarden waarop uw dobberende schip vaart, een duidelijke koers uitzet, zodanig dat u zekerheden zou kunnen geven.
De heer Persyn heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt en mijnheer Van Malderen, ik heb voor de zoveelste keer vandaag een déjà-vu- en een déjà-entendugevoel. Minister-president Bourgeois heeft, wat mij betreft, correct en afdoende geantwoord op uw vraag en bezorgdheid. Maar u verwijt hem nu dat hij optreedt als een goede huisvader en de nodige voorzichtigheid aan de dag legt. Nochtans heeft hij heel duidelijk aangegeven dat onze Vlaamse economie en begroting inderdaad heel open en onderhevig aan externe factoren zijn. Hij heeft tegelijkertijd bevestigd dat het onze ambitie blijft om dat groeipad aan te houden. Ook minister Vandeurzen heeft dat herhaaldelijk gezegd. Hij heeft wel gezegd dat 2015 en 2016 heel moeilijk zouden zijn. Bij de recente begrotingscontrole is er niet meer gekort op Welzijn. En ook niet op Onderwijs. Mijn fractie blijft, ik denk samen met de hele meerderheid, sterk dat groeipad ondersteunen. Wij geven het volle vertrouwen aan de minister en zijn ploeg.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, ik onthoud vooral de bevestiging door minister-president Bourgeois van het groeipad in Welzijn. Dat is van belang want de uitdagingen zijn zeer groot. Ik denk alleen maar aan de vergrijzing, aan de uitvoering van het decreet Kinderopvang, aan de uitvoering van het decreet over de persoonsvolgende financiering, aan de jeugdhulp, die hier herhaaldelijk ter sprake komt. Het is belangrijk dat in de nodige middelen voor Welzijn wordt voorzien.
Collega’s, dit jaar is al bewezen dat deze regering hier een prioriteit van maakt. Door de bijkomende middelen, onder andere voor jeugdhulp, voor kinderopvang, en voor de uitvoering van de eerste fase van het decreet persoonsvolgende financiering. Namens mijn fractie kan ik zeggen dat wij dit absoluut een prioriteit vinden en dat wij zullen insisteren dat ook de volgende jaren in de nodige middelen voor dat welzijnsbeleid zal blijven worden voorzien.
Voorzitter, ik begin met een kleine bedenking: zelfs in uw parlement is er blijkbaar meer aandacht voor verklaringen van ministers in de media dan voor verklaringen hier in dit huis. Het is opmerkelijk. Ik heb hier op 16 december 2014 exact hetzelfde gezegd. Toen heeft niemand gereageerd. Ik heb toen gezegd dat niemand met absolute zekerheid kan zeggen waar we in 2019 kunnen staan. Ik heb toen gezegd: “rebus sic stantibus”. Ik herhaal dit ook vandaag. Mevrouw Van den Brandt, de feiten zijn er. We zijn gestart met het groeipad zoals we het hebben uitgetekend: 100 miljoen euro. We kregen gisteren gelukkig het bericht dat de autonomiefactor meer zal opleveren dan het onheilsbericht dat we kregen tijdens de begrotingsaanpassing, vooropstelde.
Er zijn goede vooruitzichten – als de hemel niet op ons neervalt – dat we sneller naar een evenwicht kunnen gaan, en dat we de afgesproken groeipaden zullen kunnen trekken. Ik sta daar borg voor. Als die ruimte er is, zullen we dat doen. Minister Vandeurzen zegt terecht dat hij grote ambities heeft voor het jaar 2017, maar u weet uit welk dal we komen.
We hebben structureel orde op zaken gezet. Die begroting staat structureel op punt. Als de groei aantrekt – de eerste tekenen zijn er gelukkig – gaat die begroting aantrekken. Een tiende procent groei staat jaarlijks voor meer dan 28 miljoen euro, een tiende procent inflatie evenzeer. Dat betekent dat wat we van de federale overheid hebben gekregen, met 0,4 procent inflatie en een groei van – voorzichtigheidshalve – 1,3 in plaats van 1 procent, nog zal aangroeien en dat we in een uitstekende uitgangspositie staan dank zij de maatregelen die we hebben genomen.
Met die maatregelen gaan we die prioriteiten kunnen invullen en we gaan dat ook doen. Dit wordt gedragen door een hele meerderheid. We staan daarachter, we gaan dat dubbel spoor trekken. Onze economie heeft dat nodig. We gaan voor een nieuwe economie, we gaan voor de vierde industriële revolutie. We zijn daar sterk in, met onderzoek en ontwikkeling, om spin-offs en spin-outs te creëren, om een nieuwe economie te lanceren. We gaan dat spoor trekken, dat vooral is gericht op de kmo’s, om de welvaart te verzekeren die groei moet aantrekken. Er moet meer werkgelegenheid zijn. Tegelijk gaan we het welzijnsspoor trekken.
Als de minister-president net als op 16 december 2014 zegt dat hij helaas niet kan voorspellen hoe de toestand in 2019 zal zijn, trek daar dan geen andere conclusies uit dan dat het een voorzichtige verklaring is van iemand die weet dat er zoveel factoren zijn die we niet in de hand hebben.
Mevrouw Van den Brandt, wat ik niet aanvaard van u, is dat u beweert dat we niet de nodige maatregelen nemen, dat we lethargisch zouden zijn. We hebben maatregelen genomen, we hebben de begroting gesaneerd, we hebben gezorgd voor vooruitgang. We zien dat het vertrouwen groeit, dat het reële inkomen van de mensen is gestegen, dat de investeringen weer aantrekken. Ik heb goede hoop dat we, als de omstandigheden blijven zoals ze nu zijn en de groei aantrekt, de ambitie die we in het regeerakkoord hebben geuit en die ik vandaag herbevestig, zullen kunnen waarmaken. Ik hoop dat uit de grond van mijn hart. (Applaus bij de N-VA)
Het zijn de bijzinnetjes die giftig zijn: als er ruimte is, als de economische parameters positief blijven. Ik had gehoopt dat, als de economische parameters positief waren, we meer dan dat zouden doen. Dit is het minimum minimorum dat we moeten doen om te vermijden dat we een hele generatie mensen in de kou laten staan.
Mevrouw Schryvers, u zegt dat wat u dit jaar hebt gedaan, als toonbeeld geldt van wat u wilt doen. Wel, dit jaar is er geen 100 maar 65 miljoen euro geïnvesteerd. Tegelijk is er op Welzijn 245 miljoen euro bespaard. Dat is bijna het viervoud aan besparingen tegenover de investering. Voor personen met een handicap is er niet enkel geïnvesteerd, maar ook bespaard.
U haalt jeugdhulp aan. Voor de 2 miljoen euro extra die erbij komt, heeft de regering vorige vrijdag beslist om 3,6 miljoen euro te besparen. Tegenover iedere investering staat er een veelvoud aan besparingen. Als we dit zullen krijgen in 2015, als dit jaar een voorbeeld is voor de komende jaren, dan hou ik mijn hart vast. Dan zou er 500 miljoen euro misschien worden geïnvesteerd en komt er zeker 2 miljard besparingen bovenop. Dat ritme willen wij niet volgen, dat ritme kan Vlaanderen niet volgen.
De actuele vraag is afgehandeld.