Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende het onderwijs XXV.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Gennez, verslaggever, heeft het woord.
Ik zal proberen een kort en helder verslag te brengen over het ontwerp van decreet betreffende het onderwijs XXV, dat een aantal technische correcties en vereenvoudigingen regelt om de goede werking van het school- of academiejaar 2015-2016 te garanderen. Daarnaast behandelt OD XXV ook enkele juridische aanpassingen.
Met betrekking tot de begeleiding van jongeren met autisme in het basis- en secundair onderwijs wordt het correctiebudget voor het schooljaar 2015-2016 verlengd. Dat werd positief onthaald door alle commissieleden. Daarnaast werd het integratieplan geïntegreerd onderwijs (GON) afgeschaft en is er een vereenvoudiging van de controle bij nieuwe vestigingsplaatsen van scholen. Ook dat kon op unanieme instemming van de commissie rekenen, net zoals de mogelijkheid die in het volwassenenonderwijs wordt geschapen om de certificering van de deelopleidingen te versterken, zodat er meer deelcertificaten van gevolgde modules kunnen worden uitgereikt.
Verder behandelt het ontwerp van decreet betreffende het onderwijs XXV een aantal aanpassingen aan de bestaande decreetgeving met betrekking tot de regionale technologische centra (RTC’s). Ook daar was de volledige commissie unaniem om te stellen dat de aanpassing van de bestaande situatie in termen van school- in plaats van kalenderjaren een goede werking van de RTC’s zou kunnen garanderen. Er is een databank voor beleidsinformatie betreffende onderwijs en vorming voorzien om de nodige data en cijfers te verzamelen die aan scholen, overheden en instellingen worden geleverd, en om die waar mogelijk en indien nodig bij te sturen.
Iets meer discussie was er met betrekking tot de maatregelen die het ontwerp van decreet betreffende het onderwijs XXV voorziet op het vlak van hoger onderwijs, en wel op drie belangrijke punten. Inzake het moratorium hoger onderwijs was er nog wel unanimiteit om de onderwijsinstellingen geen nieuwe aanvragen te laten indienen voor initiële bachelor- en masteropleidingen in 2015 en 2016. Daarnaast is er ook een aanpassing voorzien om de GON-middelen in het hoger onderwijs mogelijk te houden voor studenten die al GON-begeleiding hebben gekregen in het secundair onderwijs. Sp.a, bij monde van Tine Soens, had heel wat opmerkingen bij de beperking van de studievooruitgang die is voorzien in het ontwerp van decreet betreffende het onderwijs XXV. Er wordt decretaal vastgelegd dat instellingen de mogelijkheid hebben om voorwaarden te koppelen aan een volgende inschrijving indien een student niet de grens van 60 procent studierendement haalde in het vorige academiejaar. Nu is dit nog 50 procent. Deze bepalingen zullen in de toekomst over de opleidingen en de instellingen heen gelden. Daarover bestaat wel ongerustheid bij bepaalde leden van de commissie.
Er werd ook uitgebreid gediscussieerd over de middelen voor het voorrangsbeleid voor Brussel. Daar drukten heel wat commissieleden de zorg uit dat de expertise die nu vervat is bij het voorrangsbeleid voor Brussel gegarandeerd zou blijven, dat er niet verder op zou worden bespaard, ook niet na integratie bij de Brusselmiddelen op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap en van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de Vlaamse Gemeenschapscommissie zelf.
Voorzitter, de discussie is constructief verlopen. Het ontwerp van decreet betreffende het onderwijs XXV werd aangenomen met elf stemmen voor bij twee onthoudingen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, als we al zouden overwegen om onszelf schoonheidsprijzen te geven voor ons werk als parlement, dan zouden we die wellicht niet geven voor de jaarlijkse genummerde onderwijsdecreten, waarvan het ontwerp van decreet betreffende het onderwijs XXV er een is. Zoals vandaag ook op de site van het parlement staat, is het een verzameldecreet dat vooral wijzigingen bevat aan de bestaande onderwijsregelgeving. Daarom zijn ze complex en – laat ons eerlijk zijn – zonder memorie moeilijk te lezen.
En toch wil ik u hier vandaag, zonder de bespreking uit de commissie te willen heropenen, graag duidelijk maken dat dit verzameldecreet mij en mijn fractie tot een tevredenheid stemt die u van mij niet gewend bent bij de bespreking van verzameldecreten. Als een verzameldecreet wijzigingen aan de onderwijswetgeving inhoudt, dan moeten die kunnen ingaan bij het begin van het volgende schooljaar of academiejaar. Dan is het cruciaal dat school- en instellingsbesturen, directies en schoolteams daarvan op tijd op de hoogte kunnen worden gebracht om een nieuw school- of academiejaar op een ordentelijke manier te kunnen vormgeven.
En ik verwees er al naar in de commissie: als we dit ontwerp van decreet vandaag plenair goedkeuren, dan ziet het er naar uit dat deze doelstelling dit jaar wel kan worden gehaald. Minister, de opdracht is wel nog dat de uitvoeringsbesluiten vóór 25 juni in de scholen geraken.
Het is een sterk punt en een verdienste van deze minister dat ze er al in haar eerste jaar als minister van Onderwijs in is geslaagd om ruim op tijd een afgewerkt en afgerond ontwerp bij het parlement in te dienen. Ze moet deze appreciatie echter kunnen delen met de sociale partners die over dit ontwerp van decreet hebben overlegd en onderhandeld en hun werkzaamheden binnen een relatief korte tijdsspanne hebben afgerond. Verder moet ze die appreciatie uiteraard ook delen met de voorzitter en de collega’s van de commissie Onderwijs, die zich mee hebben ingeschreven in de filosofie dat een genummerd Onderwijsdecreet is wat het moet zijn: noodzakelijke, veelal technische verbeteringen aan bestaande niveau- en themadecreten die, waar het kan, de onderwijsregelgeving vereenvoudigen.
Het heeft ervoor gezorgd dat we een sterker en slanker ontwerp hebben gekregen dat alleen op belangrijke punten is geamendeerd en niet zoals in het verleden is uitgebreid met talrijke parlementaire amendementen die eigenlijk niets meer dan aanvullingen waren.
Mijns inziens, collega’s, is er in de commissie goed parlementair werk geleverd. Dat een aantal amendementen gezamenlijk zijn ingediend door leden van meerderheid en minderheid, heeft daar misschien ook toe bijgedragen. Ik denk aan de amendementen over het geïntegreerd hoger onderwijs en aan die over de flexibele lessenroosters in het deeltijds kunstonderwijs voor leerlingen met een gemotiveerd verslag.
En dat een aantal amendementen in de commissie unaniem zijn goedgekeurd, is daar nog een illustratie van. lk denk daarbij onder meer aan het amendement dat ervoor zorgt dat nu ook personen die al een diploma van een geïntegreerde lerarenopleiding lager- en kleuteronderwijs hebben en bachelors en masters met een diploma van een specifieke lerarenopleiding, een bijkomend diploma geïntegreerde lerarenopleiding kunnen behalen, met slechts één onderwijsvak. Het is een voorbeeld van een eenvoudige, maar voor de hand liggende aanpassing van bestaande regelgeving die de inzetbaarheid van onze hoog opgeleide afgestudeerden kan uitbreiden, bovendien een loopbaan in het onderwijs aantrekkelijker kan maken en relevant is bij een dreigend lerarentekort.
Het stemt me ook tevreden, collega’s, dat aandachtspunten die wijzelf en de collega’s hebben geformuleerd bij de bespreking in de commissie van het ontwerp van decreet of in recente vragen om uitleg, hebben geleid tot goede amendementen die in de commissie op ruime steun konden rekenen. Daarbij denk ik in het bijzonder aan de in de commissie unaniem goedgekeurde amendementen die ervoor zorgen dat de oprichting van een type 9-aanbod in het buitengewoon onderwijs in het schooljaar 2015-2016 niet zal worden beschouwd als een herstructurering.
Daardoor hoeven de betrokken scholen niet te hertellen op 1 oktober 2015. Dit biedt meer duidelijkheid en transparantie aan schoolbesturen wat hun omkadering betreft, neemt onnodige druk weg bij de centra voor leerlingenbegeleiding, laat de prewaarborgregeling in het basisonderwijs volledig tot haar recht komen en neemt ook veel zorgen over de onmiddellijke toekomst weg bij personeelsleden die op korte termijn overtallig dreigden te worden.
Collega’s, deze amendementen zijn zo een voorbeeld van een performant onderwijsbeleid, van de bereidheid om de regelgeving op een goede manier aan te passen als dat zich opdringt. En ze illustreren dat we, zoals beloofd, kort op de bal spelen wat de uitrol en uitvoering van het M-decreet betreft.
Voorzitter, minister, collega’s, tot slot wil ik nog uitdrukkelijk en ten opzichte van alle betrokkenen mijn appreciatie uitspreken voor iets wat bij dit verzameldecreet opvalt, namelijk dat de focus vooral wordt gelegd op het vereenvoudigen van de onderwijsregelgeving: het verminderen van administratie en planlast, het versterken van juridische teksten en het vergroten van de autonomie voor scholen en onderwijsinstellingen.
Het is een lijn die door de minister is uitgezet. De CD&V-fractie in dit parlement is opgetogen dat ze die lijn mee verder kan ontwikkelen.
Uiteraard zal CD&V dit ontwerp van decreet goedkeuren. En in tegenstelling tot het recente verleden, waar ik mij bij de verzameldecreten steeds heb onthouden, zal ik dit jaar het onderwijsverzameldecreet met overtuiging wel goedkeuren. Dank u, collega’s. (Applaus bij CD&V)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, u begon daarnet met te zeggen dat verzameldecreten niet altijd een schoonheidsprijs krijgen. U hebt daarin een punt, maar we hebben binnen onze meerderheid de afspraak gemaakt dat de verzameldecreten tijdig zouden zijn. De leden van de oppositie zullen moeten toegeven dat we zeer bondig waren in het toevoegen van amendementen. Dat is ooit anders geweest. Mijn appreciatie gaat dus naar de regering, maar ook binnen het parlement hebben we dit op een correcte manier gedaan.
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil namens onze fractie nog een paar korte punten meegeven. In dit verzameldecreet zitten een aantal zaken waar we ook in de commissie al de aandacht op gevestigd hebben. Zo regelen we in artikel VII.25 de overgang van een project dat zestien jaar lang het beste van zichzelf gegeven heeft in het Nederlandstalige onderwijs in Brussel, namelijk Voorrangsbeleid Brussel (VBB). De helft van de middelen gaat als overgang naar Onderwijscentrum Brussel en de andere helft naar de pedagogische begeleidingsdiensten.
Ik wil allereerst namens onze fractie onze appreciatie uitbrengen ten opzichte van alle mensen die daar de afgelopen zestien jaar gewerkt hebben, die in de basisscholen van een stad waar het niet altijd eenvoudig is om leerkrachten te vinden en te behouden, de leerkrachten hebben bijgestaan. Grote dankbaarheid ten opzichte van die ploeg is ook in dit parlement op haar plaats.
Daarnaast hoop ik, minister, collega’s, dat de expertise die bij Voorrangsbeleid Brussel is opgebouwd en die door dat personeel vertegenwoordigd wordt, de afgelopen en de komende weken effectief een overgang vindt naar enerzijds het Onderwijscentrum Brussel en anderzijds de pedagogische begeleidingsdiensten.
Ik heb dit jaar al verschillende keren de zorg geuit over de samenwerking tussen de pedagogische begeleidingsdiensten. Voor leerkrachten is het inderdaad de beste zorg, de beste begeleiding die belangrijk is. En als dat iemand is die toevallig aan een andere pedagogische begeleidingsdienst gekoppeld is, zal dat voor heel veel mensen op het terrein niet zoveel uitmaken. Dat heeft trouwens ook de werking van het Samenwerkingsverband van Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten (SNPB) en van VBB de afgelopen jaren gedaan.
Daarom heb ik ook altijd gevraagd naar het protocol van samenwerking tussen de pedagogische begeleidingsdiensten, waarin onder andere aandacht moet gaan naar de uitvoering van wat wij hier goedkeuren, namelijk om snel werk te maken van de samenwerking tussen de verschillende begeleidingsdiensten om het Nederlandstalige onderwijs in Brussel te ondersteunen.
We kunnen niet zeggen dat de begeleidingsdiensten er snel werk van gemaakt hebben, want we zijn uiteindelijk al drie weken voor het einde van het schooljaar. Ik hoor dat het protocol er nu blijkbaar toch is. Ik hoop dat u dat straks kunt bevestigen, minister. Ik hoop ook dat u ons kunt verzekeren dat de samenwerking niet al te minimalistisch is, maar dat de jarenlang opgebouwde ervaring in Brussel bevestigd kan worden.
Een tweede punt waarover ik het wil hebben, gaat over een aantal bezorgdheden die ik namens onze fractie deelde met betrekking tot het amendement waarmee we het verslag en het gemotiveerd verslag verplicht laten geworden aan de school en het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) waar een kind bij schooloverdracht of bij het veranderen van school terechtkomt. We hebben in de commissie namens onze fractie twee uitdrukkelijke vragen gesteld. Ten eerste: is ons juridisch werk vandaag, een uurtje voor de eindstemming, juridisch voldoende duidelijk? Is het voor iedereen op het terrein voldoende duidelijk dat we hier alleen het verslag en het gemotiveerd verslag zoals omschreven in het M-decreet bedoelen?
Of kan men dit op het terrein nog verwarren? Kan elk CLB-verslag dat ooit geschreven werd over een leerling daar mee voorwerp van uitmaken? Deze vraag werd de afgelopen dagen door anderen opgemerkt. Er zijn situaties waarin het verslag over een leerling in het belang van de ouders en de leerling beter niet wordt doorgestuurd. Het gaat dan niet om het gemotiveerd verslag en het verslag van het M-decreet, maar bijvoorbeeld om een rapport of een verslag over antisociaal of pestgedrag. Om die kinderen nog een nieuwe kans te geven, is het beter dat men dat soort informatie niet overmaakt. Mij werd verzekerd dat dit juridisch sluitende is, maar toch graag uw bevestiging nog eens, minister.
Het tweede deel ging over privacy. Het mag niet verwonderen, onze fractie werd vroeger geleid door de huidige staatssecretaris voor Privacy. Dat leeft sterk bij ons. De nestor van onze fractie wijst er ons ook met regelmaat op dat privacy een goed is waar we niet te snel overheen mogen gaan. Op dat terrein heb ik in de commissie gevraagd om uitsluitsel te krijgen dat we hier toch niet zondigen tegen privacyregels.
De heer De Meyer heeft daarnet toegejuicht dat het na OD XXV ook mogelijk is voor mensen die een bachelor lerarenopleiding achter de rug hebben en twee vakken mogen geven, om er een derde bij te nemen en niet meer verplicht er twee bij te pakken. In het kader van het lerarentekort, in het kader van bepaalde vakken waar tekorten zijn, en waar mensen met een voldoende geacht diploma actief zijn, is dat inderdaad een heel belangrijke maatregel.
Ik wil daar een waarschuwing bij geven. We mogen er niet van uitgaan dat we door dit amendement goed te keuren mensen aanzetten om naast Engels en aardrijkskunde ook nog wiskunde te doen, en dat we er dan zijn. Enkele weken geleden hebben we hier gediscussieerd over leerkrachten die net hun diploma hadden gehaald en geen werk vonden. Ik heb me daarin gemengd. Mijn fractie vindt het logisch dat alle vacatures, van welk net ook, centraal bij de VDAB openbaar worden gemaakt. Ik heb die vraag niet zomaar gesteld, ik werd door genoeg mensen aangesproken omdat ze gefrustreerd raakten omdat ze bepaalde vacatures niet vonden. Het gaat niet over kleine aantallen.
Er is me een verhaal bijgebleven over wiskunde. Een moeder had twee afgestudeerde kinderen die wiskunde mogen geven maar geen vacante baan vonden in hun regio. Ze waren nochtans heel ruim gegaan. Het gaat niet over een uithoek van het land, maar over het midden van een grote provincie. Aan die mensen nu vertellen dat dit probleem zal worden opgelost, terwijl er nog leerkrachten met het juiste diploma thuis zitten of ander werk moeten verrichten, dat is hemeltergend.
Ik maak van de gelegenheid gebruik – ik feliciteer onszelf als indieners en de fracties die dit straks gaan goedkeuren – met deze wijziging. De wijziging op zich is echter niet genoeg. Er moet voldoende transparantie zijn. Wie net afgestudeerd is, moet niet naar honderd websites surfen om werk te vinden in het onderwijs. Er is werk genoeg in het onderwijs. Laat ons de moed tonen om dat toegankelijk te maken en op één website te brengen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de bedenkingen en bezorgdheden van de heer De Ro op het vlak van de bescherming van de privacy en het doorspelen van de dossiers door de CLB’s. Ze zijn er zelf bezorgd over. Waarschijnlijk hebben ze ons allemaal gecontacteerd, alle commissieleden toch, en uiteraard het kabinet van de minister.
Er zijn kinderen die in een moeilijke opvoedingssituatie zitten, probleemgedrag vertonen of draaideurleerlingen zijn. Voor hen is het wel belangrijk om de belangen van het kind centraal te zetten en het kind te beschermen in zijn zoektocht naar een nieuwe school. Ik denk dat alle collega’s die zorg zullen delen en dat er bij de uitvoering van het beleid rekening mee zal worden gehouden.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, collega’s, ik kon vorige donderdag niet aanwezig zijn in de commissie tijdens de bespreking van OD XXV, waarvoor mijn excuses. Ik zou toch nog een aantal opmerkingen willen maken.
Het decreet zal het schooljaar een stuk vlotter doen verlopen. Het ontwerp is op tijd ingediend. We hebben jaren gekend met een amendementenslag tot op het laatste moment. Dit jaar hebben we dat kunnen vermijden, wat alleen maar toe te juichen is.
Minister, in uw toelichting benadrukt u het feit dat u geprobeerd hebt een aantal maatregelen te nemen die de planlast moeten verminderen en die voor administratieve vereenvoudiging zullen staan. Op bepaalde vlakken is dat gelukt. Een van die zaken is het integratieplan geïntegreerd onderwijs (gon). We hebben het er vorige week al over gehad: we moeten erop letten dat de planlast bij de CLB’s er niet groter op wordt. Er is het gemotiveerd verslag. Ik heb zelf de procedure opgezocht: er zijn heel wat vragen bij. Het is al in de pers geweest ook: de CLB’s zitten met de handen in het haar en hebben het op dit moment echt moeilijk. Ik weet niet of de planlast voor hen echt verminderd is, terwijl het wel echt nodig is. Minister, ik zou hier aandacht voor willen vragen en vragen of u dit nog eens wil onderzoeken en zeker evalueren.
Waar we wel problemen mee hebben, is het amendement nummer 3. Het amendement zegt dat als een leerling van school verandert, het verslag buitengewoon onderwijs of het gemotiveerd verslag voor gon, inderdaad verplicht wordt overgegeven. Ik begrijp de bezorgdheid van de leden van de meerderheid en ik weet dat het in het belang van het kind is dat de nieuwe school zeer snel op de hoogte is van bijvoorbeeld hulpmiddelen voor het kind en dat gegevens vlot worden doorgegeven. Maar ik vind dat dit amendement heel, heel ver gaat. Het geeft ouders geen enkel recht om zich nog te verzetten tegen het doorgeven van een verslag of een gemotiveerd verslag, op geen enkel moment. Ik denk dat het belangrijk is dat verslagen en gemotiveerde verslagen worden doorgegeven, maar dat dit moet gebeuren met medeweten van en in overleg met de ouders. Het moet in vertrouwen gebeuren, in dialoog en niet in een soort van wantrouwen waarbij ouders het gevoel hebben dat ze de greep verliezen over wat er precies wordt doorgegeven. Het verslag doet de ronde en ze hebben op geen enkel moment nog een mogelijkheid om in te grijpen. Collega’s, ik denk echt dat dit te verregaand is. Ik volg hierin ook de CLB’s die dit hebben aangekaart, zoals mevrouw Gennez zei, maar ook de ouderverenigingen en de scholierenkoepels hebben hierbij vragen. Minister, toen ik dit aankaartte, hebt u in de krant beloofd om dit opnieuw te onderzoeken en te evalueren. Ik denk dat dit zeker nodig zal zijn. We mogen de privacy niet zomaar te grabbel gooien.
Iedereen hier heeft de mail van de kinderrechtencommissaris gekregen waarin hij zich ook vragen stelt bij amendement nummer 3. Hij weet niet wat het beste is voor het kind: gegevens doorgeven of niet, maar heeft zijn twijfels. Hij is nog ongeruster over een amendement dat daarop doorbouwt en gaat over het doorgeven van de leerlingengegevens, waar ouders zich in principe wel tegen kunnen verzetten als het niet gaat over het verslag of het gemotiveerd verslag maar wel over andere leerlingengegevens. Zij moeten wel door de school op de hoogte worden gebracht van die leerlingengegevens.
In het decreet en in artikel II.5 ontbreekt net die informatieplicht voor scholen om ouders te zeggen wat er in het dossier staat en wat ze precies willen doorgeven op welke termijn. We zeggen wel dat ouders zich moeten kunnen verzetten als het gaat over zaken die niet schoolgebonden zijn, maar over leerlingendossiers in het algemeen. Maar u verplicht de scholen op geen enkel moment om aan de ouders te zeggen wat er precies in die dossiers staat. Dat is problematisch, stelt het Kinderrechtencommissariaat. Ik vraag de meerderheid om met die opmerking rekening te houden. Het is belangrijk dat scholen de plicht hebben om ouders te informeren. Ik wil een oproep doen aan de minister en de leden van de meerderheid om dat mee te nemen.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Meuleman, ik wil daarop meteen reageren. U maakt een terechte opmerking. We hebben allemaal het advies van het Kinderrechtencommissariaat ontvangen. We hebben het grondig bekeken. We zijn van oordeel dat die informatieplicht van belang is en we zijn bereid om een initiatief te nemen.
Maar dat doen we niet vandaag, omdat nogal wat ouders en leerlingen reeds voor volgend schooljaar zijn ingeschreven in een school. De schoolreglementen zijn al ondertekend. Hierbij zouden de schoolreglementen moeten worden aangepast. Daarmee zouden we nu in functie van 1 september serieuze planlasten creëren. Dat willen we niet, daarover zijn we het eens.
Ik nodig de leden van de commissie uit om ons daarover te buigen en een initiatief te nemen om dat voor het volgende schooljaar te regelen. Het is een terechte opmerking van de kinderrechtencommissaris.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil enkele zaken verduidelijken, om te vermijden dat we alles op een hoopje gooien. Het gaat over het verslag en het gemotiveerd verslag opgesteld door het CLB naar aanleiding van het M-decreet. Het gaat dus niet over eender wat in dossiers van leerlingen zit, dat automatisch overgaat. Dat onderscheid is belangrijk om te maken. Voor ouders is het een wezenlijk verschil of het gaat om een nauwgezet multidisciplinair opgesteld verslag waar veel tijd en middelen in zijn gekropen, van scholen en CLB, in het belang van het kind. Daar gaat het over.
Als we iets willen doen aan de planlasten in scholen, moeten we zorgen dat er geen dubbele zaken gebeuren. Er is niets zo erg voor een kind en voor de leerkrachten die werken met een kind om gaandeweg te moeten vaststellen dat er blijkbaar iets is, om opnieuw heel de machine in gang te zetten, en om dan vast te stellen dat er al wel iets bekend was van dat kind. Dan zijn we niet bezig met privacy of het belang van het kind, dames en heren, dan houden we zaken achter in het belang van leerkrachten en leerlingen.
Ik begrijp de bekommernis. Inderdaad, de mensen van de meerderheid hebben het advies van de kinderrechtencommissaris te elfder ure ook mogen ontvangen. Ik denk dat hij artikel II.4 en II.5 verwart, want hij gebruikt ze door elkaar. Artikel II.4 gaat over de vermelding dat bij schoolverandering leerlingengegevens worden overgedragen naar de nieuwe school, tenzij en voor zover de regelgeving de overdracht niet verplicht stelt, de ouders zich er expliciet tegen verzetten, na op hun verzoek deze gegevens te hebben ingezien. Dat is artikel II.5.
De kinderrechtencommissaris doet een voorstel naar aanleiding van artikel II.4. Ik denk dat hij juist is als hij zegt dat we duidelijk moeten aangeven wat automatisch overgaat. In het verleden was dat: de spijbelgegevens van de leerlingen en de attesten als A-, B- en C-attest, niet de attesten in het licht van een verwijzing naar het buitengewoon onderwijs. Daar komt nu nog één ding bij: het verslag en het gemotiveerd verslag. De kinderrechtencommissaris heeft gelijk, zoals mevrouw Helsen zegt, dat we dat expliciet moeten opnemen in het schoolreglement: dit zijn de zaken die meegaan, in het belang van het kind. Dat zegt de kinderrechtencommissaris duidelijk.
Maar ik denk wel dat we de mensen op het terrein au sérieux moeten nemen. Het gaat niet over sommige attesten in het verleden, en dan heb ik het niet over A-, B- en C-attesten, maar wel de attesten in het licht van het buitengewoon onderwijs. Net het feit dat men zegt dat een gemotiveerd verslag veel tijd vraagt, geeft aan dat het gebeurt in het belang van het kind. Laat ons alstublieft het belang van het kind en het vermijden van dubbel werk vooropstellen, en zorgen dat we die zaken kunnen overdragen en het in schoolreglementen duidelijk kunnen stipuleren.
Het onderscheid is wel duidelijk. De kinderrechtencommissaris heeft misschien in het advies de artikels verward, maar hij heeft het wel degelijk over artikel II.5 als het gaat over het versterken van de informatieplicht. Als het over artikel II.4 gaat, is de kinderrechtencommissaris inderdaad genuanceerder. Ik heb dat ook aangegeven. We blijven er toch vragen bij stellen omdat het wel zeer verregaand is om ouders nooit het recht te geven zich te verzetten.
Ik ben het wel helemaal met u eens dat het in de meeste gevallen absoluut in het belang van het kind is om de gegevens door te geven, maar het is belangrijk dat dit in dialoog en vertrouwen gebeurt. Dat is mogelijk. In uitzonderlijke gevallen, als er toch problemen zouden zijn, moet een verzet mogelijk zijn omdat het anders wel heel gevaarlijk wordt als die verslagen zomaar van school aan school worden doorgegeven. Dit is mijn standpunt en ik apprecieer dat van u. Ik wil alleen voorzichtig zijn en we moeten kijken of er toch geen verkeerde dingen mee gebeuren. We moeten dat evalueren.
Mevrouw Helsen, ik snap uw redenering dat het nu geen zin meer heeft omdat de schoolreglementen klaar zijn en de inschrijvingen gebeurd zijn. We willen daar volgend schooljaar graag aan meewerken om de informatieplicht sterker te maken.
Ik sluit me tot slot aan bij de opmerkingen over het voorrangsbeleid Brussel. Er werden inderdaad belangrijke dingen gedaan, zoals inzetten op taal en taalvaardigheid, ouderbetrokkenheid en diversiteit. Dat zijn zaken die we erg belangrijk vinden, zeker in een Brusselse context. Ik ben het ermee eens dat daar niet verder mag op worden bespaard en dat we ervoor moeten zorgen dat de aanwezige, waardevolle expertise niet verloren gaat. We moeten erover waken dat dit door de pedagogische begeleidingsdiensten en het onderwijscentrum op een goede manier wordt overgenomen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dames en heren, er is al veel gezegd over Onderwijsdecreet XXV, maar ik wil kort nog enkele dingen aanhalen. De heer De Meyer merkt terecht op dat een verzameldecreet niet altijd even leesbaar is. Wat is het alternatief? Het alternatief is dat we met een hele hoop kleine decreten en wijzigingen zitting na zitting zouden komen, wat de continuïteit niet waarborgt en het gevaar oplevert dat er nog meer gefragmenteerde regelgeving wordt gemaakt. Een verzameldecreet op zich is het beste van het slechtste om zulke zaken te organiseren en in één keer te regelen.
Mijn fractie is erg blij dat in het ontwerp van decreet een eerste stap is opgenomen om het studierendement in het hoger onderwijs aan te scherpen, om studenten maar ook instellingen hoger onderwijs ertoe te bewegen om – als het misloopt en er niet goed is gekozen – sneller in te grijpen. Er is momenteel gekozen voor een formulering in procenten van opgenomen studiepunten. Dat is een kleine versterking in vergelijking met het verleden. We kijken wel uit naar de toekomst waar de studiepunten en dergelijke zullen worden opgenomen in de totaliteit van het leerkrediet.
Het gemotiveerd verslag dat overgaat van school naar school is daarnet ruim aan bod gekomen. Ik zal dat niet herhalen, maar wil iets anders aanhalen wat daarmee verband houdt. Leerkrachten, delibererende klassenraden en klassenraden steken erg veel tijd in leerlingvolgsystemen. Er wordt heel veel informatie ingestopt, net omwille van het belang van de leerling. Leerkrachten vragen zich terecht af wat daarmee gebeurt. Als ze het enkel in een systeem moeten invoeren, dan is dat zonde van de tijd. Die tijd kan er niet met leerlingen worden gewerkt.
We moeten ons beraden over hoe we met die leerlingengegevens omgaan. Hoe gaan we zorgen dat degenen die de schoolloopbaan van de leerling affecteren, de leerling maximaal kunnen volgen in het belang van die leerling? Ik deel de mening van wie zegt: kijk uit voor de privacy. Het kan toch niet zijn dat een kleuter die zijn tanden in een andere kleuter zet omdat die zijn boterham afneemt, tot zijn achttiende bekendstaat als iemand die bijt. Dat kan niet de bedoeling zijn. Het gaat over zaken die de leerlingenloopbaan begeleiden.
Over het buitengewoon onderwijs staat er iets heel belangrijks in dit ontwerp van decreet. Het is er via een amendement in gekomen en het gaat over het niet hertellen. Op het terrein zouden mensen wel eens op het idee kunnen komen om zich anders te organiseren omwille van de leerlingenaantallen en niet omwille van het belang van de leerling. Als je hertelt, kan dat in de plus of in de min gaan. Als we organiseren enkel en alleen op leerlingenaantallen, dan zijn we niet meer bezig met waar het in dit M-decreet over gaat, namelijk het belang van de leerling. Dat is een heel belangrijk element.
Wat nog niet aan bod is gekomen, zijn de leerlingenstages. In het ontwerp van decreet wordt een passage opgenomen om de rechten en vooral de bescherming van de leerling en van de school en het bedrijf waar de leerling wordt tewerkgesteld, op te nemen in de verzekering. Een leerling kan door een lichte fout heel wat schade veroorzaken. Het is in het belang van de leerling en de onderneming dat we dit duidelijk regelen, zodat daar op het terrein geen problemen mee over kunnen ontstaan.
We gaan een aantal begeleidingsinstanties omvormen en samenbrengen. De ondersteuning van kinderen om Nederlands te leren in Brussel, is voor de N-VA cruciaal. De expertise die de vzw’s hebben opgebouwd en die nu wordt ingekanteld in de pedagogische begeleiding, moet opnieuw worden ingezet om kinderen en jongeren maximaal Nederlands te laten leren. Ik kan ten eeuwigen dage herhalen wat een voormalige collega zei: “Neem een jaar, en geef ze een leven.” De heer Van Dijck heeft dikwijls gezegd: “Nederlands opent deuren. Nederlands maakt dat kinderen en jongeren op de onderwijsbanken mee kunnen volgen, dat onderwijs geen film is als Alice in Wonderland, maar dat ze maximaal samen kunnen starten en doorstromen.”
De pedagogische begeleiding krijgt inderdaad extra taken. Minister, ik hoop dat we uitvoering geven aan de evaluatie van de pedagogische begeleidingsdiensten. Vanuit de klassen en de scholen – onderwijs gebeurt in de klas en in de school – komt de vraag om gerichte en werkbare ondersteuning te krijgen in de klas. De pedagogische begeleiding moet daarop inzetten. We moeten ze uit Brussel en uit de provinciale centra krijgen, en in de school en de klas, zodat leerkrachten echt voelen dat ze worden ondersteund en begeleid bij de noden die ze ervaren. (Applaus bij de N-VA)
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, het is in het leven en zeker in de politiek belangrijk om nu en dan een bijtertje te zijn, los van wat er in uw verslag staat.
Ik wil alle collega’s bedanken voor de goede samenwerking, refererend aan wat de heer De Meyer zei in zijn toespraak. Het ontwerp van decreet is op tijd ingediend, maar dat het op tijd zal worden gestemd, heeft ook veel te maken met de manier waarop er met de amendementen is omgegaan en de manier waarop de oppositie en de meerderheid elkaar hebben gevonden in het belang van het kind. Ik heb dat vaak horen zeggen in het laatste half uur, maar dat is het uitgangspunt geweest voor iedereen. Mijn appreciatie aan alle parlementsleden die daaraan hebben meegewerkt.
Mijnheer De Ro, dat protocol is er inderdaad. Dat kan ik hier bevestigen. Ik kan het ook bezorgen, maar ik heb het nu niet bij. U had me gevraagd om dat te regelen tegen de plenaire vergadering, en ik probeer te draaien op verzoek.
Dan is er het punt van het verslag en het gemotiveerd verslag. De juridische check is gebeurd: dat is oké. Diverse leden hebben opmerkingen gemaakt over de privacy. Er is aan de ene kant de opmerking van de kinderrechtencommissaris richting ouders en aan de andere kant de vraag of dit zomaar kan en waarover het gaat. Veel leden hebben daarop geantwoord. Het is zo dat wij uiteraard nog uitvoering moeten geven aan het amendement over het doorgeven van de verslagen. Het spreekt dus vanzelf dat we ervoor zullen zorgen, zoals we dat ook met veel andere dingen doen, dat we ter zake zelfs de Privacycommissie zullen bevragen. Het is echter natuurlijk van belang dat dit nu is geregeld in het decreet, en ik kan alle andere zaken meenemen in het uitvoeringsbesluit. Aangezien het doorgeven decretaal is geregeld, is er zeker geen juridisch probleem. Het gaat hier over het verslag en het gemotiveerd verslag, maar niet over alle mogelijke verhalen die daarrond zouden kunnen staan. Diverse leden hebben dat ook benadrukt. Men kan alles van twee kanten bekijken, maar het enige dat heeft geleid tot het voorstellen van dit amendement, lijkt me het belang van het kind te zijn geweest. Daar is natuurlijk altijd een afweging over te maken: wat is een nieuwe start en wat is het belang van het kind dat overweegt? Ik denk echter dat we dat op die manier goed regelen.
Wat de planlast en de CLB’s betreft, heb ik eigenlijk een beetje een dubbel gevoel bij opmerkingen. We hebben immers net veel vrijheid gelaten om het sjabloon op te maken. U weet dat de koepels daar ook verantwoordelijk voor zijn. Men heeft van de gelegenheid gebruikgemaakt om de vele andere verslagen die vroeger bestonden, nu in één geïntegreerd verslag onder te brengen. Ik vind dat au fond een zeer goede zaak. Mevrouw Meuleman, ik heb echter ook de opdracht gegeven om in oktober een en ander op planlast te toetsen. Ik vind het ook wel cruciaal dat papier nooit een hinderpaal mag zijn om kinderen te helpen. Ik heb dat ook aan de CLB’s zelf gezegd. De CLB’s willen het eerste aanspreekpunt zijn voor die kinderen. Vinden ze dat er te veel papier is, dan zullen we die papierberg verminderen, maar dat mag nooit, nooit een argument zijn om te zeggen dat men niet meer het eerste aanspreekpunt kan zijn voor kinderen. Ik vind het terecht dat ze dat zijn, maar dat is dan ook de allergrootste prioriteit.
Ik denk hiermee de meeste vragen te hebben beantwoord. Er waren nog een aantal zorgen. Wat de pedagogische begeleidingsdiensten, de evaluatie en zo betreft, dat is evident. Ik heb me ook al geëngageerd ter zake. Voor de rest hebben parlementsleden ook heel veel gestelde vragen zelf beantwoord. Er zijn ook heel veel zaken aan bod gekomen in de parlementaire bespreking. Voorzitter, ik denk dus dat mijn antwoord bij dezen kan volstaan.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2014-15, nr. 325/4)
– De artikelen I.1 tot en met VII.38 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.