Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het uitwerken van een beleid rond werkbaar werk op Vlaams niveau
Actuele vraag over werkbaar werk op Vlaams niveau
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, het debat over werkbaar werk is bijzonder actueel. Op verschillende fora wordt erover gediscussieerd en we zijn we daar bijzonder tevreden over, want elke stap richting meer werkbare jobs is er een die we toejuichen.
De toestand is bijzonder ernstig. Elke drie jaar ondervraagt de Stichting Innovatie & Arbeid werknemers over de mate waarin ze zich hun job de komende jaren blijven zien doen. Minder dan de helft antwoordt daarop positief. Bijna een op vijf antwoordt dat ze op meerdere criteria van stress, slechte combinatie privé-arbeid, leermogelijkheden en motivatie, een aanvaardbare job hebben. Een op vijf zit dus echt wel met een probleem op zijn werk. Deze week nog publiceerde de Stichting Innovatie & Arbeid een resultaat waaruit bleek dat 35 procent van de mensen zegt dat ze hun job niet zullen volhouden tot aan hun pensioen. Als je gaat kijken naar stressvolle jobs, zegt amper een derde dat ze dat wel zullen kunnen doen. Twee derde zegt dus dat ze zich die job niet zien doen tot aan hun pensioen.
Dan kunnen we hier grote theorieën opzetten over langer werken, over structureel de arbeidsmarkt versterken voor oudere werkenden, maar als mensen de job niet aankunnen, dan is dat – met alle respect – praat voor de vaak en zullen mensen terechtkomen in de werkloosheid. We weten wat de kansen op de arbeidsmarkt jammer genoeg nog altijd zijn voor oudere werkenden. Minister, wat zult u als Vlaams minister van Werk doen om dat debat inzake werkbaar werk vanuit Vlaanderen te stofferen? Het is onze stellige overtuiging dat u een aantal middelen hebt. Hoe zult u die concreet inzetten? Wat is uw inbreng in het debat over werkbaar werk? Wat doet u om in Vlaanderen meer werkbare jobs te creëren?
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, op het federale niveau heeft de regering het debat op gang geschoten. Er is de verhoging van de pensioenleeftijd tot 67 jaar, wat wellicht een aantal mensen voor een aantal uitdagingen zal plaatsen. Mensen worden ouder en gaan langer aan de slag. De vraag rijst of iemand heel zijn leven dezelfde job moet blijven doen. Specialisten zeggen dat dit niet hoeft, dat jobs flexibeler worden en dat mensen in hun loopbaan tijd willen kunnen inschakelen voor familiale of verrijkende bezigheden. Ze willen zich misschien hervormen na een tijd. Enfin, er is nood aan flexibiliteit en maatwerk. Alleen is dat niet altijd evident. Daar is soms wat twijfel over. Dat is een van de elementen dat in het debat moeten worden meegenomen.
Uiteraard moet het begrip ‘werkbaar werk’ invulling krijgen. Vooralsnog is het een beetje een slogan. Iedereen haakt er dan een waslijst aan elementen en initiatieven aan vast. Ik doe een warme oproep om ervoor te zorgen dat dit concreet wordt. Mensen thuis moeten begrijpen waar niet alleen de Federale maar ook de Vlaamse Regering werk van maakt, om het zo te zeggen.
Vlaanderen heeft daarbij een aantal instrumenten, zoals de doelgroepkorting, de begeleiding van werkzoekenden en zeker ook van werkzoekenden boven 50 en 55 jaar, en de loopbaancheques. Dat is een nobel initiatief, dat helaas zeer weinig mensen boven 50 jaar bereikt, namelijk 8 procent. Boven 55 jaar is dat maar 4 procent. Er zijn ook de werkervaringsfondsen, iets zeer interessants. U zult er ons ongetwijfeld nog meer over vertellen.
Minister, u hebt al aangekondigd dat u die werkervaringsfondsen – eigenlijk is dat een tegemoetkoming voor werkgevers die het werk op de werkvloer aanpassen zodat iets oudere werknemers er met meer plezier en comfort kunnen blijven werken – zou inschakelen in loopbaanplannen. Dan komen we bij maatwerk in werk.
Minister, welke instrumenten zult u inschakelen om ervoor te zorgen dat iemands job op termijn een job op maat zal zijn en niet meer een statisch, rigide gegeven? (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik ben de derde persoon op rij die het heeft over werkbaar werk. Dat geeft toch wel aan dat het een belangrijk thema is. Federaal minister Peeters heeft gisteren een rondetafelconferentie georganiseerd waarop 65 personen aanwezig waren. Met werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties wil hij werkbaar werk invullen. Hij heeft de sociale partners de tijd gegeven om een concreet voorstel te doen.
Voorafgaand was er een voorstel van resolutie van de N-VA en Open Vld. Ik was verbaasd toen ik het voorstel van resolutie las van de N-VA, omdat er drie thema’s in staan waarin de federale N-VA vraagt dat de Federale Regering een initiatief neemt. Ten eerste gaat het over opleiding en ontwikkeling, wat een Vlaamse bevoegdheid is, en waarvoor wij dus een initiatief moeten nemen. U hebt aangekondigd dat er een hervorming komt van de opleidingsincentives. Dat is belangrijk.
Het tweede punt is de sensibilisering over die problematiek. Ook dat is duidelijk een Vlaamse bevoegdheid. We hebben daarvoor ‘De juiste stoel’. Dat is een instrument dat zeker navolging kan krijgen of verder kan worden uitgebouwd.
Het derde punt ging over pilootprojecten op sectorniveau. Sorry, minister, maar dat hebben wij ook. Zeker het ervaringsfonds zet daarop in, om op sectorniveau positieve voorstellen uit te werken. We hebben dus eigenlijk heel veel mogelijkheden. Ook op het Vlaamse niveau moeten we een dergelijke oefening doen. Wij vinden het dus belangrijk dat de sociale partners daarin worden betrokken.
Minister, op welke manier gaat u dat doen? Gaat u de goede instrumenten die Vlaanderen heeft, verder op elkaar afstemmen? Wat is de timing?
Minister Muyters heeft het woord.
Het is goed om vooraf te zeggen wat we onder dit containerbegrip wel en niet verstaan. Voor mij is de essentie dat iedereen zo veel mogelijk fluitend naar zijn werk kan gaan. Dat wil zeggen: met goesting, met competentie en talent de juiste job doen waarvoor hij of zij geschikt is. Dat je kunt doen wat je graag doet, met de competenties en talenten die je hebt. Jobs zijn meer op maat van het individu. En het evolueert in tijd. Wat je op je twintigste graag doet en goed kunt, is iets anders dan wat je op je vijftigste graag doet en goed kunt. Je doet niet dezelfde job heel je leven lang. Dat is een zeer belangrijk element.
Dit spoort helemaal met het beleid dat Vlaanderen al enkele jaren voert naar werkgevers en werknemers. U verwijst naar 50-plussers, maar voor mij mag dat voor iedereen gelden. Iemand die in 2009 werkloos werd op zijn 52e, werd niet meer begeleid naar een nieuwe job. Dat hebben we nu opgetrokken naar 60 en we gaan dat verder naar minimum 65 optrekken.
Jullie hebben alle drie acties die we in Vlaanderen doen, sterk belicht. Ik dank jullie daarvoor. De sensibilisering met ‘De juiste stoel’ beoogt dat mensen op elk moment van hun leven op de juiste stoel zitten. Het is een actie naar werkgevers en werknemers. Ook ‘Fluitend naar je werk’ was een sensibiliseringsactie. In Vlaanderen proberen we in de sectorale plannen het werkbaar werk, ook voor ouderen, talent en competenties in te schuiven. We hebben dat de voorbije twee jaar in negentien sectorplannen uitgewerkt.
Ook loopbaancheques zijn een zeer goed initiatief. 23.000 mensen hebben in de afgelopen twee jaar met professionele hulp nagedacht over wat ze in de toekomst gaan doen. Je moet immers niet op 50 jaar nadenken over wat je tot je 65e gaat doen: je mag daar ook al vroeger over nadenken. U hebt ook gesproken over ons doelgroepenbeleid. We hebben dat duidelijk gericht op die groepen die dit nodig hebben om een langere loopbaan te doen.
Jullie zijn er misschien nog een paar vergeten. Ik noem er nog drie. Het eerste is Competent: door te matchen op basis van talent en competenties, en niet alleen op basis van cv en diploma, geeft de VDAB zeker mensen meer kans om de juiste job te vinden. Als een automobielbedrijf in Vlaanderen sluit, kunnen die mensen zo ook met hun talent en competenties in een andere sector aan bod komen. Dat is zo uniek dat we dat instrument ook vlot aan het verkopen zijn in het buitenland.
Ik wil ook de toolbox Talentontwikkelaar aanraden. Ga eens kijken op de website naar die toolbox: daar staat te lezen wat een werkgever allemaal kan doen om mensen ook langer in een job te houden, of hun een aangepaste job te geven. Jullie vragen me of we de werkgevers ergens kunnen helpen bij een beter personeelsbeleid. Ik kijk dan naar mijn andere bevoegdheid, Economie. Bij de kmo-portefeuille is een van de eerste dingen waarvoor men kmo-steun kan krijgen, het kwalitatief verbeteren van zijn humanresourcesbeleid.
Een aantal instrumenten ben ik ook nog aan het hervormen, absoluut. Men had het over de opleidingscheque. Ter zake is de vraag inderdaad gesteld aan de sociale partners of we alles met betrekking tot opleiding kunnen versterken en efficiënter maken. Ik wacht nog op het antwoord van de sociale partners. Er was sprake van het Ervaringsfonds. Ik ga dat nu laten zoals het is, maar misschien kunnen we dat ook nog efficiënter maken door het echt in te kantelen in ons competentiebeleid. In afwachting dat we goed weten wat we moeten doen, behoud ik echter het systeem zoals dat vandaag is, want dat heeft wel een aantal voordelen.
Er is eigenlijk toch een breed draagvlak in Vlaanderen voor ons competentie- en loopbaanbeleid. Niet alleen de vorige Vlaamse Regering, maar ook de huidige ondersteunt dat loopbaanbeleid, dat competentiebeleid, dat inzetten op talent en competenties, en ook de Vlaamse sociale partners, waarmee ik een loopbaanakkoord heb gesloten. Wat ik ondervind, met alles wat we doen en aan het hervormen zijn, is dat dit beleid nog niet wordt ondersteund door, bijvoorbeeld, het federaal arbeidsrecht en het federaal pensioenrecht. Die zijn eigenlijk gericht op een andere filosofie, bijvoorbeeld van het zo lang mogelijk bij dezelfde werkgever of in eenzelfde job blijven. U vraagt wat ik zal doen. Ik denk dat we in Vlaanderen verder zullen inzetten op dat competentie- en loopbaanbeleid, zoals we bezig zijn, in nauw overleg met die Vlaamse sociale partners, maar ik ben echt vol verwachting als het gaat over wat mijn federale collega, minister Peeters, zal doen, samen met die sociale partners, die blijkbaar bilateraal mogen onderhandelen tot november. Wat zullen ze kunnen doen om vanuit een copernicaans denken ons Vlaams beleid te kunnen ondersteunen?
Mijnheer Van Malderen, komt u fluitend naar het parlement?
In elk geval zeer gemotiveerd, ook om de minister vragen te stellen, niet over wat hij allemaal al deed of doet, maar vooral de vraag: doet hij wat nodig is om het verschil te maken? Dat was eigenlijk vooral de insteek van onze vraag. Aan de hand van allerlei enquêtes stellen we vast dat die stress, die werkdruk, het uitvallen van mensen niet afneemt, integendeel. We hebben heel lang heel sterk ingezet op mensen leren omgaan met die toegenomen werkdruk. Geef mensen wat meer vrijheid. Dat is goed. Dat is nodig. Het blijkt echter niet afdoend te zijn. Uit diezelfde enquête van Innovatie & Arbeid blijkt dat men in die bedrijven die inzetten op die grotere flexibiliteit en die grotere vrijheid, wel de bereidheid om langer te werken ziet toenemen, maar lang niet zoveel als in die bedrijven en die sectoren waar mensen een ontspannen job hebben. Minister, het moet dus uw streven zijn, van u en van ons allen, om ervoor te zorgen dat we veel meer van die ontspannen jobs hebben, waar mensen fluitend naartoe gaan. Gaat u daarop inzetten en wat gaat u concreet doen? Ik heb genoteerd dat u het Ervaringsfonds continueert. Over thuiswerken vind ik echter bijvoorbeeld niets terug. Gaat u ter zake ook daadwerkelijk aan de slag?
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is duidelijk dat een aantal instrumenten in werking zijn, en ook al een aantal resultaten opleveren. Het is ook heel duidelijk dat het nog niet voldoende is. Dat heeft niet alleen met de Vlaamse overheid te maken, maar ook met de federale. U hebt dat aangehaald. Dat is natuurlijk ook de reden waarom het debat nu is losgebarsten.
Mijn punt bestaat erin vooral een aantal goede ervaringen en objectieve evaluaties met ons eigen instrumentarium mee te nemen en ervoor te zorgen dat men op het federale niveau weet waar u mee bezig bent. Het zou zonde zijn als men vanuit een heel andere invalshoek komt aanzetten met een reeks initiatieven en instrumenten die niet naadloos aansluiten op de uwe. Het is duidelijk: werk behelst de hele leefwereld van een mens, en alleen opleiding of begeleiding bij het aanvatten van een job volstaan niet. Het betreft een totaaltraject dat een totaalaanpak vereist.
Ik doe dus een warme oproep om met de federale collega’s nauw te blijven overleggen. In concreto wil ik mijn ongeduld om het Werkervaringsfonds in te kantelen in het loopbaanbeleid – in het kader van een mooie integrale benadering – nog even in bedwang houden, en ik stel voor om daarmee te wachten tot we in september de resultaten hebben.
Minister, u zegt dat u veel doet. En dat is ook zo. Het is een Vlaamse bevoegdheid, en u moet dat ook doen. Maakt u de federale volksvertegenwoordigers van de N-VA duidelijk dat wij op dat vlak onze verantwoordelijkheden opnemen. De Federale Regering heeft haar eigen bevoegdheden.
Het zou goed zijn als we duidelijk zouden kunnen maken op welke manier we een goed werkgelegenheidsbeleid voeren. Want dat doen we ook, daarvan ben ik echt overtuigd. Ik ben er ook van overtuigd dat er aanpassingen moeten gebeuren aan de federale maatregelen.
Voorts ben ik ervan overtuigd dat we onze eigen maatregelen beter moeten stroomlijnen. Vandaag zeggen dat we goed bezig zijn, volstaat niet. Verder stroomlijnen, zodat het voor de mensen erg duidelijk wordt wat men in de loop van zijn loopbaan kan, moet gebeuren. Ik denk dat er op dat vlak nog werk aan de winkel is.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik sluit me graag aan bij de vragen van de collega’s, want ze zijn terecht. Er zijn cijfers aangehaald. Ik voeg er nog eentje aan toe. De Werkbaarheidsmonitor van de SERV berekent het aandeel van werkbare jobs. Sinds 2007 blijft het aandeel stabiel, op 54 procent. Het probleem is niet nieuw, het sleept al langer aan. Er is al een vraag gesteld over instrumenten.
Zelf heb ik een concrete vraag. Als minister hebt u de mogelijkheid om te investeren in een instrument dat het individueel werkvermogen van werknemers in kaart brengt, zodat men via maatwerk hun situatie kan verbeteren. Er bestaat een voorbeeld uit het verleden: de workability index, die al terug was afgevoerd vooraleer hij was ingevoerd. Dit is mijn vraag: zult u werk maken van een soortgelijk instrument, ja of neen? En zo neen, waarom niet?
De heer Hofkens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, onze partij heeft vorige week met een uitgebreid programma over werkbaar werk het onderwerp hoog op de agenda geplaatst. Ik ben erg blij dat u vanuit Vlaanderen die voortrekkersrol zult blijven vervullen. We hopen dat u daarbij niet enkel aandacht hebt voor werkbaar werk, maar ook voor werkbaar ondernemerschap. Het is een en-enverhaal waar twee partijen bij zijn betrokken.
Twee collega’s verwezen naar het Werkervaringsfonds. Het is op 1 april als een lege doos, zonder financiële middelen, naar Vlaanderen overgekomen. Enkele weken geleden zei u in de commissie dat u ten minste de lopende projecten zult financieren, ondanks de financieel krappe tijden. Bij deze wens ik u daarvoor te feliciteren. Op die manier neemt u een concreet initiatief en slaat u de hand aan de ploeg. U hebt niet enkel grote intenties en plannen, maar onderneemt concrete acties en zorgt voor de middelen die in het kader van de staatshervorming niet zijn meegekomen.
Mijnheer Hofkens, uiteraard begrijp ik dat werkbaar werk zowel voor de werknemer als voor de werkgever werkbaar moet zijn. Het gaat steeds om één bedrijf, en niet om een bedrijf voor de werknemers en eentje voor de werkgever. Als de wetgeving het toelaat, kunnen beiden winnen.
Mijnheer Annouri, u had het over de workability index. We hebben daaraan gewerkt. Wegens de administratieve lasten, de conceptuele onduidelijkheden en vooral het totaal gebrek aan draagvlak bij de Vlaamse sociale partners ervoor – en op hun vraag – heb ik daar geen werk meer van gemaakt.
Mijnheer Van Malderen, u vindt dat we het verschil moeten maken. Uit de cijfers blijkt echter dat er duidelijk een verschil wordt gemaakt. De werkzaamheidsgraad van de 50-plussers is tussen 2008 en 2014 van 49 procent tot 58 procent gestegen. Ook voor de 55-plussers bedraagt de stijging tussen 2008 en 2014 10 procent. We zijn op weg. Dat het werk al voltooid zou zijn, heb ik nooit beweerd.
Mevrouw Claes, ik werk al vijf jaar aan de stroomlijning. De hervorming van de loopbaancheques, de hervorming van de opleidingscheques, de beperkte inzet van de doelgroepen en alle andere aspecten van de sectorale plannen vertrekken steeds vanuit de filosofie dat we talent, competentie en maatwerk moeten trachten te realiseren. Dat is de basisfilosofie. Al wat we de voorbije vijf jaar, onder meer in de commissie Werk, samen hebben kunnen doen, gaat in die richting. Ik zal hier verder op blijven inzetten. Soms is daar wat tijd voor nodig. Veel bestaande situaties zijn voor mensen gewoontes die niet op een jaar kunnen worden veranderd.
Wat de overgehevelde nieuwe instrumenten betreft, ben ik het er helemaal mee eens dat we die instrumenten volgens die filosofie moeten proberen opnieuw in te schakelen. Ik ben uiteraard steeds bereid te evalueren en na te gaan waar verbeteringen mogelijk zijn. Het beleid moet, net zoals een loopbaan, niet stilstaan. Ik ben hiertoe bereid.
Ik ben het ermee eens dat we moeten nagaan hoe de federale maatregelen op het Vlaams beleid kunnen aansluiten. Ik ga ervan uit dat minister Peeters, die goed weet wat ik de afgelopen vijf jaar binnen het beleidsdomein Werk heb gedaan en nu nog doe, hiermee rekening zal houden. Dat is immers in essentie niet veranderd.
Wat de federale ministers van de N-VA betreft, moet ik eerlijk zeggen dat ik de door hen geformuleerde voorstellen heb bekeken. Ik zie dat de meeste voorstellen betrekking hebben op de federale bevoegdheden. Soms zijn die voorstellen wat beter gekaderd.
Mevrouw Claes, sensibilisering mag en kan op alle bestuursniveaus. Dat spreekt voor zich. Met betrekking tot nieuwe maatregelen op het vlak van de arbeidswetgeving zal ik niet tot sensibilisering overgaan. Ik zal geen sensibilisering organiseren met betrekking tot de verhoging van de pensioenleeftijd of de pensioenwetgeving. Dat zijn federale materies. Ik ben er helemaal van overtuigd dat sensibilisering op alle bestuursniveaus kan en moet. Ten aanzien van mijn eigen instrumenten zal ik dat op mijn eigen bestuursniveaus zeker blijven doen.
Voor het overige is er veel werk aan de winkel. We blijven verder inzetten op talent, competentiebeleid en maatwerk. We doen dat al jaren. Ik hoop echt dat we de steun van een gemoderniseerd arbeidsrecht zullen krijgen om dit nog beter in de praktijk te kunnen brengen.
Minister, alvorens ons op de borst te kloppen naar aanleiding van de cijfers betreffende de toegenomen arbeidsdeelname van 50-plussers en 55-plussers, moeten we misschien ook eens kijken naar het succes van onze begeleiding. Ik heb hierover een schriftelijke vraag gesteld. Uit het antwoord blijkt dat een derde van de 55-plussers een tot twee vacatures per jaar aangeboden krijgt. Voor we ons op de borst kloppen, moeten we hier ook zorg voor dragen.
In feite zijn het niet uw uitspraken, maar de uitspraken van de heer Hofkens waar ik me zorgen om maak. Eigenlijk was ik gerustgesteld. Over het Ervaringsfonds hebt u verklaard dat we in de sectoren en de bedrijven aan de slag zullen gaan om zaken aan te passen. Dit moet het mensen mogelijk maken langer te blijven werken. Het gaat hier om goede, vruchtbare projecten die u wilt continueren. Nu ik de heer Hofkens heb gehoord, blijkt dat mijn gerustheid voorbarig was. Nu maak ik me grote zorgen. Ik bezweer u om die middelen te behouden en, indien nodig, te versterken. Luister voor een keer naar ons en niet naar de heer Hofkens. (Applaus bij sp.a)
Minister, er staat zeker al goed werk op stapel dat we, zoals u het mooi hebt geformuleerd, moeten continueren. U moet echter rekening houden met de roep om een flexibeler loopbaan. Het maatwerk, waarover we het duidelijk eens zijn, is bij uitstek wat werk werkbaar maakt. Dit dient zich nu aan voor de mensen die nu aan de slag gaan en nu loopbaankeuzes moeten maken. U hebt niet zo veel tijd als u misschien zou willen.
De werkgever en de werknemer zijn tijgers in strooien kooien. Ze kunnen zeer veel, maar er is koudwatervrees om van de door u aangehaalde win-winsituatie te profiteren. Als die win-winsituatie zo evident was, zou het eigenlijk allemaal vanzelf gebeuren.
Vandaar de oproep om zeker en vast op het maatwerk, op het ontketenen van arbeid in te zetten, zodat iedereen het werk kan doen dat hij graag doet, fluitend naar het werk komt, vol enthousiasme en liefst aangepast aan het voortschrijdend inzicht. (Applaus bij Open Vld en CD&V)
Minister, de antwoorden die u hebt gegeven en het kleine debat dat hier is geweest, tonen aan dat het een belangrijk thema is, dat zich nu aandient, een containerthema eigenlijk, zeker als je alle instrumenten die er al in zitten, op een rij ziet staan. Dat is toch wel indrukwekkend. Het is vooral belangrijk om op maat van mensen, heel individueel, te werken, zodat men ook begrijpt welke keuzes men heeft. Dan zien we ook wel dat er een heel groot verschil is in wie deelneemt aan die programma’s, tussen hooggeschoolden en laaggeschoolden, tussen mensen die handenarbeid doen en mensen die hoofdarbeid doen. Zeker bij de groep van laaggeschoolde handenarbeiders moeten we een tandje bij steken. (Applaus bij CD&V en Open Vld)
De actuele vragen zijn afgehandeld.