Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Neen, collega’s, ik heb geen plannen in die richting.
Minister, voorzitter, in recente persberichten hebben we een alarmbel horen rinkelen over de nieuwe ronde subsidies voor kinderopvang. U reageerde in diezelfde pers niet echt geruststellend, naar mijn mening. U liet uitschijnen dat Antwerpen wel degelijk de Barcelonanorm zou halen.
De Barcelonanorm staat voor het aantal plaatsen per honderd kinderen. Heel concreet zijn dat 33 plaatsen per honderd kinderen. Als men die invult met de kindplaatsratio, die ervan uitgaat dat er meerdere kinderen per plaats kunnen worden geplaatst af en toe, dan komt men op een andere interpretatie uit. U weet zeer goed, minister: als we die kindplaatsratio hanteren, voldoen bijna alle steden en gemeenten daaraan.
U antwoordde op een schriftelijke vraag dat slechts elf steden en gemeenten de norm nog niet halen met die nieuwe interpretatie. Ik hoop dat dit u niet tot de conclusie brengt dat er in Vlaanderen nergens een probleem is. In uw antwoord op een andere schriftelijke vraag kondigde u aan dat u de programmatienorm die gehanteerd zou worden bij de nieuwe subsidieronde, zou herbekijken en aanpassen. Dat in combinatie met bovenstaande, is niet echt geruststellend waar de noden het hoogst zijn.
Minister, hoe wilt u in de nieuwe subsidieronde voor kinderopvang de verdeling doorvoeren vertrekkend vanuit een visie die de middelen doet terechtkomen bij de steden en gemeenten die ze het meest nodig hebben?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, ik zou niet durven beweren dat er geen gemeenten zijn die nood hebben aan bijkomende kinderopvang, laat staan dat ik dat zou denken over de stad Antwerpen, waar het stadsbestuur trouwens heel wat inspanningen levert, in heel innovatieve initiatieven overigens.
De situatie is de volgende. Voor het reces zal Kind en Gezin de oproep lanceren voor het uitbreidingsbeleid. We gaan die middelen verdelen over de drie trappen van de kinderopvang. Dat is belangrijk. We moeten een beetje investeren in de initiatieven van de eerste trap, waar het tarief vrij is, in de inkomensgerelateerde capaciteit en in trap drie, de kinderopvang die zich richt tot de meest kwetsbare groepen.
Het zal dus ook moeten worden geprioriteerd in functie van de noden. Wij gebruiken daarvoor geen programmatienormen, maar een aantal criteria om de verdeling van de middelen mogelijk te maken. Tot nu toe is altijd uitgegaan van een aantal wetenschappelijke indicatoren die op basis van analyses en studies aangeven waar de nood het hoogst is. We hebben tot nu toe altijd voor Antwerpen, Gent en Brussel een voorafname gedaan. We hebben dan de middelen verdeeld aan de hand van die criteria.
Wat de Barcelonanorm betreft, is de kindratio absoluut geen nieuwigheid. Het is het mechanisme dat we gebruiken. Er is op zichzelf absoluut geen probleem met de vaststelling dat een stad of een regio boven de Barcelonanorm zit. Vlaanderen zit boven de Barcelonanorm, maar het is absoluut geen criterium voor ons om te zeggen of er ergens een prioriteit is of niet. De doelstelling van het decreet is tegen 2016 vijftig op honderd. Het gaat er dus niet over of men er net boven zit en dan niet meer kan worden geprioriteerd. Antwerpen zit op 36 procent, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op 47 procent en Gent op 62 procent.
We gaan de ronde opnieuw doen. De wetenschappelijk onderbouwde criteria die we tot nu toe hebben gebruikt, zijn het aantal kinderen onder 3 jaar, de verhouding werkende-werkzoekende ouders en het aantal eenoudergezinnen. Dat zijn de criteria die tot nu toe de verdeling en de prioritering hebben onderbouwd.
Er zal nog overleg zijn. We zullen ook de schepen van Antwerpen horen. In de loop van de volgende weken mag u van Kind en Gezin een oproep verwachten waarin dit verdelingsmechanisme en de modaliteiten ervan zullen worden bekendgemaakt.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het is positief dat u erkent dat Antwerpen een probleem heeft, want het artikel liet anders uitschijnen. Het is ook positief dat u zegt dat de voorafname op zich een goede zaak is. Toch blijf ik wat op mijn honger zitten over die criteria.
U zegt dat er een voorafname komt en dat u de criteria zult herbekijken, maar dat is – en laat me duidelijk zijn – onvoldoende. Dat is onvoldoende. Welke norm men ook hanteert – of men nu 33 handhaaft of 50 of een kindplaatsratio –, het zullen steeds dezelfde steden en gemeenten zijn die de rode lantaarn dragen. Dat verandert niet naargelang de berekeningswijze.
Mijn vraag blijft dus – en ik hoop dat u er in het komende overleg rekening mee zult houden –: zult u ervoor zorgen dat de middelen zullen gaan naar die steden die de hoogste noden hebben, zeker als we kijken naar de absolute cijfers: 1290 volgens de 33 procent of meer dan 5000 volgens de 50 procent die we toch willen in 2016?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Het siert mevrouw De Ridder dat ze voor bijkomende middelen voor kinderopvang in haar stad pleit. Mocht je de vraag stellen, zou ongeveer iedereen zich aansluiten, want er zijn overal tekorten.
Dat noopt ons ertoe dat zogenaamde uitbreidingsbudget toch wel eens tegen het licht te houden. Op papier gaat het over 20 miljoen euro: 10 miljoen euro voor de compensatie van besparingen, 7 miljoen euro voor een cao. Het Rekenhof zegt dat amper 1,3 miljoen euro rechtstreeks naar bijkomende plaatsen gaat. Die moeten nog eens worden verdeeld over drie trappen, waarvan we de verdeling vandaag, midden 2015, nog altijd niet kennen. Dat maakt uw vraag, mevrouw De Ridder, bijzonder virtueel.
Minister, gaat u nu eindelijk eens duidelijkheid scheppen over die verdeling? Gaat u ons nu eindelijk eens zeggen hoeveel plaatsen we waar zullen zien bijkomen? Ondergaat u gelaten dat die tekorten in Vlaanderen gewoon blijven bestaan?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Mevrouw De Ridder, u hebt het heel goed samengevat: het is onvoldoende. Dat loopt de oppositie al een hele tijd te zeggen. Groen zegt al lang dat er te weinig budget is voor kinderopvang en dat er geen ruimte is voor uitbreiding. Dat is een probleem in Antwerpen, absoluut. Het is ook een probleem in Gent, in Brussel, in heel veel steden en gemeenten. Maar u hebt die begroting mee goedgekeurd en ik vind uw vraag daarom op het cynische af.
Minister Vandeurzen, u zegt dat het geld eindelijk wordt verdeeld, want er is een klein budget uitgetrokken. Welk bedrag gaat naar kinderopvang? We zijn midden 2015. We stellen die vraag over de begroting al een half jaar. Welk budget trekt u uit voor extra kinderopvang? Hoeveel plaatsen zullen er bij komen? Want het afgelopen jaar zijn er 270 plekjes bij gekomen in Vlaanderen, en dat zijn er veel te weinig. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dat er noden zijn, is alom bekend. Dat er een uitbreidingsbeleid en bijkomende middelen voor zijn, is ook bekend. Voor ons is het van belang dat de uitbreiding de verschillende functies van kinderopvang, zoals bepaald in het decreet, kan waarmaken. De uitbreidingen gebeuren dus op de verschillende trappen die het decreet kent. En dan moet er worden geobjectiveerd. Dat is de logica zelve. Minister, kunt u meer informatie geven met betrekking tot die verschillende trappen? U zegt dat er een uitbreiding komt op de verschillende trappen. Is dat momenteel vastgesteld of niet?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is duidelijk dat er overal een opvangtekort is in heel Vlaanderen. De grootsteden Antwerpen, Gent en Brussel staan inderdaad voor een bijzonder grote uitdaging, maar zij kennen ook voorafnames. Antwerpen krijgt steeds de grootste voorafname. Er zijn ook de centrumsteden, kleinere steden en landelijke gebieden die met een tekort kampen. Ik vraag bijzondere aandacht voor de grootsteden, maar toch ook om op een evenwichtige manier rekening te houden met de noden in de centrumsteden, kleinere steden en de landelijke gemeenten. Dat is voor u misschien de parking van Antwerpen, maar voor mij niet.
Collega’s, we gaan proberen de oproep vanuit Kind en Gezin te laten vertrekken voor het reces. Ik geef de redenering om het op de drie trappen in te zetten, mevrouw Schryvers. Stel dat er in een bepaalde regio discussie is over inkomensgerelateerde opvangplaatsen versus de vrije tarifering van trap één. Je moet zorgen dat je het commerciële element niet nog meer doorslag geeft. Het is nu al voor een aantal mensen niet zo simpel. Die dingen moeten we in rekening brengen als we de verdeling doen. Bij trap één denk je aan een verhoging van de forfaits, of meer mensen die een forfait kunnen krijgen. In trap twee gaat het aantal IKG-plaatsen omhoog. In trap drie is het een werkingsmiddel extra, een surplus.
We proberen dat te objectiveren inderdaad. Het is belangrijk dat we dat doen. Mijnheer Van Malderen, ik herhaal iets dat we al verschillende keren hebben besproken. Ik heb altijd gezegd dat we het beschikbare budget, 20 miljoen euro in 2015, voor een stuk zouden moeten gebruiken om een eerste stap te zetten in het gelijkschakelen van de arbeidsvoorwaarden van de zelfstandige sector met de vroeger als gesubsidieerde sector gekende initiatieven. Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad vooraleer die cao’s tot stand zijn gekomen. Ik neem aan dat u het met mij eens bent dat het niet valt vol te houden dat mensen met twee totaal verschillende arbeidsvoorwaarden in dezelfde sector werken. Een deel van de middelen moet gaan naar het gelijktrekken. Het saldo zal worden ingezet, en zal dus op kruissnelheid op het einde van het jaar het begrotingsdoel van 20 miljoen euro uitgave aan kinderopvang kunnen wettigen.
Dat is het kader, maar laten we geen Babylonische spraakverwarring organiseren over die Barcelonanorm. Vlaanderen doet het wat dat betreft erg goed, al zijn er regionale verschillen. Het is niet de Barcelonanorm die voor ons het doorslaggevende criterium is om te weten of überhaupt kan worden geprioriteerd. Ook onze drie grote steden zitten sowieso al boven die norm. Er zijn andere criteria om die prioriteringen te objectiveren.
Voor alle duidelijkheid, ik zie geen enkel kind in ‘parkingnormen’. Ik laat die woorden volledig voor uw rekening.
Ik kan enkel verwijzen naar de tabellen van Kind en Gezin, die voor iedereen raadpleegbaar zijn op de website. Zelfs voor de 50 procentnorm gaat het bij heel veel steden en gemeenten om tekorten van enkelen of tientallen. In Antwerpen worden we geconfronteerd met een getal van 5319 kinderen. Ik herhaal mijn pleidooi: laat de armoedecriteria niet achterwege. Kijk naar die grootstad die enorm kreunt onder bepaalde realiteiten waaraan we niet kunnen voorbijgaan met veel eenoudergezinnen met een verhoogd risico op armoede. Maak daar alstublieft de nodige middelen voor vrij. Antwerpen doet zeer veel, maar kan het niet alleen en rekent ook op Vlaanderen om daarin mee de nodige stappen te ondernemen.
De actuele vraag is afgehandeld.